5 juni
Achab en Izébel
Twee van de meest boosaardige mensen die ooit geleefd hebben, blijken ook nog eens met elkaar getrouwd te
zijn – koning Achab van Israël, die al eerder beschreven is als de slechtste koning die Israël ooit gehad heeft,
en zijn vrouw Izébel, wiens naam nog vele eeuwen later gebruikt zal worden om verraderlijke vrouwen mee aan
te duiden. Maar Achab laat nu één van zijn beste momenten zien, wanneer Israël wordt aangevallen door de
Syriërs van Aram onder leiding van Benhadad. In een poging om Achabs aandacht te krijgen geeft God hem de
overwinning, maar alleen om hem te berispen voor wat we een onkarakteristiek barmhartige daad van Achab
zouden kunnen noemen. Koning Josafat van Juda wordt ook terechtgewezen omdat hij een alliantie vormde
met zijn noordelijke broeders. Kennelijk is de les die we hieruit kunnen trekken dat God een strikte
gehoorzaamheid vereist, zelfs als bepaalde daden volgens menselijke begrippen volkomen gepast – en
misschien zelfs rechtvaardig – lijken. Maar God toont ook Zijn bereidheid om een berouwvolle koning Achab
snel te vergeven.
In Israël
1 Kon. 20:1 - Samaria (ca. 857 v.C.)
SYRIE BELEGT SAMARIA. Koning Benhadad van Syrië mobiliseerde zijn leger en begon, samen
met 32 bondgenoten en hun vele strijdwagens en paarden, Samaria, de hoofdstad van Israël, te
belegeren.
1 Kon. 20:2-12
ONDERHANDELINGEN MISLUKKEN. Hij stuurde de volgende boodschap de stad in voor koning
Achab van Israël: "Uw zilver en goud zijn van mij, evenals uw vrouwen en uw beste kinderen!"
"Goed, mijn heer", antwoordde koning Achab bang, "alles wat ik heb, is van u."
Benhadads boodschappers kwamen al snel weer terug met een andere boodschap: "U moet mij
niet alleen uw goud, zilver, vrouwen en kinderen geven. Morgen om deze tijd zal ik mijn mannen
sturen om het paleis en de huizen van uw onderdanen te doorzoeken en zij zullen alles
meenemen wat zij willen!"
Achab riep zijn adviseurs bij zich. "Kijk toch eens wat deze man doet", klaagde hij. "Hij zoekt
gewoon moeilijkheden, want ik heb hem mijn zilver, goud, vrouwen en kinderen al beloofd, zoals
hij eiste."
"U moet hem niets meer geven", adviseerden de leiders.
En daarom zei hij tegen de boodschappers van Benhadad: "Zeg tegen uw koning: 'Ik zal u alles
geven wat u de eerste keer vroeg, maar uw mannen mogen het paleis en de woningen van mijn
onderdanen niet doorzoeken." De boodschappers keerden met deze mededeling terug naar
Benhadad.
Toen stuurde de Syrische koning de volgende boodschap naar Achab: "Mogen de goden mij
meer aandoen dan ik u zal aandoen, als ik Samaria niet in een handvol stof zal veranderen."
De koning van Israël antwoordde daarop: "Verkoop de huid niet voor de beer geschoten is."
Dat antwoord bereikte Benhadad en de andere onderkoningen, terwijl zij in hun tenten zaten te
drinken. "Klaarmaken voor de aanval", brulde Benhadad zijn officieren toe.
1 Kon. 20:13,14
GOD STELT ACHAB GERUST. Toen kwam een profeet bij koning Achab en gaf hem de volgende
boodschap van de HERE: "Ziet u al deze vijandelijke troepen? Ik zal ze vandaag allemaal aan u
overleveren. Dan zult u eindelijk tot de ontdekking komen dat Ik de HERE ben."
Achab vroeg: "Hoe zal Hij dat doen?"
En de profeet antwoordde: "De HERE zegt: 'Door de troepen uit de provincies."
"Wie moet als eerste aanvallen?" wilde Achab weten.
"U", antwoordde de profeet.
1 Kon. 20:15-22
ACHAB VERSLAAT SYRIERS. Daarop liet Achab zijn mannen tellen. De troepen uit de provincies
waren 232 man in totaal en de rest van zijn leger omvatte 7000 man. Rond de middag, toen
Benhadad en zijn 32 bondgenoten nog druk bezig waren zich te bedrinken, verlieten de eerste
troepen van Achab de stad.
Toen zij naderden, rapporteerden Benhadads uitkijkposten hem: "Er naderen troepen uit
Samaria."
"Neem ze gevangen", beval Benhadad, "ongeacht of zij met vreedzame of oorlogzuchtige
bedoelingen zijn gekomen."
Ondertussen volgde Achabs hele leger de eerste troepen. Iedere man doodde een Syrische
soldaat en plotseling raakte het hele Syrische leger in paniek en sloeg op de vlucht. De
Israëlieten zetten de achtervolging in, maar koning Benhadad en enkele anderen wisten te paard
te ontkomen. Het grootste gedeelte van de strijdwagens en de paarden werd echter door Achab
buitgemaakt, waardoor het overgrote deel van het Syrische leger sneuvelde bij de slachting die
volgde.
De profeet kwam opnieuw bij koning Achab en zei: "Bereid u voor op een volgende aanval van
de koning van Syrië rond de jaarwisseling."
1 Kon. 20:23-30a - Afek (ca. 856 v.C.)
ISRAEL OPNIEUW BEHOUDEN. Na de nederlaag hadden Benhadads officieren namelijk tegen
hem gezegd: "De Israëlitische goden zijn goden van de heuvels; daarom hebben zij gewonnen.
Maar op de vlakte kunnen wij hen gemakkelijk aan. Deze keer moet u de onderkoningen uit het
leger weghalen en hen vervangen door landvoogden. Breng eenzelfde leger op de been als dat
wat u hebt verloren; geef ons hetzelfde aantal paarden, strijdwagens en mannen, dan zullen wij
op de vlakte opnieuw de strijd met hen aanbinden; dan zullen wij hen zonder twijfel verslaan." En
koning Benhadad volgde hun raad op.
Rond de jaarwisseling mobiliseerde hij het Syrische leger en trok weer ten strijde tegen Israël, dit
keer bij Afek. Israël bracht ook een goed bewapend leger op de been en trok ten strijde. Het
Israëlitische leger leek echter op twee onbeschermde kudden geiten, vergeleken bij de enorme
Syrische troepenmacht die de vlakte vulde!
De koning van Israël kreeg opnieuw bezoek van een profeet, die hem de volgende boodschap
van de HERE doorgaf: "Omdat de Syriërs hebben gezegd: 'De HERE is een God van de heuvels
en niet van de vlakten', zal Ik u helpen bij het verslaan van dit enorme leger. Dan zult u weten dat
Ik inderdaad de HERE ben."
De twee legers lagen zeven dagen tegenover elkaar en op de zevende dag begon de slag. Die
eerste dag doodden de Israëlieten 100.000 man van het Syrische voetvolk. De rest vluchtte
binnen de stadsmuren van Afek, maar de muur stortte op hen neer en doodde nog eens 27.000
man.
1 Kon. 20:30b-34
ACHAB SPAART BENHADAD. Ook Benhadad zocht een goed heenkomen in de stad en verborg
zich in een kamer van één van de huizen.
"Koning", zeiden zijn officieren tegen hem, "wij hebben gehoord dat de koningen van Israël erg
genadig zijn. Laten wij rouwkleding aantrekken en touwen om ons hoofd doen en naar koning
Achab gaan om te vragen of hij u in leven wil laten."
Zo gingen zij naar de koning van Israël en smeekten: "Uw dienaar Benhadad vraagt nederig of u
hem in leven wilt laten."
"O, leeft hij nog?" vroeg de koning van Israël. "Hij is mijn broeder."
De mannen beschouwden dit als een goed teken en zeiden haastig: "Precies, uw broeder
Benhadad is nog in leven."
"Ga hem halen", beval de koning van Israël hen. Toen Benhadad aankwam, nodigde Achab hem
uit bij zich in de wagen te komen zitten!
Benhadad zei tegen hem: "Ik zal de steden die mijn vader van uw vader afnam, teruggeven en u
mag vrij handeldrijven in de straten van Damascus, net zoals mijn vader dat in Samaria deed."
Koning Achab antwoordde: "Met deze overeenkomst ga ik akkoord." Nadat de overeenkomst op
papier was gezet, liet Achab de Syrische koning naar huis gaan.
1 Kon. 20:35-43
PROFEET BERISPT ACHAB. Ondertussen droeg de HERE één van de profeten op tegen een
andere man te zeggen: "Sla mij met uw zwaard." Maar de man weigerde.
Toen zei de profeet tegen hem: "Omdat u de stem van de HERE niet hebt gehoorzaamd, zal een
leeuw u doden zodra u hier bij mij weggaat." En toen de man was weggegaan, sprong even later
inderdaad een leeuw tevoorschijn, die hem doodde.
De profeet wendde zich tot een andere man en zei: "Verwond mij met uw zwaard." Die man deed
het wel en verwondde de profeet. De profeet wachtte langs de weg op de koning. Hij had een
verband over zijn ogen gelegd, zodat hij moeilijk te herkennen was. Toen de koning langs kwam,
riep de profeet hem toe: "Koning, ik was in de strijd toen een man mij een gevangene bracht en
zei: 'Let op deze man; als je hem laat ontsnappen, zul je sterven of mij dertig kilo zilver betalen.'
Maar terwijl ik met iets anders bezig was, verdween de gevangene."
"Wel, dat is dan uw eigen schuld", vond de koning. "U zult hem moeten betalen."
Toen rukte de profeet het verband van zijn ogen en de koning herkende hem meteen als één van
de profeten. De profeet zei tegen hem: "Omdat u de man spaarde van wie ik zei dat hij moest
sterven, zult u in zijn plaats sterven en uw volk zal verdwijnen in plaats van het zijne." Zo keerde
de koning van Israël nors en mopperend naar Samaria terug.
1 Kon. 22:1
VREDE MET SYRIE. Drie jaar lang werd geen oorlog gevoerd tussen Syrië en Israël.
1 Kon. 21:1-3 - Samaria
ACHAB BEGEERT WIJNGAARD. Naboth, een man uit Jizreël, bezat een wijngaard aan de
buitenkant van de stad, vlakbij Achabs buitenpaleis. Op een dag vroeg de koning hem of hij de
wijngaard niet wilde verkopen. "Ik zou er graag een moestuin van willen maken", legde de koning
uit, "omdat hij zo dicht naast het paleis ligt." Hij bood aan met contant geld te betalen of, als
Naboth dat liever had, hem een beter stuk grond in ruil te geven.
Maar Naboth antwoordde: "Dat kunt u wel vergeten. Ik heb dit stuk grond van mijn vader geërfd
en ik verkoop het niet. Het is al tijdenlang in het bezit van mijn familie."
1 Kon. 21:4-16
IZEBELS DODELIJKE PLAN. Achab ging kwaad en teleurgesteld terug naar zijn paleis. Hij
weigerde iets te eten en ging op bed liggen met zijn gezicht naar de muur.
"Wat is er toch aan de hand?" vroeg zijn vrouw Izébel hem. "Waarom eet je niet? Hoe kom je zo
nukkig en boos?"
"Ik heb Naboth gevraagd of hij mij zijn wijngaard wil verkopen of wil ruilen voor een ander stuk
grond, maar hij weigert", vertelde Achab.
"Ben jij nu de koning van Israël of hoe zit dat?" wilde Izébel van hem weten. "Sta op, eet wat en
maak je geen zorgen meer. Ik zal zorgen dat je Naboths wijngaard krijgt."
Zij schreef enkele brieven namens Achab, sloot ze met zijn zegel en stuurde ze naar de
stadsbestuurders van Jizreël, waar Naboth woonde.
In de brief beval zij: "Roep de burgers bijeen om te vasten en te bidden. Haal Naboth naar voren
en zorg dat twee nietsnutten tegen hem getuigen en hem beschuldigen van het vervloeken van
God en de koning. Breng hem daarna buiten de stad en stenig hem, zodat hij sterft."
De stadsbestuurders voerden de opdracht van de koningin uit. Zij belegden een samenkomst en
sleurden Naboth voor het gerecht. Twee gewetenloze mannen beschuldigden hem ervan God en
de koning te hebben vervloekt. Daarop werd hij buiten de stad gebracht en met stenen
doodgegooid. De stadsbestuurders stuurden Izébel daarna de boodschap dat Naboth dood was.
Toen Izébel het nieuws had vernomen, zei zij tegen Achab: "Herinner jij je die wijngaard nog, die
Naboth niet wilde verkopen? Wel, je kunt hem op dit moment krijgen. Naboth is dood." Achab
ging naar de wijngaard om die in bezit te nemen.
1 Kon. 21:17-24
STRAF MEEGEDEELD DOOR ELIA. Maar de HERE zei tegen Elia: "Ga naar Samaria en zoek
koning Achab op. Hij is te vinden bij de wijngaard van Naboth, want die wil hij in bezit nemen.
Geef hem de volgende boodschap van Mij door: 'Is het vermoorden van Naboth nog niet erg
genoeg? Moet u hem ook nog beroven? Omdat u dit hebt gedaan, zullen de honden uw bloed
oplikken, net zoals zij Naboths bloed hebben opgelikt."
"Dus mijn vijand heeft mij gevonden", riep Achab Elia toe.
"Ja", antwoordde Elia, "ik ben hier gekomen om Gods vloek over u uit te spreken, omdat u alleen
nog maar doet wat kwaad is in de ogen van de HERE. De HERE gaat een ramp over u brengen
en zal u uitroeien; geen van uw mannelijke nakomelingen zal het overleven. Hij gaat uw familie
vernietigen, net zoals dat gebeurde met de families van koning Jerobeam en koning Baësa. U
hebt Zijn toorn opgewekt en heel Israël aangevoerd bij het zondigen.
De HERE heeft ook gezegd dat de honden van Jizreël uw vrouw Izébel zullen verscheuren bij de
stadsmuur.
De leden van uw familie die in de stad sterven, zullen door honden worden opgegeten en de
gieren zullen zich storten op hen die op het land sterven."
1 Kon. 21:27-29
BEROUW LEIDT TOT UITSTEL. Toen Achab deze profetieën hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok
vodden aan, vastte, sliep in dezelfde vodden en liep rond als een toonbeeld van vernedering.
Elia kreeg daarop een andere boodschap van de HERE: "Ziet u hoe Achab zich voor Mij heeft
vernederd? Omdat hij dat heeft gedaan, zal Ik wat Ik heb beloofd, pas na zijn dood doen; tijdens
het leven van zijn zoon zal ik deze ramp over zijn familie brengen."
1 Kon. 22:52 - Samaria
AHAZIA WORDT MEDE-REGENT. In het zeventiende regeringsjaar van koning Josafat van Juda,
werd Achabs zoon Ahazia koning over Israël in Samaria. Hij bleef dat twee jaar.
1 Kon. 22:2-4, 2 Kron. 18:2,3 (853 v.C.)
JOSAFAT SLUIT ZICH BIJ ACHAB AAN. Ko Maar in het derde jaar, terwijl koning Josafat van Juda
koning Achab van Israël een bezoek bracht, zei Achab tegen zijn hovelingen: "Beseft u wel dat
de Syriërs nog steeds onze stad Ramoth in Gilead bezet houden? En wij zitten hier stil zonder er
iets aan te doen!"
Kr Koning Achab gaf een groot feest voor hem en zijn gezelschap en slachtte grote aantallen
schapen en ossen voor de feestmaaltijd.
Ko Hij wendde zich tot Josafat en vroeg hem: "Wilt u met uw leger met mij mee optrekken om
Ramoth in Gilead te heroveren?" En koning Josafat van Juda antwoordde direct: "Maar
natuurlijk. U en ik zijn broeders; mijn hele leger en al mijn paarden staan tot uw beschikking.
1 Kon. 22:5,6,10-12, 2 Kron. 18:4,5,9-11
PROFETEN BELOVEN OVERWINNING. "Maar", voegde hij eraan toe, "we zouden het eerst aan de
HERE moeten vragen, dan weten we wat Hij wil dat wij doen."
Koning Achab riep toen 400 van zijn profeten bij zich en vroeg hun: "Zal ik Ramoth in Gilead
aanvallen of niet?" En zij antwoordden eenstemmig: "Ja, ga uw gang maar. God zal u helpen de
stad te veroveren."
Ondertussen gingen de heidense profeten gewoon door met profeteren voor de twee koningen,
die in hun koninklijke gewaden op twee tronen zaten. Deze stonden op een dorsvloer vlakbij de
stadspoort. Eén van de profeten, Zedekia, de zoon van Kenaäna, had ijzeren horens gemaakt en
verklaarde: "De HERE belooft dat u de Syriërs met deze horens zult opdrijven tot zij vernietigd
zijn."
Alle anderen stemden daarmee in. "Val Ramoth in Gilead maar aan", zeiden zij, "want de HERE
zal u de overwinning bezorgen!"
1 Kon. 22:7-9,13-28, 2 Kron. 18:6-8,12-27
MICHA'S PROFETIE. Maar Josafat vroeg: "Is er geen profeet van de HERE hier? Ik zou het hem
eigenlijk ook nog wel willen vragen."
"Ja, er is er wel één, antwoordde koning Achab, "maar ik haat hem, want hij komt nooit eens met
goede profetieën. Hij heeft altijd wel iets onheilspellends te vertellen. Hij heet Micha en is een
zoon van Jimla."
"Toe nou", vond Josafat, "zo moet u niet praten."
Dus riep Achab één van zijn dienaren en beval hem snel Micha te halen.
De boodschapper die Micha ophaalde, vertelde hem wat de andere profeten hadden gezegd en
drong erop aan dat hij hetzelfde zou zeggen.
Maar Micha zei tegen hem: "Ik zweer dat ik alleen dat zal zeggen wat de HERE mij opdraagt."
Toen hij was aangekomen, vroeg de koning hem: "Micha, moeten wij Ramoth in Gilead aanvallen
of niet?"
"Ga gerust uw gang", zei Micha hem. "U zult een grote overwinning behalen, want de HERE zal
ervoor zorgen dat u de stad verovert!"
"Hoe vaak moet ik u nog vertellen dat u alleen moet vertellen wat de HERE u opdraagt?" zei de
koning streng.
Micha zei: "Ik zag alle Israëlieten verspreid op de bergen dwalen, als schapen zonder herder. En
de HERE zei: 'Hun koning is dood; stuur hen naar huis."
Zich naar Josafat kerend, zei Achab klagend: "Heb ik u niet gezegd dat het zo zou gaan? Hij
brengt me nooit eens goed nieuws. Het is altijd slecht."
Micha sprak opnieuw en zei: "Luister naar wat de HERE verder nog te zeggen heeft. Ik zag de
HERE op een troon zitten en de hemelse legers stonden om Hem heen. Toen zei de HERE: 'Wie
zal Achab verleiden naar Ramoth in Gilead te trekken en daar te sterven?
Er werden verschillende voorstellen gedaan tot plotseling een geest naar voren kwam en zei: 'Ik
zal het doen.'
'Hoe?' vroeg de HERE.
Hij antwoordde: 'Ik zal een liegende geest in de monden van al zijn profeten zijn.'
En de HERE zei: 'Zo zal het gebeuren; u zult erin slagen. Ga uw gang maar.'
Begrijpt u het niet? De HERE heeft een leugenachtige geest in de monden van al deze profeten
gelegd, maar het belangrijkste is dat de HERE heeft besloten een ramp over u te brengen."
Zedekia, de zoon van Kenaäna, liep naar Micha toe en gaf hem een klap in het gezicht. "Sinds
wanneer liet de Geest van de HERE mij in de steek en sprak Hij tegen u?" wilde hij weten.
En Micha antwoordde: "Daar komt u nog wel achter als u zich op een dag in een kamer zult
hebben verstopt."
Toen gaf koning Achab bevel Micha gevangen te nemen. "Breng hem naar Amon, de bestuurder
van de stad, en naar mijn zoon Joas en zeg tegen hen: 'De koning zegt dat deze man moet
worden opgesloten. Geef hem alleen water en brood (net genoeg om hem in leven te houden) tot
ik in vrede terugkeer!"
"Als u in vrede terugkeert", merkte Micha op, "zal blijken dat de HERE niet door mij heeft
gesproken." Hij draaide zich om naar al de mensen die daar stonden te luisteren en zei:
"Onthoud goed wat ik heb gezegd."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juni
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen