Hosea 1
Inleiding
1 Dit is wat de Heer zei tegen Hosea, de zoon van Be�ri. Hij profeteerde dit in de tijd dat Uzzia (In 2 Koningen 15 wordt koning Uzzia 'Azarja' genoemd.), Jotam, Achaz en Hizkia na elkaar koning van Juda waren. Jerobeam, de zoon van Joas, was toen koning van Isra�l.
Hosea trouwt met de hoer Gomer
2 De Heer zei tegen mij: "Ga met een hoer trouwen. Ze zal kinderen krijgen waarvan jij niet de vader bent. Ik wil dat je die kinderen als je eigen kinderen aanneemt. Op dezelfde manier ben Ik getrouwd met Isra�l. Want Isra�l is ontrouw aan Mij, door andere goden te aanbidden in plaats van Mij."
3 Toen trouwde ik met Gomer, de dochter van Dibla�m. Ze raakte in verwachting en kreeg een zoon.
4 De Heer zei tegen mij: "Ik wil dat je hem Jizre�l (= 'God heeft gezaaid') noemt. Want binnenkort zal Ik de familie van koning Jehu straffen omdat Jehu zoveel mensen heeft vermoord in Jizre�l. (Lees 2 Koningen 10:11-14 en de aantekening daarbij.)
5 In die tijd zal Ik in het dal van Jizre�l een einde maken aan de macht van het koninkrijk Isra�l."
6 Gomer raakte opnieuw in verwachting en kreeg een dochter. De Heer zei tegen mij: "Ik wil dat je haar Lo-Ruchama noemt (= 'geen medelijden'). Want Ik zal voortaan geen medelijden meer hebben met het koninkrijk Isra�l. Ik zal niet meer voor hen zorgen. Ik zal hen gevangen laten meenemen.
7 Maar Ik zal wel blijven zorgen voor het koninkrijk Juda. Ik zal hen redden, want Ik ben hun Heer God. Maar Ik zal hen niet redden met behulp van wapens en paarden en ruiters en strijd. Ik zal hen Zelf redden. (Jesaja profeteerde hetzelfde. In ��n nacht doodde de Heer een groot deel van het leger van Assur dat Isra�l aanviel. Lees Jesaja 31:8 en 9 en 2 Koningen 19:35.)"
8 Een poos na Lo-Ruchama raakte Gomer weer in verwachting. Ze kreeg een zoon.
9 De Heer zei tegen mij: "Je moet hem Lo-Ammi noemen (= 'niet mijn volk'). Want jullie zijn mijn volk niet meer en Ik ben niet langer jullie God.
10 Maar op een dag zal het volk Isra�l zo ontelbaar zijn als het zand langs de zee. Eerst werden ze 'niet mijn volk' genoemd. Maar op diezelfde plaats waar dat gezegd werd, zullen ze 'kinderen van de levende God' worden genoemd.
11 Dan zullen het koninkrijk Juda en het koninkrijk Isra�l weer samen ��n volk worden, met ��n Koning. Ze zullen samen uit het land optrekken en het zal een grote dag zijn voor Jizre�l. (Bedoeld wordt: het zal een grote dag van Gods oordeel zijn. Het is de dag waarop God de vijanden van zijn volk straft.)
12 Zeg tegen de mannen: Ammi (= 'mijn volk'), en tegen de vrouwen: Ruchama (= 'medelijden')."
Vorige hoofdstuk | Volgende hoofdstuk |
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen
copyright 2013 | Stichting BasisBijbel
De bijbel in makkelijk Nederlands