Thuis >> 13 oktober
13 oktober
Officieel bevolkingsregister van Israël
Met deze passage worden de verslagen van Ezra en Nehemia afgesloten. Verondersteld wordt dat zij beiden in
Palestina blijven en hun respectievelijke verantwoordelijkheden tot aan hun overlijden dragen. Ezra wordt
meerdere malen een geestelijk leider en leraar genoemd. Men denkt daarom dat hij één van de geestelijke
leiders is die de kronieken over Israëls geschiedenis hebben samengesteld. Voor een natie waarvan de
geschiedenis zo turbulent is geweest en het volk zelfs nu nog verspreid over de hele aarde leeft, is het van
cruciaal belang dat een verslag van hun bestaan wordt behouden. Een man van God zoals Ezra zou het
ongetwijfeld belangrijk vinden dat toekomstige generaties bewust worden gemaakt van Israëls unieke status als
uitverkoren volk, door middel waarvan God Zichzelf aan de hele wereld geopenbaard heeft.
Een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van elk volk is het behoud van de nationale archieven.
Genealogische documenten zijn vooral belangrijk voor de verdeling en het eigendomsrecht van bezittingen,
voor huwelijken en erfgoed, voor aanspraken op bepaalde functies en voor koninklijke voorrechten. Een van de
belangrijkste redenen voor het behoud van de genealogieën zal wellicht pas volledig op waarde geschat
worden wanneer de Messias wordt geboren. Dan zal Zijn afkomst van koning David en het huis van Juda een
van de vele bewijzen voor Zijn identiteit als Messias blijken te zijn, precies zoals de profeten hebben voorspeld.
Misschien besteedt Ezra juist om die reden een gedeelte van zijn laatste jaren aan het beschrijven van Israëls
geschiedenis, vooral over het tijdperk van de koningen, het verdeelde koninkrijk, de ballingschap en het begin
van de herstelperiode. Als dat zo is, dan zou men kunnen speculeren dat Ezra ook de nationale archieven en
de belangrijkste genealogische lijsten heeft samengesteld. Ook al vormen zij niet echt uitzonderlijk opwindend
leesmateriaal, toch kan het belang van deze genealogieën niet onderschat worden. Tussen de regels van deze
genealogieën en verwante schrijfsels door vinden we gepaste historische voetnoten, waarvan een groot aantal
reeds in het historische verslag werd opgenomen. Een aantal van de genealogische lijsten stond ook al in de
eerdere verslagen in het boek Genesis, maar vaak zien we nieuwe namen verschijnen in de lijsten van de
Kronieken.
De volgende tekst bevat de genealogieën van Adam via Noach tot Abraham en Isaäk, de nakomelingen van
Esau (de Edomieten) en de twaalf stammen die van Jakob (Israël) afstammen, met uitzondering van Dan en
Zebulon. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de koninklijke stam van Juda, de priesterlijke afstamming
van Levi en de Benjaminitische genealogie van koning Saul.
1 Kron. 1:1-4
TOT AAN NOACHS ZONEN. Dit zijn de vroegste generaties van de mensheid: Adam, Seth, Enos,
Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch, Methusalah, Lamech, Noach,
Sem, Cham en Jafeth.
1 Kron. 1:5-7
DE JAFETHIETEN.
De zonen van Jafeth waren
Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras.
De zonen van Gomer waren
Askenaz, Difath en Togarma.
De zonen van Javan waren
Elisa, Tarsisa, de Kittieten en de Rodanieten.
1 Kron. 1:8-16
DE CHAMIETEN.
De zonen van Cham waren
Kusch, Mizraïm, Put en Kanaän.
De zonen van Kusch waren
Seba, Havila, Sabta, Raëma en Sabtecha.
De zonen van Raëma waren Scheba en Dedan.
Nimrod, die later een beroemde held werd, was ook een zoon van Kusch.
De families die naar de zonen van Mizraïm werden genoemd, waren
de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuhieten, de Pathrusieten, de Kashluhieten,
de voorvaders van de Filistijnen, en de Kaftorieten.
Onder Kanaäns zonen bevonden zich ook zijn oudste zoon Sidon en Heth.
Kanaän was tevens de voorvader van de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, de
Hevieten, de Arkieten, de Sinieten, de Arvadieten, de Zemarieten en de Hamathieten.
1 Kron. 1:17-27
DE SEMIETEN.
De zonen van Sem waren
Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech.
Arfachsads zoon was Selah
en Selahs zoon was Heber.
Heber had twee zonen:
Peleg, die zo heette omdat tijdens zijn leven de aarde werd verdeeld, en zijn broer Joktan.
De zonen van Joktan waren
Almodad, Selef, Hazarmaveth, Jerah, Hadoram, Uzal, Dikla, Ebal, Abimaël, Scheba, Ofir,
Havila en Jobab.
De zoon van Sem was Arfachsad,
de zoon van Arfachsad was Selah,
de zoon van Selah was Heber,
de zoon van Heber was Peleg,
de zoon van Peleg was Rehu,
de zoon van Rehu was Serug,
de zoon van Serug was Nahor,
de zoon van Nahor was Terach,
de zoon van Terach was Abram, die later Abraham werd genoemd.
1 Kron. 1:28
ABRAHAMS GEZIN.
Abrahams zonen waren
Isaäk en Ismaël.
1 Kron. 1:29-31
ISMAELS NAKOMELINGEN.
De zonen van Ismaël waren
Nebajoth, de oudste, Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, Jetur,
Nafis en Kedma.
1 Kron. 1:32,33
NAKOMELINGEN VAN KETURA.
Abraham kreeg ook zonen van zijn bijvrouw Ketura. Dat waren achtereenvolgens
Zimran, Joksan, Medan, Midian, Jisbak en Suah.
Joksans zonen waren
Scheba en Dedan.
De zonen van Midian waren
Efa, Efer, Henoch, Abida en Elda.
Dit waren de nakomelingen, die Abrahams bijvrouw Ketura hem gaf.
1 Kron. 1:34-37
ISAAKS NAKOMELINGEN.
Abrahams zoon Isaäk had twee zonen:
Esau en Israël.
De zonen van Esau waren
Elifaz, Rehuël, Jeüs, Jaëlam en Korach.
De zonen van Elifaz waren
Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek.
De zonen van Rehuël waren
Nahat, Zerah, Samma en Mizza.
1 Kron. 1:38-42
ESAU'S EDOMITISCHE NAKOMELINGEN.
Tot de zonen van Esau behoorden tevens
Lotan, Sobal, Zibeon, Ana, Dison, Ezer en Disan.
Lotans zonen waren:
Hori en Homam. Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette.
De zonen van Sobal waren
Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam.
Zibeons zonen waren
Aja en Ana.
De zoon van Ana was
Dison
en deze Dison had de volgende zonen:
Hamran, Esban, Jithran en Cheran.
De zonen van Ezer waren
Bilhan, Zaävan en Jaäkan.
Disan had twee zonen:
Uz en Aran.
1 Kron. 1:43-54
HEERSERS OVER EDOM.
Hier volgen de namen van de koningen van Edom, die regeerden voordat een koning over Israël
regeerde:
Bela, de zoon van Beor, die in de stad Dinhaba woonde.
Na de dood van Bela werd Jobab, de zoon van Zerah uit Bozra, de nieuwe koning.
Toen Jobab stierf, volgde Husam uit de streek van de Temanieten, hem op.
Na diens dood werd Hadad, de zoon van Bedad (die het leger van Midian in de velden van
Moab versloeg) koning. Hij regeerde vanuit de stad Avith.
Na de dood van Hadad, besteeg Samla uit Masreka de troon.
Na Samla's overlijden kwam Saul uit de aan de rivier gelegen stad Rehoboth aan de macht.
Toen Saul stierf, stond Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, klaar om hem op te volgen.
Na de dood van Baäl-Hanan werd Hadad koning en regeerde vanuit de stad Pahi. Zijn vrouw
heette Mehetabeël; zij was een dochter van Matred en een kleindochter van Mezahab.
Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom:
Timna, Alja, Jetheth, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibzar, Magdiël en Iram.
1 Kron. 2:1,2
JAKOBS (ISRAELS) ZONEN. De zonen van Israël waren
Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Zebulon, Dan, Jozef, Benjamin, Naftali, Gad en Aser.
(2:3-4:23)
(JUDA'S NAKOMELINGEN VOLGEN)
1 Kron. 2:3-9
TOT AAN HEZRONS DRIE ZONEN.
Juda kreeg drie zonen bij Bath-Sua, een meisje uit Kanaän:
Er, Onan en Sela. Zijn oudste zoon Er was echter zo goddeloos dat de HERE hem doodde.
Toen werden Ers weduwe Tamar en haar schoonvader Juda ouders van de tweeling Perez en
Zerah. Zo had Juda in totaal vijf zonen.
De zonen van Perez waren
Hezron en Hamul.
De vijf zonen van Zerah waren
Zimri, Ethan, Heman, Kalkol en Dara.
Achar, de zoon van Karmi, was de man die zich toe-eigende wat van de HERE was en daardoor
zijn volksgenoten grote moeilijkheden bezorgde.
Ethan had slechts één zoon,
Azarja.
De zonen van Hezron waren
Jerahmeël, Ram en Kelubai.
1 Kron. 2:10-17
NAKOMELINGEN VAN RAM.
Ram was de vader van
Amminadab en Amminadab was de vader van Nahesson, een leider van Israël. Nahesson
was de vader van Salma en Salma was de vader van Boaz. Boaz was de vader van Obed en
Obed was op zijn beurt de vader van Isaï.
Isaï's eerste zoon was
Eliab, zijn tweede zoon was Abinadab, zijn derde Simea, zijn vierde Nethaneël, zijn vijfde
Raddai, zijn zesde Ozem en zijn zevende zoon was David. Hun zusters waren Zeruja en
Abigaïl. Zeruja's drie zonen waren Abisaï, Joab en Asaël. Abigaïl was getrouwd met een
zekere Jether uit het geslacht van Ismaël; haar zoon was Amasa.
1 Kron. 2:18-24
NAKOMELINGEN VAN KALEB.
Hezrons zoon Kaleb had twee vrouwen, Azuba en Jerioth.
Dit waren hun zonen: Jezer, Sobab en Ardon. Na de dood van Azuba trouwde Kaleb met
Efrath en bij haar kreeg hij een zoon, die zij Hur noemden. Hurs zoon was Uri en Uri's zoon
was Bezaleël.
Hezron trouwde toen hij zestig jaar was met Machirs dochter en zij bracht een zoon ter wereld:
Segub. Machir was tevens de vader van Gilead. Segub was de vader van Jaïr, die 23 steden
in het gebied Gilead in bezit had. Maar Gesur en Aram namen hem die steden af, evenals
Kenath met de zestig omliggende dorpen.
Kort na de dood van Hezron, in Kaleb-Efratha, baarde zijn vrouw Abia Ashur, de vader van
Tekoa.
1 Kron. 2:42-55
KALEBS STAMMEN.
De oudste zoon van Kaleb, Jerahmeëls broer, was
Mesa; hij was de vader van Zif, die op zijn beurt de vader van Maresa was. Deze Maresa was
de vader van Hebron.
De zonen van Hebron waren
Korach, Tappuah, Rekem en Sema. Sema was de vader van Raham, die op zijn beurt de
vader van Jorkeam was. Rekem was de vader van Sammai. Sammai's zoon was Maon, de
vader van Beth-Zur.
Kalebs bijvrouw Efa bracht Haran, Moza en Gazez ter wereld. Haran had een zoon, die
eveneens Gazez heette.
De zonen van Johdai waren
Regem, Jotham, Gesan, Pelet, Efa en Saäf.
Een andere bijvrouw van Kaleb, Maächa, bracht de volgende zonen ter wereld:
Seber, Tirhana, Saäf, de vader van Madmanna, en Seva, de vader van Machbena en Gibea.
Kaleb had ook een dochter, die Achsa heette.
De zonen van Hur, de oudste zoon van Kaleb en Efratha, waren:
Sobal, de vader van Kirjath-Jearim, Salma, de vader van Bethlehem, en Haref, de vader van
Beth-Gader.
Sobal, de vader van Kirjath-Jearim, had een zoon, Haroë genaamd, de voorvader van de halve
stam van Menuchoth. De families van Kirjath-Jearim waren:
de Jethrieten, de Puthieten, de Sumathieten en de Misraïeten, van wie de Zorathieten en de Esthaolieten afstammen.
De nakomelingen van Salma waren
de familie van Bethlehem, de Netofathieten, de inwoners van Atroth-Beth-Joab, de helft van
de Manathieten en de Zorieten; hiertoe behoorden ook de families van de schrijvers, die in
Jabez woonden: de Tirathieten, de Simeathieten en de Suchathieten. Al deze mensen
behoren tot de Kenieten, die afstamden van Hamath, de stamvader van het huis Rechab.
1 Kron. 2:25-41
JERAHMEELS NAKOMELINGEN.
Dit waren de zonen van Jerahmeël, de oudste zoon van Hezron:
Ram, de oudste, Buna, Oren, Ozem en Ahia. Jerahmeëls tweede vrouw Atara was de moeder
van Onam.
De zonen van Ram waren
Maäz, Jamin en Eker.
Onams zonen waren
Sammai en Jada.
Sammai's zonen waren
Nadab en Abisur.
De zonen van Abisur en zijn vrouw Abihaïl waren Achban en Molid.
Nadabs zonen waren
Seled en Appaïm. Seled stierf kinderloos, maar Appaïm had een zoon, Jiseï genaamd. Jiseï's
zoon heette Sesan en Sesans zoon was Achlai.'
Sammai's broer Jada had twee zonen,
Jether en Jonathan. Jether stierf kinderloos, maar Jonathan had twee zonen, Peleth en Zaza.
Sesan had geen zonen, maar wel enkele dochters. Eén van zijn dochters huwelijkte hij uit aan
zijn Egyptische dienaar Jarha. Zij kregen een zoon, die zij Attai noemden.
Attai's zoon was Nathan,
Nathans zoon was Zabad,
Zabads zoon was Eflal,
Eflals zoon was Obed,
Obeds zoon was Jehu,
Jehu's zoon was Azarja,
Azarja's zoon was Helez,
Helez' zoon was Elasa,
Elasa's zoon was Sismai,
Sismai's zoon was Sallum,
Sallums zoon was Jekamja
en Jekamja's zoon was Elisama.
1 Kron. 4:1-23
OVERIGE STAMMEN VAN JUDA. Dit zijn de zonen van Juda:
Perez, Hezron, Karmi, Hur en Sobal.
Sobals zoon Reaja was de vader van Jahath, die Ahumai en Lahad als zonen had. Deze stonden
bekend als de Zorathieten.
De zoon van Hur, de oudste zoon van Efratha, die de vader van Bethlehem was, had de
volgende nakomelingen:
Etam, Jizreël, Jisma, Jidbas, Hazlelponi (een dochter), Pnuël, de vader van Gedor, en Ezer, de vader van Husa.
Ashur, de vader van Tekoa, had twee vrouwen: Hela en Naära.
Naära bracht Ahuzzam, Hefer, Temeni en Ahastari ter wereld.
Hela kreeg Zereth, Jezohar en Ethnan. Koz was de vader van Anub en Hazobeba en tevens
de voorvader van de familie die werd genoemd naar Aharhel, de zoon van Harum.
Jabez genoot het meeste aanzien van zijn broers. Zijn moeder noemde hem Jabez omdat de
bevalling zo moeilijk verliep. Hij was degene, die de God van Israël vroeg: "Och, zegent U mij
alstublieft! Help mij met wat ik doe, opdat mijn bezittingen worden uitgebreid. Bewaar mij voor het
kwaad en alle onheil." En God voldeed aan dat verzoek.
De nakomelingen van Reka waren Kelub, de broer van Suha, wiens zoon Mehir de vader van
Eston was. Eston was de vader van Bethrafa, Paseah en Tehinna. Tehinna was de vader van Ir-
Nahas.
De zonen van Kenaz waren
Othniël en Seraja.
Othniëls zonen waren
Hathath en Meonothai. Meonothai was de vader van Ofra;
Seraja was de vader van Joab,
de voorvader van de bewoners van het Handwerkersdal, dat zijn naam ontleende aan de vele
handwerkslieden die daar woonden.
De zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne, waren
Iru, Ela en Naäm.
Tot de zonen van Ela behoorde
Kenaz.
Jehallelels zonen waren
Zif, Zifa, Tirea en Asareël.
Ezra's zonen waren
Jether, Mered, Efer en Jalon. Mered trouwde met Bithja, een Egyptische prinses. Zij was de
moeder van Mirjam, Sammai en Jisbah, de voorvader van Estemoa. Estemoa's vrouw uit
Juda was de moeder van Jered, Heber en Jekuthiël, die respectievelijk de voorvaders van de
Gedorieten, Sochoïeten en de Zanoathieten waren.
Hodija's vrouw was een zuster van Naham.
Eén van haar zonen was de vader van de Garmiet Kehila en een andere was de vader van
de Maächathiet Estemoa.
De zonen van Simon waren
Amnon, Rinna, Benhanan en Tilon.
De zonen van Jiseï waren
Zoheth en Ben-Zoheth.
De zonen van Sela, de zoon van Juda, waren:
Er, de vader van Lecha, Lada, de vader van Maresa, de gezinnen van de linnenwevers in
Beth-Asbea, Jokim, de families van Kozeba, Joas en Saraf, die over Moab heerste voordat hij
terugkeerde naar Jasubi-Lehem. Al deze namen zijn afkomstig uit zeer oude geschriften.
Deze families stonden bekend als pottenbakkers en bekwame tuinlieden; zij waren allemaal
in dienst van de koning.
1 Kron. 3:10-16
KONINGEN VAN JUDA.
Dit zijn de nakomelingen van koning Salomo:
Rehabeam,
Abia,
Asa,
Josafat,
Joram,
Ahazia,
Joas,
Amazia,
Azaria,
Jotham,
Achaz,
Hizkia,
Manasse,
Amon
en Josia.
De zonen van Josia waren:
Johanan, de oudste,
Jojakim,
Zedekia
en Sallum.
De zonen van Jojakim waren
Jechonja
en Zedekia.
1 Kron. 3:17-24
KONINKLIJKE LIJN NA DE BALLINGSCHAP.
Dit zijn de zonen die koning Jechonja kreeg:
Assir en zijn zoon Sealthiël, Malchiram, Pedaja, Senassar, Jekamja, Hosama en Nedabja.
Pedaja was de vader van
Zerubbabel en Simeï.
De kinderen van Zerubbabel waren
Mesullam, Hananja, Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed en een dochter, die
Selomith heette.
Hananja's zoon was Pelatja,
Pelatja's zoon was Jesaja,
Jesaja's zoon was Refaja,
Refaja's zoon was Arnan,
Arnans zoon was Obadja,
Obadja's zoon was Sechanja,
Sechanja's zoon was Semaja.
Semaja had zes zonen, onder wie
Hattus, Jigeal, Bariah, Nearja en Safat.
Nearja had drie zonen:
Eljoënai, Hizkia en Azrikam.
Eljoënai's zeven zonen waren
Hodajeva, Eljasib, Pelaja, Akkub, Johanan, Delaja en Anani.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen