Thuis >> 1 februari
1 februari
Bouw van de tabernakel
Na de kastijding van de Israëlieten voor het verbreken van het verbond, en Gods hernieuwde bevestiging van Zijn aandeel in het verbond, is het toneel gereed voor de feitelijke bouw van de tabernakel. Deze nieuwe “tent der samenkomst” zal de tent van Mozes vervangen die hij buiten het kamp had opgezet. Elke aanwijzing moet nu tot in de puntjes worden opgevolgd: van het verzamelen van de correcte materialen tot het gebruik van de juiste gereedschappen voor de bouw van de tabernakel. Bovendien moeten de gewaden van de priesters met een zorgvuldige aandacht voor details worden vervaardigd. Exodus beschrijft daarom op dit moment de voortgang van het project van begin tot eind, alsmede de inwijding van de tabernakel voor het gebruik in Gods dienst.
Ex. 35:4-9
OPDRACHT OM MATERIALEN TE GEVEN. Toen zei Mozes tegen alle Israëlieten: "Dit heeft de
HERE bevolen: Iedere Israëliet moet met een royaal hart de HERE een gave geven. De
volgende voorwerpen komen in aanmerking: goud, zilver en koper; blauwpurper, roodpurper,
scharlaken, fijn linnen en geitehaar; roodgeverfde ramsvellen, dassevellen, acaciahout; olie voor
de lampen; kruiden voor het reukwerk en de zalfolie, onyxstenen en andere edelstenen voor de
efod en het borststuk.
Ex. 35:10-19
WERKLIEDEN OPGEROEPEN. Laten alle vaklieden komen en maken wat de HERE heeft bevolen:
de tabernakel en zijn overkapping, haken, panelen, dwarsbalken, pilaren en voetstukken; de ark
met zijn draagstokken, het verzoendeksel en het gordijn voor het Heilige der Heiligen, de tafel
met zijn draagstokken, al het toebehoren en de toonbroden; de kandelaar met toebehoren,
lampen en lampolie; het reukofferaltaar met zijn draagstokken, de zalfolie en het reukwerk; het
gordijn voor de ingang van de tabernakel; het brandofferaltaar met het bijbehorende koperen
rooster, de draagstokken en al het toebehoren; het wasvat met zijn voetstuk; de gordijnen van de
voorhof, met de pilaren, de voetstukken en het gordijn voor de ingang van de voorhof; de
tentpinnen van de tabernakel en de voorhof en de scheerlijnen; de ambtskleding voor de
priesters die dienst doen in de tabernakel: de heilige kleren voor Aäron en zijn zonen, de
priesters."
Ex. 35:20-29
MATERIALEN GESCHONKEN. Na die woorden gingen de Israëlieten naar hun tenten terug om hun
geschenken klaar te maken. Korte tijd later kwamen zij, gedreven door de werking van Gods
Geest, met hun gaven van materialen die voor de bouw van de tabernakel, dus al het toebehoren
en de kleding van de priesters, konden worden gebruikt. Mannen en vrouwen kwamen met een
gewillig hart en brachten allerlei gouden voorwerpen; oorringen, neusringen, zegelringen en
halssieraden. Anderen brachten blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar,
roodgeverfde ramsvellen en dassevellen. Weer anderen brachten zilver en koper als hun gave
voor de HERE; sommigen brachten het nodige acaciahout voor het geraamte van de tabernakel.
De vrouwen die goed konden weven en spinnen, maakten blauwpurper, roodpurper, scharlaken
en fijn linnen. Andere kundige vrouwen sponnen het geitehaar. De leiders van het volk brachten
onyxstenen en andere kostbare stenen voor de efod en het borststuk, en kruiden en olie voor de
lampen en voor de zalfolie en het reukwerk. Zo bracht het volk (iedere man en vrouw die wilde
helpen bij het werk dat de HERE hun via Mozes had opgedragen) vrijwillig hun gaven bij Hem.
Ex. 35:30-36:1
VAKLIEDEN AANGEWEZEN. Mozes zei tegen de Israëlieten: "De HERE heeft Bezaleël (de zoon
van Uri en kleinzoon van Hur, uit de stam Juda) aangewezen als leider en uitvoerder van dit
grote werk. De HERE heeft hem de wijsheid en het inzicht gegeven voor allerlei soorten
handwerk: het bewerken van goud, zilver en koper; het snijden van edelstenen en het zetten
ervan en het bewerken van hout. Hij heeft alle capaciteiten voor dit werk. De HERE heeft hem en
Aholiab de mogelijkheden gegeven hun vakmanschap aan anderen door te geven. Aholiab is de
zoon van Ahisamach, uit de stam Dan. De HERE heeft hun de speciale vaardigheden gegeven
van juweliers, houtbewerkers en wevers van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen.
Kortom, zij blinken uit in alle vaardigheden die nodig zijn voor de bouw van de tabernakel en alle
toebehoren. Alle andere vaklieden die van God talenten hebben gekregen, moeten Bezaleël en
Aholiab helpen bij het werk aan de tabernakel."
Ex. 36:2-7
TEVEEL GAVEN. Mozes riep Bezaleël en Aholiab en alle andere vaklieden bij zich, die van de
HERE talenten hadden gekregen en die met heel hun hart wilden helpen bij het werk. Mozes
droeg de gaven die hij van de Israëlieten had gekregen, aan hen over. Nog elke morgen werden
vrijwillig nieuwe gaven gebracht. Tenslotte verlieten de vaklieden hun werk en kwamen bij Mozes
met de boodschap: "We hebben nu genoeg materiaal om het werk te kunnen uitvoeren." Daarop
liet Mozes in het kamp bekendmaken dat er niet meer gaven nodig waren. De mensen moesten
ervan weerhouden worden nog meer te brengen!
Ex. 36:8-19
DOEKEN EN DEKKLEDEN. De kundige wevers maakten eerst tien tentdoeken van getweernd fijn
linnen, blauwpurper, roodpurper en scharlaken, bewerkt met prachtige engelfiguren. Vijf van die
doeken werden aan elkaar gemaakt, evenals de andere vijf, zodat twee lange dekkleden
ontstonden. Er werden 50 blauwpurperen lussen aan de uiteinden van de dekkleden gemaakt,
precies tegenover de 50 lussen aan het andere dekkleed. Daarna werden 50 gouden haken
gemaakt om de lussen aan elkaar te haken, zodat de twee kleden tot één geheel werden.
Over deze kleden kwam een buitentent, gemaakt van elf kleden van geitevel (elk kleed was 13,5
meter lang en 1,8 meter breed). Bezaleël maakte vijf kleden aan elkaar tot een lange strook en
de andere zes tot een tweede lange strook. Toen bevestigde hij aan de uiteinden van de stroken
50 lussen en bevestigde die stevig aan elkaar met 50 kleine koperen haken. De dakbedekking
van de tabernakel werd gemaakt van een kleed van roodgeverfde ramsvellen, waar overheen
nog een kleed van dassevellen kwam.
Ex. 36:20-34
RAAMWERK GEBOUWD. Voor de zijden van de tabernakel gebruikte hij rechtopstaande panelen
van acaciahout. Elk paneel was 4,5 meter hoog en 67 cm breed. Elk paneel had twee zijgroeven,
zodat zij in elkaar vielen. Aan de zuidkant stonden twintig panelen, met de onderste randen in 40
zilveren voetstukken, aan elkaar bevestigd door middel van groeven. Ook aan de noordkant
stonden twintig panelen met 40 zilveren voetstukken, onder elk paneel twee. De westkant van de
tabernakel, die tegelijk de achterkant was, bestond uit zes panelen, met voor elke hoek één
extra. Deze panelen, inclusief die in de hoeken, waren van boven en beneden aan elkaar
bevestigd met ringen. Zo stonden aan de westkant in totaal acht panelen met zestien zilveren
voetstukken eronder, onder elk paneel twee.
Toen maakten zij dwarsbalken van acaciahout, voor elke kant van de tabernakel vijf. De
middelste balk liep van het ene naar het andere einde door het midden van de panelen. De
panelen en dwarsbalken werden allemaal overtrokken met goud. Ook de ringen waren van goud.
Ex. 36:35-38
GORDIJN GEMAAKT. Het gordijn dat voor de ark hing, maakten zij van blauwpurper, roodpurper,
scharlaken en getweernd fijn linnen, bewerkt met engelfiguren. Om het gordijn op te hangen,
werden vier pilaren van acaciahout gemaakt en met goud overtrokken. De pilaren stonden op
zilveren voetstukken en er zaten gouden haken aan. Voor de ingang van de tent werd een
gordijn van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen gemaakt. Het gordijn
werd opgehangen met behulp van vijf pilaren van acaciahout en vijf haken. De toppen van de
pilaren en de stangen ertussen werden met goud overtrokken. De vijf voetstukken waren van
koper.
Ex. 37:1-9
ARK EN VERZOENDEKSEL. Daarna bouwde Bezaleël de ark. Hij bestond uit acaciahout en was
1,13 meter lang, 68 cm breed en 68 cm hoog. Hij overtrok de binnen en de buitenkant met puur
goud en maakte er een gouden lijst omheen. Hij goot vier gouden ringen en bevestigde die aan
de onderkant van de ark, twee aan elke kant. Daarna maakte hij van acaciahout twee
draagstokken, overtrok ze met goud en stak ze door de ringen aan de zijkanten van de ark om
hem zo te kunnen dragen.
Toen maakte hij van puur goud het verzoendeksel, 1,13 meter lang en 68 cm breed. Daarna
maakte hij twee gouden engelen en plaatste ze aan de beide korte kanten van het
verzoendeksel. Zij vormden één geheel met het verzoendeksel. De engelen spreidden hun
vleugels naar boven uit en bedekten zo het verzoendeksel. De gezichten van de engelen waren
naar elkaar en op het verzoendeksel gericht.
Ex. 37:10-16
TAFEL GEMAAKT. Toen maakte hij van acaciahout de tafel, 90 cm lang, 45 cm breed en 68 cm
hoog. Hij overtrok hem met puur goud en maakte er een gouden lijst omheen, een rand van 7,5
cm breed liep rond de rand van de tafel en had op zijn beurt ook weer een gouden lijst. Hij goot
vier gouden ringen en bevestigde die aan de buitenkant van de tafelpoten, vlak onder de gouden
rand. Van acaciahout maakte hij draagstokken en hij overtrok ze met goud. Het verdere
toebehoren van de tafel (de schotels, schalen, kommen en kannen) maakte hij van puur goud.
Ex. 37:17-24
KANDELAAR VORM GEGEVEN. Ook de kandelaar werd van puur, gedreven goud gemaakt. Het
voetstuk, de schacht, de lamphouders en de versieringen in de vorm van amandelbloesems
waren helemaal uit één stuk gemaakt. De kandelaar telde zes armen, drie aan elke kant. Elke
arm was versierd met afbeeldingen van bloesems. De kandelaar zelf was versierd met
amandelbloesems, één onder elke arm en één erboven, vier in totaal. Armen en versieringen
waren allemaal uit één stuk gedreven goud. Daarna maakte hij de zeven lampen op de armen,
evenals de snuiters en de asbakjes van puur goud. De kandelaar woog in zijn geheel 30 kilo en
was geheel van puur goud.
Ex. 37:25-28
REUKOFFERALTAAR. Ook het reukofferaltaar werd van acaciahout gemaakt. Het was 45 cm in
het vierkant en 90 cm hoog. De horens aan de hoeken van het altaar vormden één geheel met
de rest van het altaar. Het hele altaar, ook de horens, werd overtrokken met puur goud en er
kwam een gouden lijst omheen. Onder de lijst zat aan beide kanten een gouden ring als houder
voor de draagstok. De draagstokken waren van acaciahout en met goud overtrokken.
Ex. 37:29
OLIE EN WIEROOK GEMENGD. Van heerlijk geurende kruiden, nauwkeurig afgewogen, maakte hij
de heilige zalfolie voor de wijding van de priesters en het reukwerk.
Ex. 38:1-7
OFFERALTAAR. Het brandofferaltaar werd van acaciahout gemaakt, 2,25 meter in het vierkant en
135 meter hoog. Aan de vier hoeken zaten horens, die één geheel vormden met het altaar. Hij
overtrok ze met koper. Al het toebehoren van het altaar (potten, scheppen, schalen, vleeshaken
en vuurpannen) werd van koper gemaakt. Daarna maakte hij een koperen rooster dat op
ongeveer de helft van de hoogte van het altaar werd aangebracht. Aan de vier hoeken van het
rooster maakte hij vier ringen voor de draagstokken. De draagstokken maakte hij van acaciahout
en overtrok ze met koper. De draagstokken werden in de ringen aan de zijkant van het altaar
geschoven om het te kunnen dragen. Het altaar was van planken gemaakt en hol.
Ex. 38:8
WASVAT GESMEED. Het koperen wasvat met het koperen voetstuk werd gemaakt van de koperen
spiegels die de vrouwen die dienst deden bij de ingang van de tabernakel, hadden gegeven.
Ex. 38:9-20
VOORHOF GEBOUWD. Toen bouwde hij de voorhof. De zuidelijke kant was 45 meter lang en
bestond uit geweven gordijnen van getweernd fijn linnen. Langs de kant stonden twintig koperen
pilaren met koperen voetstukken en zilveren stangen en haken om de gordijnen aan op te
hangen. De noordkant van de voorhof was ook 45 meter lang, met twintig koperen pilaren op
koperen voetstukken en zilveren stangen met zilveren haken.
De westkant van de voorhof was 22, 5 meter lang en bestond uit gordijnen, die hingen aan tien
koperen pilaren op koperen voetstukken met zilveren stangen en haken. De oostkant was
eveneens 22,5 meter lang. De gordijnen aan weerszijden van de ingang van de voorhof waren
6,75 meter lang, elk met drie pilaren en drie voetstukken. Alle gordijnen die de muren van de
voorhof vormden, waren geweven van getweernd fijn linnen. Elke pilaar had een koperen
voetstuk, alle stangen en haken waren van zilver. De bovenzijden van de pilaren waren met
zilver overtrokken en de stangen waaraan de gordijnen hingen, waren van puur zilver.
Het gordijn voor de ingang van de voorhof was een prachtig stuk weefwerk van blauwpurper,
roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen. Het was 9 meter lang en 2,25 meter breed, net
als de andere gordijnen rond de voorhof. Het was opgehangen aan vier pilaren op koperen
voetstukken, met zilveren stangen en haken. De bovenkanten van de pilaren waren met zilver
overtrokken. Alle pennen die werden gebruikt voor het vastzetten van de tabernakel, waren van
koper.
Ex. 38:21-31
WAARDE VAN GEBRUIKTE MATERIALEN. Hier volgt een opsomming van de materialen die bij de
bouw van de tabernakel werden gebruikt. Onder leiding van Ithamar, de zoon van de priester
Aäron, en in opdracht van Mozes, telden de Levieten alles. Bezaleël maakte alles precies zoals
de HERE het Mozes had laten zien. Hij werd daarbij geholpen door Aholiab, de zoon van
Ahisamach, uit de stam Dan. Beiden waren uitstekende vaklui en experts op het gebied van hout
en metaalbewerking en het weven van kleurige weefsels met blauwpurper, roodpurper,
scharlaken en fijn linnen. Het volk bracht in totaal 878 kilo goud bijeen, wat allemaal werd
gebruikt voor de tabernakel.
De hoeveelheid zilver bedroeg 3195 kilo, bijeengebracht via de gave van 5, 5 gram per persoon,
gerekend naar alle mannen die bij de telling twintig jaar of ouder waren. Het totaal aantal
mannen bedroeg 603.550. Voor de panelen in het heiligdom en de pilaren die het gordijn
ondersteunden, werd 3000 kilo zilver gebruikt, 30 kilo per voetstuk. Het overgebleven zilver, 195
kilo in totaal, werd gebruikt voor de bovenkanten van de pilaren en voor de stangen en haken.
Het volk bracht 2126 kilo koper bijeen. Daarvan werden de voetstukken van de pilaren bij de
ingang van de tabernakel, het koperen altaar met het koperen rooster en al het toebehoren, de
voetstukken van de pilaren rond de voorhof en bij de ingang van de voorhof en alle pennen van
de tabernakel en de voorhof gemaakt.
Ex. 39:1
PRIESTERGEWADEN GENAAID. Van blauwpurper, roodpurper en scharlaken maakte het volk de
ambtskleding voor de priesters, die zij droegen bij hun dienst in de tabernakel. Dezelfde stof
werd gebruikt voor Aärons heilige kleren, zoals de HERE Mozes had opgedragen.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- februari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen