15 maart
Jozua's afscheidsredes
De eerste fase van de verovering is nu voltooid en Jozua richt zijn aandacht op de noodzaak van Israëls
blijvende geestelijke toewijding aan God. Op een manier die aan Mozes doet denken spreekt Jozua bij drie
verschillende gelegenheden tot zijn volk. De eerste is een afscheidsrede tot de soldaten van de oostelijke
stammen, die zich bij de westelijke stammen gevoegd hebben om Kanaän in te nemen. Jozua zegent hen en
spoort hen aan om trouw te blijven aan God en Zijn wetten. Een zorgwekkende situatie ontstaat wanneer de
rest van Israël verneemt dat de oostelijke stammen op hun terugreis naar de andere zijde van de Jordaan een
altaar hebben gebouwd, maar het voorval kent een goede afloop wanneer uitgelegd wordt dat er geen sprake
was van een opstand, zoals sommigen hadden gevreesd.
Jozua's tweede toespraak, tot de westelijke stammen, is een overzicht van Gods zegeningen en een krachtige
waarschuwing tegen inmenging met de heidense volken en hun afgoderij.
De laatste toespraak is een oproep aan het volk om hun verbond met God te vernieuwen, zoals elke generatie
steeds weer zal moeten doen. De mensen zweren trouw, maar Jozua weet dat dit gemakkelijker gezegd dan
gedaan is. Om hun trouwhartigheid aan te moedigen bouwt Jozua een gedenkteken voor dit derde verbond
tussen Israël en God.
Joz. 22:1-6
TOESPRAAK TOT OOSTELIJKE STAMMEN. Jozua riep nu de legertroepen van de stammen van
Ruben, Gad en de halve stam Manasse bijeen en zei: "U hebt gedaan wat Mozes, de dienaar
van de HERE, u had bevolen en u hebt elk bevel dat ik u gaf, gehoorzaamd. Elke opdracht, die u
van de HERE, uw God, kreeg, hebt u vervuld. U hebt uw broederstammen niet in de steek
gelaten. De HERE, onze God, heeft de andere stammen nu rust gegeven volgens Zijn belofte.
Daarom kunt u nu teruggaan naar het land, dat Mozes u gaf aan de overkant van de Jordaan.
Zorg ervoor dat u alle geboden die Mozes u gaf, gehoorzaamt. Heb de HERE lief en houdt u aan
Zijn geboden en leefregels. Laat Hem nooit in de steek en dien Hem met hart en ziel."
Toen zegende Jozua hen en liet hen naar huis gaan.
Joz. 22:7-9 - Gilead
STAMMEN GAAN TERUG NAAR GILEAD. Mozes had het land van Basan aan de halve stam van
Manasse toegewezen, terwijl de andere helft van de stam land ten westen van de Jordaan had
gekregen. Toen Jozua de troepen liet gaan, zegende hij hen en zei dat zij hun grote rijkdommen
moesten delen met hun familieleden thuis. Zij hadden namelijk erg veel vee, zilver, goud, koper,
ijzer en kleding buitgemaakt.
Zo verlieten de troepen van Ruben, Gad en Manasse het leger van Israël bij Silo in Kanaän. Zij
staken de Jordaan over naar hun eigen woongebied in Gilead.
Joz. 22:10-12
STAMMEN BOUWEN ALTAAR. Voordat zij overstaken en terwijl zij nog in het land Kanaän stonden,
bouwden zij een groot altaar, dat al van veraf te zien was. Maar toen de overige Israëlieten
hoorden wat zij hadden gedaan, brachten zij bij Silo een leger op de been en maakten zich klaar
voor een strijd tegen hun broederstammen.
Joz. 22:13-20
WESTELIJKE STAMMEN BOOS. Eerst stuurden zij echter een delegatie onder leiding van Pinehas,
de zoon van de priester Eleazar. De afgevaardigden waren tien hooggeplaatste leiders van
Israël, één uit elk van de tien stammen. Ieder van hen was hoofd van een stamfamilie.
Toen zij in het land Gilead aankwamen, zeiden zij tegen de stammen van Ruben, Gad en
Manasse: "De hele gemeente van de HERE wil weten waarom u zondigt tegen de God van Israël
door Hem ontrouw te worden en een altaar te bouwen, dat getuigt van opstand tegen Hem. Was
onze schuld bij Peor (waarvan wij ondanks de straf nog niet eens zijn gereinigd) nog niet groot
genoeg dat u weer in opstand moet komen?
U weet toch dat als u vandaag opstandig bent, de HERE morgen toornig op ons allemaal zal
zijn? Als u het altaar denkt nodig te hebben omdat uw land onrein is, kom dan bij ons aan de
andere kant van de rivier waar de HERE onder ons woont in Zijn tabernakel. Dan zullen wij ons
land met u delen. Maar kom niet in opstand tegen de HERE door een ander altaar te bouwen
naast het enig ware altaar van onze God. Herinnert u zich niet meer hoe het hele volk werd
gestraft toen alleen Achan, de zoon van Zerah, had gezondigd?"
Joz. 22:21-29
UITLEG VAN OOSTELIJKE STAMMEN. De mannen van Ruben, Gad en Manasse antwoordden de
hooggeplaatste leiders: "Wij zweren bij de HERE, de God boven alle goden, dat wij dat altaar
niet uit opstandigheid tegen de HERE hebben gebouwd. Hij weet (en laat ook heel Israël dat
goed weten) dat wij dat altaar niet hebben gebouwd om er brand-, spijs- of vrede-offers op te
brengen. De vloek van God mag ons treffen als wij dat zouden doen.
Wij hebben het gedaan omdat wij vrezen dat uw kinderen later tegen onze kinderen zullen
zeggen: 'Welk recht hebt u de HERE, de God van Israël, te vereren? De HERE heeft immers de
Jordaan als een grens tussen ons en uw volk geplaatst! U hebt helemaal geen deel aan Hem.'
Zo zouden uw kinderen onze kinderen ertoe kunnen brengen dat zij ophouden de HERE te
vereren.
Daarom besloten wij het altaar te bouwen als een teken dat ook wij de HERE mogen vereren met
onze brandoffers en vrede-offers en geschenken. Dan zullen uw kinderen niet tegen de onze
kunnen zeggen: 'U hoort niet bij de HERE, onze God.'
Als zij dat dan toch zouden zeggen, kunnen onze kinderen antwoorden: 'Kijk dan eens naar het
altaar dat onze vaders hebben gemaakt naar het voorbeeld van het altaar van de HERE. Het is
niet bedoeld voor brandoffers of geschenken, maar als teken van de relatie, die wij beiden met
dezelfde God hebben.'
Het komt niet bij ons op de HERE de rug toe te keren of tegen Hem in opstand te komen door
een eigen altaar te bouwen voor brand- en spijsoffers en geschenken. Daarvoor mag alleen het
altaar dat vóór de tabernakel staat, worden gebruikt."
Joz. 22:30-34
VREUGDE IN EENHEID. Toen de priester Pinehas en de andere afgevaardigden dit van de
mannen van Ruben, Gad en Manasse hoorden, waren zij gerustgesteld. Pinehas zei: "Vandaag
hebben wij gemerkt dat de HERE onder ons is, omdat u niet tegen de HERE hebt gezondigd
zoals wij dachten. Integendeel, u hebt ons gered van de vernietiging!"
Daarop gingen Pinehas en de tien afgevaardigden terug naar het volk van Israël en vertelden
wat er was gebeurd. Heel Israël was blij en prees God. Van oorlog tegen Ruben en Gad was
geen sprake meer. De mannen van Ruben en Gad noemden het altaar 'het getuigenisaltaar'. Zij
zeiden: "Het is een getuige tussen ons en hen dat de HERE ook onze God is."
Joz. 23:1-16
TOESPRAAK TOT WESTELIJKE STAMMEN. Nadat de HERE Israël vele jaren vrede had gegeven
en Jozua erg oud was geworden, riep deze de leiders van Israël (de oudsten, rechters en
legeraanvoerders) bij zich en zei tegen hen: "Ik ben nu een oude man; u hebt gezien wat de
HERE, uw God, voor u heeft gedaan. Hij heeft voor u tegen uw vijanden gestreden en u hun land
gegeven. Ik heb het nog onveroverde land net zo onder u verdeeld als het land, dat wij wel in
bezit hebben genomen. Het hele land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee zal van u
worden, want de HERE, uw God, zal alle inwoners eruit verdrijven, zodat u er in hun plaats kunt
wonen. Dat heeft Hij u beloofd.
Wees moedig en zorg ervoor dat u alle geboden, die in de wetten van Mozes staan,
gehoorzaamt; blijf op het rechte pad. Vermeng u niet met de heidenen, die nog in het land
wonen; noem zelfs de namen van hun goden niet. En wacht u er helemaal voor bij hen te zweren
of hen te vereren. Blijf de HERE, uw God, trouw zoals u tot nu toe hebt gedaan. Hij heeft grote
en sterke volken voor u verdreven en niemand is in staat gebleken u te verslaan. Eén man zal
duizend vijanden op de vlucht jagen, want de HERE, uw God, vecht voor u, zoals Hij beloofde.
Zorg er daarom voor dat u Hem blijft liefhebben.
Als u dat niet doet en huwelijken gaat sluiten met de volken om u heen, kunt u er zeker van zijn
dat de HERE, uw God, deze volken niet langer uit uw land zal jagen. In plaats daarvan zullen zij
een strik en een val voor u worden, een pijn in uw zij en een doorn in uw oog. U zult omkomen in
dit goede land, dat de HERE, uw God, u heeft gegeven.
Ik zal spoedig sterven. U weet heel goed dat Gods beloften aan u allemaal werkelijkheid zijn
geworden. Erken dit van ganser harte. Maar even zeker als de HERE u deze goede dingen heeft
gegeven, die Hij had beloofd, zal Hij ook het onheil over u brengen als u Hem niet gehoorzaamt.
Want als u andere goden gaat vereren, zal de HERE u uit dit goede land, dat Hij u heeft
gegeven, wegvagen. Zijn toorn zal tot een uitbarsting komen en het zal in dit land snel met u
gedaan zijn."
Joz. 24:1-13 - Sichem
TOESPRAAK TE SICHEM. Jozua liet alle Israëlieten in Sichem bij zich komen met hun leiders,
legeraanvoerders en rechters. Zij gaven gehoor aan zijn oproep en kwamen bijeen voor God.
Jozua sprak hen toe: "De HERE, de God van Israël, zegt: 'Uw voorouders hebben lang geleden
ten oosten van de Eufraat gewoond. Zij vereerden andere goden, ook Terah, de vader van
Abraham en Nahor. Ik haalde uw voorvader Abraham weg uit dat land aan de overkant van de
rivier, leidde hem naar het land Kanaän en gaf hem door zijn zoon Isaäk vele nakomelingen. De
kinderen die Ik Isaäk gaf, waren Jakob en Esau. Esau kreeg van Mij het gebied rond de berg
Seïr en Jakob en zijn kinderen gingen naar Egypte.
Toen stuurde Ik Mozes en Aäron om vreselijke plagen over Egypte te brengen en bevrijdde Ik
mijn volk uit dat land. Maar toen u bij de Schelfzee kwam, achtervolgd door de Egyptenaren met
hun strijdwagens en ruiters, riep u Mij te hulp. Ik legde duisternis tussen u en de Egyptenaren.
De zee liet Ik op die Egyptenaren los, zodat zij verdronken. U zag wat Ik deed. De Israëlieten
brachten daarna vele jaren door in de woestijn.
Tenslotte bracht Ik u naar het land van de Amorieten aan de overzijde van de Jordaan. Zij vielen
u aan, maar Ik vernietigde hen en gaf hun land aan u. Toen verklaarde koning Balak van Moab u
de oorlog en hij vroeg Bileam, de zoon van Beor, of hij u wilde vervloeken. Maar Ik weigerde naar
hem te luisteren. In plaats daarvan zorgde Ik ervoor dat hij u zegende; zo redde Ik Israël uit zijn
macht.
Daarna stak u de Jordaan over en bereikte Jericho. De mannen van Jericho streden tegen u,
evenals vele anderen; de Ferezieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Hevieten
en de Jebusieten. Eén voor één bonden zij de strijd met u aan, maar Ik vernietigde hen allemaal.
Ik stuurde horzels voor u uit, die de twee Amoritische koningen en hun onderdanen verdreven.
Het waren niet uw eigen wapens, die u de overwinning bezorgden! Ik gaf u land, waarvoor u niet
had gewerkt en steden, die u niet zelf had gebouwd; dezelfde steden waarin u nu woont. Ik gaf u
wijngaarden en tuinen met olijfbomen om u van voedsel te voorzien, ook al plantte u ze niet.'
Joz. 24:14,15
OPROEP TOT TOEWIJDING. Heb daarom diep ontzag voor de HERE en dien Hem oprecht en
trouw. Doe de afgodsbeelden, die uw voorouders aan de Eufraat en in Egypte vereerden, voor
altijd weg. Aanbid alleen de HERE. Maar als u de HERE niet wilt gehoorzamen, besluit dan
vandaag nog wie u wel wilt gehoorzamen. Zullen dat de goden van uw voorouders aan de
overzijde van de Eufraat zijn of de goden van de Amorieten in dit land? Maar ik en mijn gezin, wij
zullen de HERE dienen."
Joz. 24:16-18
ISRAELS DERDE VERBOND. Het hele volk antwoordde: "Wij zullen de HERE nooit verlaten om
andere goden te gaan vereren! Want de HERE is onze God. Hij heeft onze voorouders uit de
slavernij in Egypte bevrijd. Hij is de God, Die machtige wonderen heeft gedaan voor de ogen van
Israël, toen wij door de woestijn trokken. Hij heeft ons ook beschermd tegen onze vijanden, toen
wij door hun land reisden. De HERE verdreef de Amorieten en de andere volken uit dit land. Ja,
wij kiezen voor de HERE, want alleen Hij is onze God."
Joz. 24:19-24
JOZUA STELT TOEWIJDING OP DE PROEF. Maar Jozua antwoordde daarop: "U kunt de HERE niet
dienen, want Hij is heilig en wil u geheel en al; Hij zal uw opstandigheid en zonden niet vergeven.
Als u Hem de rug toekeert en andere goden gaat vereren, zal Hij Zich tegen u keren en u
vernietigen, ook al heeft Hij al die tijd nog zo goed voor u gezorgd."
Maar het volk verklaarde opnieuw: "Wij kiezen voor de HERE!"
"U hebt het uzelf horen zeggen", zei Jozua, "u hebt ervoor gekozen de HERE te dienen."
"Ja", antwoordden zij, "wij zijn er getuigen van."
"Goed", zei hij, "dan moet u alle afgodsbeelden die u bezit, vernietigen en voortaan de HERE, de
God van Israël, gehoorzamen."
Het volk herhaalde opnieuw: "Ja, wij zullen alleen de HERE dienen en gehoorzamen."
Joz. 24:25-27
MONUMENT VOOR VERBOND. Daarom sloot Jozua die dag bij Sichem een overeenkomst met
hen, waarbij zij zich verbonden tot het houden van de wetten en rechten, die Jozua vaststelde.
Jozua schreef het antwoord van het volk in het wetboek van God, nam een grote steen als
gedenkteken en plaatste die onder de eik die naast de tabernakel stond. Dit was een heilige
plaats voor de HERE.
Toen zei Jozua tegen het hele volk: "Deze steen heeft alles gehoord wat de HERE zei; daarom
zal hij tegen u getuigen als u uw woord niet houdt."
Joz. 24:28, Rich. 2:6-8
VERWERVING VAN TERRITORIUM. Daarna stuurde Jozua de mensen terug naar hun eigen
woonplaats.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen