Thuis >> Bijbel >> 2 Samuel 21
2 Samuel 21
Hongersnood
1 In de tijd dat David regeerde, (De laatste hoofdstukken van het bijbelboek 2 SAMUEL zijn aanvullingen op wat er al eerder verteld is. Ze gaan over dingen die al eerder gebeurd zijn.) was er een keer een hongersnood die drie jaar duurde. David ging de Heer om raad vragen. De Heer zei: "Het is de schuld van Saul, want hij heeft Gibeonieten laten doden. Daarom is zijn familie schuldig. Maar zijn familie is daar nooit voor gestraft."
2 Toen liet de koning een aantal Gibeonieten komen. (De Gibeonieten zijn geen Isra�lieten, maar Amorieten. De Isra�lieten hadden hun gezworen hen niet te doden. (Dat was in de tijd dat Jozua met het volk het land nog moest veroveren. Lees Jozua 9:3-27.) Toch had Saul hen willen doden, omdat hij zo zijn best deed om een goede koning te zijn voor de Isra�lieten en de Judee�rs.)
3 David zei tegen hen: "Wat kan ik voor jullie doen? Hoe kan ik goedmaken wat Saul jullie heeft aangedaan? Want alleen dan zal de Heer weer goed zijn voor zijn volk."
4 De Gibeonieten antwoordden David: "Het gaat ons niet om een vergoeding in zilver of goud. Ook niet om de dood van Isra�lieten." David zei: "Wat willen jullie dan dat ik voor jullie doe?"
5 Ze zeiden tegen de koning: "Saul wilde ons vernietigen. Nergens in Isra�l waren we nog veilig, want hij wilde ons hele volk doden.
6 Geef ons daarom zeven mannen uit de familie van Saul. Dan zullen wij h�n doden. We zullen hen ophangen in Gibea, Sauls woonplaats. Dan is Sauls schuld weggenomen en zal de Heer weer goed zijn voor het land." En de koning zei: "Ik zal jullie die zeven mannen geven."
7 Maar de koning redde Mefiboset, de zoon van Jonatan, de zoon van Saul, omdat hij Jonatan had gezworen dat hij goed zou zijn voor zijn zoon. (Dat was in de tijd dat Saul David wilde doden. Lees 1 Samuel 20.)
8 Maar hij liet Armoni en de andere Mefiboset halen. Zij waren zonen van Sauls bijvrouw Rizpa, de dochter van Aja. Verder de vijf zonen van Merab, de dochter van Saul. Merab was getrouwd met Adri�l, de zoon van Barzillai uit Mehola.
9 Deze zeven mannen gaf hij aan de Gibeonieten. En zij hingen hen op, op de berg, zodat de Heer niet langer boos zou zijn over wat er was gebeurd. Dit gebeurde toen de oogsttijd van de gerst net was begonnen.
10 Rizpa, de dochter van Aja, nam een stuk grove stof en spreidde dat uit op de rots. Ze ging daarop zitten en bleef daar, vanaf het begin van de oogst tot aan de regentijd. Overdag verjoeg ze de vogels van de lichamen van haar zonen, 's nachts verjoeg ze de wilde dieren.
11 David hoorde wat Rizpa, de dochter van Aja, de bijvrouw van Saul, deed.
12 Toen ging hij eerst naar Jabes in Gilead. Daar haalde hij de botten van Saul en Jonatan op. (Toen de Filistijnen Saul op Gilboa verslagen hadden, hadden zij de lijken van Saul en Jonatan opgehangen op het plein in Bet-San. Daarna hadden de bewoners van Gilead ze daar stiekem weggehaald en naar Gilead gebracht. Daar hadden ze hen begraven. (Lees 1 Samuel 31.))
13 Daarna werden de lichamen opgehaald van de mannen die opgehangen waren.
14 Ze werden samen met de botten van Saul en Jonatan begraven in het gebied van de stam van Benjamin, in Zela, in het graf van Sauls vader Kis. Alles werd precies gedaan zoals de koning het had bevolen. Hierna was God weer goed voor het land.
Overwinningen op de Filistijnen
15 Toen er opnieuw strijd ontstond tussen de Filistijnen en Isra�l, ging David met zijn leger mee in de strijd. Maar hij raakte uitgeput.
16 De Filistijn Jisbibenob, uit de familie van de Refa�eten (De Refa�eten waren ongewoon grote mensen, net als de Enakieten. Lees Deuteronomium 2:10.), viel David aan. (Jisbibenob had een speer van 300 eenheden koper en een nieuw zwaard.) Hij stond op het punt om David te doden.
17 Maar Abisa� kwam David te hulp en doodde de Filistijn. Toen zeiden de mannen van David tegen hem: "U mag niet meer met het leger meegaan, want u mag niet gedood worden. U bent de lamp van de Heer in Isra�l."
18 Niet lang daarna werd er weer bij Gob gevochten tussen de Filistijnen en de Isra�lieten. Sibbechai uit Husa doodde toen Saf, ook een Refa�et.
19 Een andere keer toen er bij Gob tegen de Filistijnen werd gevochten, doodde Elhanan (de zoon van Ja�re-Oregim uit Betlehem) de krijger Bet-Halachmi, die bij Goliat uit Gat was. (Vergelijk dit met 1 Kronieken 20:5.) Deze had een speer die wel zo groot was als de boom van een weefgetouw.
20 Opnieuw werd er gevochten, dit keer bij Gat. Daar was een enorme man. Hij had aan elke hand zes vingers en aan elke voet zes tenen. Dus 24 vingers en tenen. Ook hij was een Refa�et.
21 Hij daagde Isra�l uit. Maar Jonatan, de zoon van Davids broer Simea, doodde hem.
22 Deze vier mannen waren alle vier Refa�eten uit Gat. En ze werden alle vier gedood door David en zijn mannen.
Vorige hoofdstuk | Volgende hoofdstuk |
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen
copyright 2013 | Stichting BasisBijbel
De bijbel in makkelijk Nederlands