11 april


2 Sam. 12:18-23
ROUW EINDIGT NA OVERLIJDEN. Op de zevende dag stierf het kind. Davids dienaren durfden het hem nauwelijks te vertellen. "Hij was er zo kapot van dat het kind ziek werd", zeiden zij onder elkaar, "wat zal hij doen als wij hem vertellen dat het dood is?"
Maar toen David hen zag fluisteren, begreep hij wat er was gebeurd. "Is het kind dood?" vroeg hij.
"Ja", antwoordden zij, "het is gestorven."
David stond op, waste zich, kamde zijn haar, trok andere kleren aan en ging de tabernakel in om tot de HERE te bidden. Daarna keerde hij terug naar het paleis en at wat brood.
Zijn dienaren stonden versteld. "Wij begrijpen u niet", zeiden zij. "Toen het kind nog leefde, huilde u en weigerde u te eten. En nu het kind dood is, houdt u op met rouwen en eet u opeens weer."
David antwoordde: "Ik heb gevast en gehuild toen het kind nog leefde, want ik zei tegen mijzelf: 'Misschien zal de HERE toch nog genade tonen en hem laten leven.' Maar waarom zou ik vasten nu hij dood is? Kan ik hem daardoor terugbrengen? Ik zal ooit naar hem toegaan, maar hij zal niet bij mij terugkomen."

2 Sam. 12:26-31, 1 Kron. 20:2-3
INNAME VAN RABBA. Ondertussen boekten Joab en het Israëlitische leger successen in het beleg van Rabba, de hoofdstad van Ammon. Joab stuurde boodschappers om David te vertellen: "Wij hebben Rabba en haar mooie haven vrijwel in handen! Kom hierheen met de rest van het leger om het karwei af te maken, zodat u de eer van de overwinning krijgt en niet ik."
Daarop trok David aan het hoofd van zijn troepen naar Rabba en veroverde de stad. Een enorme buit werd naar Jeruzalem gebracht. David nam de kroon van de koning van Rabba (een schat met een zeer grote waarde, want hij was gemaakt van massief goud en versierd met kostbare edelstenen) en zette die op zijn hoofd. Hij maakte de inwoners van de stad tot slaven en zette hen met zagen, houwelen en bijlen aan het werk in een grote steenbakkerij. Zo behandelde hij alle steden van de Ammonieten. Daarna keerden David en zijn leger terug naar Jeruzalem.

2 Sam. 8:2, 1 Kron. 18:2
MOAB VALT IN HANDEN VAN DAVID. Tevens nam hij het land van Moab in bezit. Hij verdeelde zijn slachtoffers en liet hen twee aan twee in rijen op de grond liggen. Tweederde van elke rij, met een meetlint gemeten, doodde hij en eenderde werd gespaard om zijn dienaren te worden; elk jaar betaalden zij hem belasting.

2 Sam. 8:3,4,7,8, 1 Kron. 18:3,4,7,8
DAVID VERSLAAT HADADEZER. Hij versloeg ook de troepen van koning Hadadezer van Zoba, een zoon van Rehob, in een veldslag bij de Eufraat. Hij deed dit omdat Hadadezer trachtte zijn invloed langs de Eufraat te herstellen. David nam daarbij 1700 ruiters en 20.000 man voetvolk gevangen. Slechts honderd tuigpaarden hield hij, bij alle andere liet hij de pezen doorsnijden.
De gouden schilden van koning Hadadezers officieren bracht David naar Jeruzalem. Tevens voerde hij een grote buit aan koper, afkomstig uit Hadadezers steden Betach en Berothai, naar Jeruzalem.

2 Sam. 8:5,6, 1 Kron. 18:5,6
DAMASCUS ONDERWORPEN. Vanuit Damascus kwamen de Syriërs Hadadezer te hulp. Ook van hen sneuvelden 22.000 man. David stationeerde enkele legergarnizoenen in Damascus, waardoor de Syriërs werden onderworpen. Ook zij betaalden elk jaar belasting aan David. Zo gaf de HERE hem overal waar hij ging, overwinningen.

2 Sam. 8:13,14, 1 Kron. 18:12,13
EDOM VERSLAGEN. Absai, de zoon van Zeruja, versloeg daarna 18.000 Edomieten in het Zoutdal. Hij plaatste garnizoenen in Edom en dwong de Edomieten voor David te werken en jaarlijks aanzienlijke bedragen aan David te betalen. Ook dit is weer een voorbeeld van hoe de HERE David overwinning op overwinning gaf.

2 Sam. 8:9,10, 1 Kron. 18:9,10
HAMATH WIL BONDGENOOTSCHAP. Toen koning Toï van Hamath hoorde over Davids overwinning op het leger van Hadadezer, stuurde hij zijn zoon Joram naar David om hem te begroeten en geluk te wensen met zijn overwinning op Hadadezer, want Hadadezer en Toï waren vijanden. Joram bracht daarbij geschenken van zilver, goud en koper voor David mee.

2 Sam. 8:11,12, 1 Kron. 18:11
BUIT AAN GOD GEWIJD. David wijdde dit alles aan de HERE, samen met het zilver en het goud dat hij had buitgemaakt op Syrië, Moab, Ammon, de Filistijnen, Amalek en koning Hadadezer.

1 Kron. 11:10
LEIDERS VAN DAPPERE MANNEN. Dit zijn de namen van de moedigste helden onder Davids mannen. Zij oefenden veel druk uit op de leiders van Israël om hem tot hun koning te maken, zoals de HERE had voorzegd:

2 Sam. 23:8, 1 Kron. 11:11
JASOBAM. Jasobam, de zoon van Hachmoni, was de voornaamste van de drie grootste helden onder Davids mannen. Hij doodde eens 300 mannen met zijn speer.

2 Sam. 23:9,10, 1 Kron. 11:12-14
ELEAZAR. Na hem kwam Eleazar, de zoon van Dodo en een kleinzoon van een Ahohiet. Hij was één van de drie mannen, die samen met David de Filistijnen tegenhielden toen de rest van het leger op de vlucht sloeg. Hij doodde de Filistijnen tot zijn hand te moe was om een zwaard vast te houden en de HERE gaf die dag een grote overwinning. De rest van het leger kwam pas terug toen de buit moest worden binnengehaald!

2 Sam. 23:11,12
SAMMA. Na hem volgde Samma, de zoon van de Harariet Age. Eens, tijdens een Filistijnse aanval waarbij al zijn mannen er vandoor gingen, hield hij alleen stand op een stuk bouwgrond en sloeg de Filistijnen terug. God gaf ook door hem een grote overwinning.

2 Sam. 23:13-17, 1 Kron. 11:15-19
DAPPERHEID VAN LEIDERS. Toen David in de grot van Adullam verbleef en het invasieleger van de Filistijnen zich in het dal van Refaïm bevond, gingen drie van de dertig hoogste officieren van het Israëlitische leger in de oogsttijd naar hem toe om hem een bezoek te brengen. David was op dat moment in de vesting op de berg, want Filistijnse stoottroepen hadden kort daarvoor het dichtbijgelegen Bethlehem ingenomen. David zei: "Ik heb zin in een beker helder water uit de stadsput in Bethlehem." Die put lag vlakbij de stadspoort. Daarop braken de drie mannen door de Filistijnse linies heen, haalden water uit de put en brachten het naar David. Maar hij wilde er niet van drinken! In plaats daarvan goot hij het op de grond voor de HERE. "Nee, mijn God", riep hij uit, "ik kan onmogelijk van dit water drinken! Dit is het bloed van de mannen, die hun leven hebben gewaagd."

2 Sam. 23:18,19, 1 Kron. 11:20,21
ABISAI. Joabs broer Abisaï was de aanvoerder van de Dertig. Hij had zijn plaats onder hen verworven door ook ooit 300 mannen te doden met zijn speer. Hij was de leider en beroemdste man van de Dertig, maar bereikte niet het peil van de eerstgenoemde drie.

2 Sam. 23:20-23, 1 Kron. 11:22-25
BENAJA. Benaja, wiens vader Jojada was, een vermaard strijder uit Kabzeël, doodde de twee beroemde reuzen uit Moab. Tevens doodde hij eens helemaal alleen een leeuw. Dat was op zichzelf nog niet zo bijzonder, maar wel dat hij dat deed in een glibberige modderkuil, terwijl er een laag sneeuw lag. Ook doodde hij eens een 2,25 meter lange Egyptenaar, wiens speer zo dik was als de boom van een weefgetouw. Benaja ging op hem af, alleen gewapend met een stok, trok de speer uit zijn handen en doodde hem toen met zijn eigen wapen. Deze Benaja was bijna net zo beroemd als de drie grote helden en had onder de Dertig een grote reputatie. David benoemde hem tot hoofd van zijn lijfwacht.

2 Sam. 23:24-39, 1 Kron. 11:26-47
ANDERE DAPPERE MANNEN. Andere beroemde strijders onder Davids mannen waren:
  Asaël, de broer van Joab;
  Elhanan, de zoon van Dodo uit Bethlehem;
  Sammoth uit Haror;
  Helez uit Pelon;
  Ira, de zoon van Ikkes uit Tekoa;
  Abiëzer uit Anathoth;
  Sibbechai uit Husath;
  Ilai uit Ahoh;
  Maharai uit Netofath;
  Heled,
  de zoon van Baäna uit Netofath;
  Ithai, de zoon van Ribai, een Benjaminiet uit Gibea;
  Benaja uit Pirathon;
  Hurai uit de dalen van Gaäs;
  Abiël uit Arbath;
  Azmaveth uit Baharum;
  Eljahba uit Saälbon;
  de zonen van Hasem uit Gizon;
  Jonathan, de zoon van Sagé uit Harar;
  Ahiam, de zoon van Sachar uit Harar;
  Elifal, de zoon van Ur;
  Hefer uit Mecherath;
  Ahia uit Pelon;
  Hezro uit Karmel;
  Naärai, de zoon van Ezbai;
  Joël, de broer van Nathan;
  Mibhar, de zoon van Hagri;
  Zelek uit Ammon;
  Nahrai uit Beëroth; hij was de wapendrager van bevelhebber Joab;
  Ira uit Jethri;
  Gareb uit Jethri;
  de Hethiet Uria;
  Zabad, de zoon van Achlai;
  Adina, de zoon van Siza, een lid van de stam van Ruben en bovendien één van de 31   stamhoofden;
  Hanan, de zoon van Maächa;
  Josafat uit Mithna;
  Uzzia uit Asterath;
  Sama en Jeiël, de zonen van Hotham uit Aroër;
  Jediaël, de zoon van Simri;
  zijn broer Joha uit Tiza;
  Eliël uit Mahavim;
  Jeribai en Josavja, de zonen van Elnaäm;
  Jithma uit Moab;
  Eliël, Obed en Jaäsiël uit Mezobaja.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- april



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen