10 april
Tijdperk van de oorlogen
Hoewel Davids positie als koning veilig is onder Gods toeziend oog, zal David toch voor zijn koninkrijk moeten
vechten om dit in de ogen van het volk veilig te stellen. David is bijna onophoudelijk in een strijd verwikkeld met
Israëls vijanden, waaronder de Filistijnen, Moabieten, Edomieten en Ammonieten (misschien suggereert deze
periode van oorlogen wel dat Gods volk te allen tijde strijd moet leveren tegen Gods vijanden om zo de
zegeningen te behouden die aan Zijn volk beloofd zijn). Maar terwijl hij bezig is met het verdedigen van zijn
koninkrijk en de grenzen van dat koninkrijk op een offensieve manier uitbreidt, wordt David het slachtoffer van
zijn eigen begeerte en wordt hij niet alleen een overspelige, maar ook een moordenaar (hier zien we wellicht
opnieuw een waarschuwing dat Gods volk altijd op zijn hoede moet zijn voor vijanden van buitenaf en uit de
eigen gelederen). Davids berouw en zijn rechtschapen houding, die op zijn zonden volgen, tonen waarom hij
ondanks zijn zware overtredingen later toch een man naar Gods hart zal worden genoemd.
2 Sam. 21:15-17a
EERSTE FILISTIJNSE STRIJD. Rond diezelfde tijd waren de Filistijnen weer in oorlog met Israël.
Toen hij en zijn mannen volop in het gevecht waren gewikkeld, kreeg David plotseling last van
een zware uitputting. Jisbi-Benob, een reus wiens speerpunt meer dan zes kilo woog en die in
een volledig nieuwe wapenrusting rondliep, wist bij David in de buurt te komen en stond op het
punt hem te doden. Abisaï, de zoon van Zeruja, zag echter wat er gebeurde. Hij schoot erop af
en doodde de Filistijn.
2 Sam. 21:17b
DAVID VERLAAT ACTIEVE DIENST. Daarna zwoeren Davids mannen: "U gaat niet meer mee als er
moet worden gevochten! We mogen niet het risico lopen dat het licht van Israël wordt gedoofd!"
2 Sam. 21:18-22, 1 Kron. 20:4-8
ANDERE GEVECHTEN MET FILISTIJNEN. Enige tijd later, tijdens een treffen met de Filistijnen bij
Gob, doodde de Husathiet Sibbechai een andere reus, Saf genaamd.
Nog later werd op diezelfde plaats de Gathiet Goliath gedood door Elhanan. De schacht van de
speer van deze reus was net zo groot als een weversboom!
En tijdens een ander treffen tussen de Filistijnen en de Israëlieten bij Gath, schold een reus met
zes vingers aan elke hand en zes tenen aan elke voet Israël uit, waarna Davids neef Jonathan
(de zoon van zijn broer Simea) hem doodde. Deze reuzen waren afstammelingen van Rafa uit
Gath en werden gedood door David en zijn mannen.
2 Sam. 8:1, 1 Kron. 18:1
SAMENVATTING VAN OVERWINNINGEN. Uiteindelijk versloeg David de Filistijnen en nam de stad
Gath en de daarbij behorende dorpen in.
2 Sam. 10:1-5, 1 Kron. 19:1-5
AMMONIETEN VERNEDEREN AFGEZANTEN. Enige tijd later overleed koning Nahas van de
Ammonieten. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hanun. "Ik zal Hanun laten zien dat ik het goed
met hem meen", zei David, "want zijn vader Nahas is altijd vriendelijk en trouw tegenover mij
geweest." Daarom stuurde David afgevaardigden om Hanun te condoleren en te troosten met
het verlies van zijn vader.
Maar Hanuns officieren fluisterden hem in: "U gelooft toch zeker niet dat deze mannen zijn
gekomen om u te condoleren met het verlies van uw vader! David heeft ze gestuurd om te
spioneren in de stad, voordat hij ons aanvalt!" Daarom liet Hanun Davids mannen gevangen
nemen. Hij schoor de helft van hun baarden af en knipte hun mantels ter hoogte van hun billen
af. Halfnaakt stuurde hij hen daarna naar huis terug.
Toen David hoorde wat er was gebeurd, droeg hij de mannen op in Jericho te blijven tot hun
baarden weer waren aangegroeid; zij schaamden zich enorm over hun uiterlijk.
2 Sam. 10:6-14, 1 Kron. 19:6-15
AMMONIETEN EN SYRIERS VERJAAGD. Intussen beseften de Ammonieten dat zij David hadden
beledigd en besteedden 30.000 kilo zilver aan huurlingen, strijdwagens en berijders, die zij
betrokken uit Mesopotamië, Aram-Maächa en Zoba. Zij huurden 32.000 strijdwagens, evenals de
steun van de koning van Maächa en zijn leger. Deze strijdmacht sloeg zijn kamp op bij Medeba,
waar enige tijd later de troepen die koning Hanun uit zijn steden had opgeroepen, bijkwamen.
David stuurde Joab samen met zijn beste soldaten en het hele leger van Israël erop af. Het leger
van Ammon ging hen tegemoet en stelde zich op voor de stadspoorten van Medeba.
Ondertussen bevond het huurlingenleger zich nog steeds op de vlakte.
Joab zag dat hij het risico liep te worden ingesloten door vijandelijke troepen. Daarom deelde hij
zijn troepen in tweeën en stelde één groep op tegenover de Syriërs. De andere groep, onder
commando van zijn broer Absai, koos de Ammonieten als tegenstanders. "Als de Syriërs te sterk
zijn voor mij, kom mij dan te hulp", drukte Joab zijn broer op het hart, "en als de Ammonieten te
sterk voor jou zijn, kom ik jou helpen. Wees moedig en laten wij ons als mannen gedragen om
het volk en de steden van onze God te beschermen. En moge de HERE doen wat Hem het beste
lijkt."
Joab en zijn mannen vielen de Syriërs aan, die na een korte strijd op de vlucht sloegen. Toen de
Ammonieten dat zagen, vluchtten zij voor Absai weg de stad in. Daarna keerde Joab terug naar
Jeruzalem.
2 Sam. 10:15-191 Kron. 19:16-19
SYRIERS VOLLEDIG VERSLAGEN. Na hun nederlaag lieten de Syriërs verse troepen komen uit
het gebied ten oosten van de Eufraat, onder commando van Sofach, de opperbevelhebber van
koning Hadadezer.
Daarop mobiliseerde David alle Israëlieten, stak de Jordaan over en bond de strijd aan met de
talrijke vijanden. Maar opnieuw sloegen de Syriërs op de vlucht voor David. Hij doodde 7000
wagenmenners en 40.000 soldaten. Onder de gevallenen bevond zich ook Sofach, de
opperbevelhebber van het Syrische leger.
Tenslotte gaven koning Hadadezers troepen zich over aan koning David en betaalden hem
voortaan belasting.
Na die tijd kwamen de Syriërs de Ammonieten nooit meer bij hun oorlogen te hulp.
Psa. 60 - David bidt om herstel.
Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'De lelie van het getuigenis.' David schreef dit leerzame gedicht nadat hij had gestreden tegen de Arameeërs van Mesopotamië en Zoba, en nadat Joab op de terugweg daarvan 12.000 Edomieten in het Zoutdal had verslagen.
O God, U hebt ons verstoten, U hebt ons uiteengescheurd.
U bent toornig over ons; genees ons toch!
U hebt het land laten trillen en scheuren. Het staat te wankelen.
Ons volk heeft door U de vreselijkste dingen gezien;
U hebt ons bedwelmd.
Aan hen die ontzag voor U hebben, hebt U een eigen vaandel gegeven
zodat zij zich kunnen verzamelen om te strijden tegen de boogschutters.
Zo zijn Uw volgelingen gereed voor de strijd.
Laat ons overwinnen, want dat hangt alleen van U af.
Geef ons toch antwoord!
God heeft vanuit Zijn heilige plaats tot ons gesproken.
Ik juich van vreugde en zal Sichem verdelen.
Ik ga het dal van Sukkoth opmeten.
Gilead en Manasse zijn van mij
en Efraïm is mijn helm.
Juda is de staf waarmee ik regeer.
Moab is mijn wasbak
en in Edom zet ik mijn schoenen neer.
Over Filistea maak ik mij vrolijk.
Wie brengt mij naar de versterkte vesting?
Wie begeleidt mij naar Edom?
U bent het, o God, U Die ons eerst had verstoten.
Wilt U, o God, optrekken met onze legers?
Help ons tegen de vijand,
want hulp van mensen stelt niets voor.
Samen met God zullen wij dappere daden doen,
want Hij vernietigt onze vijanden voor ons.
2 Sam. 11:1, 1 Kron. 20:1
BELEG VAN RABBA. In de lente van het volgende jaar, in de tijd dat oorlogen weer begonnen,
stuurde David Joab en het Israëlitische leger erop uit om de Ammonieten te vernietigen. Zij
begonnen met de hoofdstad Rabba te belegeren. David bleef echter in Jeruzalem.
2 Sam. 11:2-5 - Jeruzalem
OVERSPEL MET BATHSEBA. Op een dag stond hij na zijn rustuur op van zijn bed en maakte een
wandelingetje op het dak van het paleis. Uitkijkend over de stad, viel zijn oog op een bijzonder
mooie vrouw, die net haar bad nam. Hij stuurde iemand om er achter te komen wie zij was en
hoorde dat zij Bathséba heette. Haar vader was Eliam en zij was getrouwd met de Hethiet Uria.
David liet haar halen en ging met haar naar bed. Daarna waste zij zich vanwege haar onreinheid
en ging terug naar huis. Toen zij er achter kwam dat zij in verwachting was, stuurde zij hem een
boodschap om dat te vertellen.
2 Sam. 11:2-5 - Jeruzalem
OVERSPEL MET BATHSEBA. Op een dag stond hij na zijn rustuur op van zijn bed en maakte een
wandelingetje op het dak van het paleis. Uitkijkend over de stad, viel zijn oog op een bijzonder
mooie vrouw, die net haar bad nam. Hij stuurde iemand om er achter te komen wie zij was en
hoorde dat zij Bathséba heette. Haar vader was Eliam en zij was getrouwd met de Hethiet Uria.
David liet haar halen en ging met haar naar bed. Daarna waste zij zich vanwege haar onreinheid
en ging terug naar huis. Toen zij er achter kwam dat zij in verwachting was, stuurde zij hem een
boodschap om dat te vertellen.
2 Sam. 11:6-13
POGING OM ZAAK TE VERHULLEN. David zond daarop Joab het bevel: "Stuur de Hethiet Uria
naar mij toe." Toen deze kwam, vroeg David hem hoe het was met Joab en het leger en of al
vooruitgang in de strijd te melden was. Daarna stuurde hij hem naar huis met het advies dat hij
maar eens goed moest uitrusten en zond een geschenk naar zijn huis. Maar Uria ging niet naar
huis. Hij bleef die nacht bij de poort van het paleis slapen bij de andere dienaren van de koning.
David hoorde dat, riep hem opnieuw bij zich en vroeg: "Bent u soms niet moe van de reis?
Waarom bent u vannacht dan niet naar huis gegaan?"
Uria antwoordde: "De ark en alle legereenheden kamperen in het open veld. Zou ik dan thuis
gaan zitten om goed te eten en te drinken en met mijn vrouw te slapen? Ik zweer dat ik me aan
zoiets nooit schuldig zal maken."
"Wel, blijf dan vannacht maar hier", zei David, "dan kunt u morgen naar de troepen terugkeren."
Uria bleef dus in de buurt van het paleis. David nodigde hem de volgende dag uit voor het eten
en voerde hem dronken; desondanks ging hij die nacht niet naar huis, maar sliep weer bij het
hofpersoneel aan de ingang van het paleis.
2 Sam. 11:14-21
URIA WORDT GEDOOD. De volgende morgen schreef David een brief voor Joab en gaf die aan
Uria mee. In de brief gaf hij Joab opdracht Uria aan het front te zetten op de plaats waar het felst
werd gevochten, dan terug te trekken en hem achter te laten om te sneuvelen!
Joab stuurde Uria naar een plek vlakbij de belegerde stad, waarvan hij wist dat daar de beste
strijders van de vijand stonden opgesteld. Bij een volgende aanval vanuit de stad werd Uria met
nog enkele Israëlitische soldaten gedood.
Toen Joab David een verslag stuurde over de ontwikkelingen in de strijd, zei hij tegen zijn
boodschapper: "Als de koning nadat u verslag hebt gedaan boos wordt en vraagt: 'Waarom zijn
de troepen de stad zo dicht genaderd? Wisten zij dan niet dat vanaf de muren op hen zou
worden geschoten? Werd Abimelech bij Tebez niet door een vrouw gedood, die een molensteen
bovenop hem gooide?', zeg dan tegen hem: 'Ook Uria werd gedood.'"
2 Sam. 11:22-25
DAVID OVER DOOD VERTELD. Zo kwam de boodschapper in Jeruzalem aan en vertelde alles aan
David. "De vijand was erg sterk en deed een uitval", zei hij, "maar toen wij hem achtervolgden
naar de stadspoorten, werden wij beschoten door de mannen op de muren; enkelen van ons
werden gedood, ook de Hethiet Uria."
"Goed, vertel Joab maar dat hij de moed niet moet verliezen", zei David. "Het zwaard doodt
zowel de één als de ander! Vecht de volgende keer met meer verbetenheid en verover de stad;
zeg hem dat ik tevreden ben over de resultaten tot nu toe."
2 Sam. 11:26,27
DAVID TROUWT MET BATHSEBA. Bathséba rouwde toen zij hoorde dat haar man was gesneuveld.
Na de rouwperiode liet David haar halen en gaf haar onderdak in het paleis, waar zij één van zijn
vrouwen werd. Daar bracht zij een zoon ter wereld. Maar de HERE beschouwde deze
handelwijze van David als een grote zonde.
2 Sam. 12:1-12
NATHAN BERISPT DAVID. Daarom stuurde de HERE de profeet Nathan naar David om hem het
volgende verhaal te vertellen: "Er woonden twee mannen in een stad. De ene was erg rijk en
bezat grote kudden runderen en schapen. De andere man was erg arm. Zijn enige bezit was een
klein lam, dat hij van zijn weinige geld had gekocht en samen met zijn kinderen was opgegroeid.
Het at met de pot mee en kreeg te drinken uit de beker van de arme man. Hij liet het dier op zijn
schoot slapen en hield van het dier alsof het zijn dochtertje was.
Op een gegeven moment kreeg de rijke man een gast op bezoek. Maar in plaats dat hij een lam
of rund uit zijn eigen kudde liet slachten om het de reiziger voor te zetten, nam hij het lam van de
arme man, roosterde het en bood het zijn gast aan."
David was woedend. "Ik zweer bij de levende God", brieste hij, "dat iemand die zoiets doet, ter
dood moet worden gebracht; hij moet de arme man vier lammeren terugbetalen voor het lam dat
hij stal en omdat hij geen medelijden toonde."
Toen zei Nathan scherp tegen David: "U bent die rijke man! De HERE, de God van Israël zegt: 'Ik
maakte u koning over Israël en redde u uit de handen van Saul. Ik gaf u zijn paleis en zijn
vrouwen en de koninkrijken Juda en Israël. En als dat nog niet genoeg was geweest, had Ik u
wel nog veel meer gegeven. Waarom hebt u de wetten van God dan veracht en deze vreselijke
misdaad begaan? Want u hebt Uria vermoord en zijn vrouw gestolen. Daarom zal moord vanaf
nu een voortdurende bedreiging voor uw familie vormen, omdat u Mij hebt beledigd door Uria zijn
vrouw af te nemen.
Ik zweer dat Ik uw eigen gezin tegen u in opstand zal laten komen, omdat u dit hebt gedaan. Ik
zal uw vrouwen aan een andere man geven, die op klaarlichte dag met hen naar bed zal gaan. U
deed alles in het geheim, maar Ik zal u dit openlijk aandoen, voor de ogen van heel Israël."
2 Sam. 12:13a
DAVID BEKENT ZONDE. "Ik heb tegen de HERE gezondigd", beleed David tegenover Nathan.
Psa. 51 - David bidt om vergeving.
Een psalm van David voor de koordirigent. Deze psalm schreef David nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen om hem te wijzen op zijn zonde met Bathséba.
Geef mij genade, o God,
hoewel ik dat niet heb verdiend.
Laat toch blijken hoe groot Uw liefde en goedheid is.
Wilt U door Uw vergevende mildheid mijn zonden wegdoen?
Reinig mij toch van deze zonde,
die een smet op mij werpt.
Ik weet dat ik heb gezondigd;
steeds opnieuw gaan mijn gedachten terug naar deze daad,
waarmee ik van Uw pad afweek.
Mijn God, ik heb tegen U gezondigd en Uw gebod overtreden.
Wat U er ook over zegt, het is altijd goed en rechtvaardig.
Uw uitspraken zijn altijd zuiver.
Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte al een zondaar ben;
toen ik werd verwekt, stond al vast dat ik een zondaar zou zijn.
En U wilt dat Uw waarheid ook wordt nagevolgd in het verborgene van mijn hart;
U geeft mij Uw wijsheid, waar anderen niets van weten.
Wilt U met hysop de zonde van mij afnemen,
dan zal ik weer helemaal schoongewassen zijn.
Als U mij wast, ben ik witter dan de witste sneeuw.
Wilt U mij weer blijdschap en echte vreugde geven?
Mijn lichaam en mijn ziel zijn terneergeslagen,
maar U kunt mij weer oprichten en U laten prijzen.
Keer Uw gezicht af van mijn zonden
en vernietig al mijn misstappen.
Geeft U mij een nieuw, schoon hart, mijn God,
en een nieuwe geest die mij innerlijk standvastig maakt.
Wend U niet van mij af
en laat Uw Heilige Geest niet van mij wijken.
Ik wil zo graag opnieuw de blijdschap over Uw redding ervaren.
Ik wil U volgen en mijn gehoorzaamheid aan U zal mij kracht geven.
Dan zal ik ook aan andere zondaars laten zien wat Uw wil is,
zodat zij zich bekeren en U ook zullen volgen.
Bevrijd mij van de schuld die ik op mij heb geladen, o God.
U bent de God van mijn heil.
Ik wil over Uw rechtvaardigheid juichen.
Here, stel mij in staat U openlijk lof en eer te geven.
Want ik weet dat U er geen prijs op stelt dat ik U nu brandoffers zou brengen;
daar gaat het U niet om.
Het werkelijke offer waarop U wacht,
is een aan U overgegeven geest
van iemand die weet dat hij niet zonder U kan.
En een hart dat geheel en al weet
dat U de enige bent die helpen kan.
Zulke mensen stuurt U nooit weg, mijn God.
Wilt U Jeruzalem zegenen en haar muren herbouwen?
Dan zullen de offers die volgens de wet worden gebracht, U genoegen doen.
Dan zullen grote brandoffers aan U gebracht worden;
hele stieren worden op Uw altaar gebracht.
2 Sam. 12:13b-17
DAVID ROUWT EN BIDT. Nathan antwoordde: "Ja, dat hebt u inderdaad, maar de HERE heeft u
deze zonde vergeven en u zult daarom niet sterven. Maar u hebt de vijanden van de HERE een
goede aanleiding gegeven Hem te beledigen en Zijn naam te misbruiken. Daarom zal uw zoon
sterven."
Na die woorden ging Nathan terug naar huis. En de HERE maakte Bathséba's baby dodelijk
ziek. David smeekte Hem het kind te sparen; hij at niets en lag de hele nacht voor de HERE op
de kale vloer. De leiders van het land smeekten hem op te staan en met hen te eten, maar hij
weigerde.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- april
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen