Thuis >> 23 oktober
23 oktober
Jezus' eerste daden in Judea, Samaria en Galilea
De vroege bediening van Jezus wordt alleen door de apostel Johannes beschreven. Zijn verslag laat zien dat
het onderricht van Jezus het gewone volk al snel aanspreekt en leidt tot een groot aantal trouwe discipelen. In
deze tijd verricht Jezus Zijn eerste wonderen. En net zoals Nehemia eeuwen eerder gedaan had, verspilt Jezus
geen tijd om de mensen die de tempel onteren hierop aan te spreken. Jezus maakt ook meteen duidelijk dat
Zijn reddende boodschap verder gaat dan het Joodse volk en betrekking heeft op alle mensen. Alsof Hij
hiermee het universele karakter van Zijn geestelijke koninkrijk wil benadrukken, brengt Jezus Zijn boodschap
aan de Samaritanen. Dit volk van gemengde afkomst en met gemengde godsdiensten zijn al aartsvijanden van
de Joden sinds hun voorouders uit Assyrië werden overgebracht om het noordelijke Israël te bevolken, nadat
de eerste Joden in gevangenschap naar Assyrië werden afgevoerd. Jezus' handreiking naar de niet-Joden zou
dus niet duidelijker kunnen zijn.
De bediening van Johannes de Doper komt ten einde wanneer hij wordt opgesloten door Herodes Antipas, de
tweede zoon van Herodes de Grote, die na de dood van zijn vader tetrach werd over de provincies Galilea en
Perea. De reden voor die opsluiting zal later duidelijk worden gemaakt. Eerst lezen we in de Evangelies hoe
Johannes de Doper zijn eigen volgelingen wijst op het echte Lam van God.
Joh. 1:35-43
ANDREAS EN SIMON PETRUS. De volgende morgen was Johannes op dezelfde plaats met twee
van zijn discipelen. Hij zag Jezus voorbijgaan en zei: "Kijk, Hij is het offerlam van God!"
Toen zijn twee discipelen dat hoorden, gingen zij Jezus achterna. Jezus merkte dat zij Hem
volgden. Hij keerde Zich om en vroeg: "Wat willen jullie?"
Zij vroegen: "Meester, waar woont U?"
"Kom maar kijken", zei Hij. Dus gingen zij met Hem mee, zagen waar Hij woonde en bleven de
rest van de dag bij Hem. Dit gebeurde rond vier uur 's middags.
Een van deze twee mannen was Andreas, de broer van Simon Petrus. Hij ontmoette zijn broer
Simon en zei tegen hem: "Wij hebben de Christus gevonden." En hij bracht Simon bij Jezus.
Jezus keek Simon aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Jij krijgt een andere
naam. Ik noem je voortaan Petrus."
Joh. 1:44-52
FILIPPUS EN NATHANAEL. De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Onderweg
ontmoette Hij Filippus. "Kom", zei Hij, "ga met Mij mee."
Filippus kwam, net als Andreas en Petrus, uit Bethsaïda. Filippus ging naar Nathanaël en zei
tegen hem: "Wij hebben de Christus gevonden, over wie Mozes en de profeten hebben
geschreven. Hij heet Jezus en is de zoon van een zekere Jozef uit Nazareth."
"Uit Nazareth? Kan daar iets goeds vandaan komen?" zei Nathanaël.
"Kom maar mee", antwoordde Filippus, "dan kun je Hem zien."
Toen Jezus Nathanaël zag aankomen, zei Hij: "Kijk, een eerlijke, oprechte man, een echte
Israëliet!"
"Kent U mij dan?" vroeg Nathanaël verbaasd.
Jezus antwoordde: "Voordat Filippus je vroeg mee te gaan, zag Ik je al onder de vijgeboom
zitten."
"Meester", zei Nathanaël, "U bent de Zoon van God! De koning van Israël!"
Jezus antwoordde: "Dat geloof je omdat Ik zei dat Ik je onder de vijgeboom zag zitten? Je zult
nog grotere daden zien! Werkelijk, jullie zullen zelfs de hemel open zien en de engelen van God
die heen en weer gaan tussen God en Mij."
Joh. 2:1-12 - Kana
JEZUS VERANDERT WATER IN WIJN. Twee dagen later waren Jezus en Zijn discipelen op een
bruiloft in het dorp Kana in Galilea. Jezus' moeder was er ook. Op zeker ogenblik raakte de wijn
op. Jezus' moeder hoorde het en ging het Hem vertellen.
"Laat Mij met rust," antwoordde Hij. "Het is mijn tijd nog niet."
Zijn moeder zei tegen de bedienden: "Doe wat Hij u zegt."
Er stonden zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zo'n honderd liter. Die werden bij
bepaalde gelegenheden met water gevuld, zodat men zich volgens de Joodse voorschriften kon
wassen.
Jezus zei tegen de bedienden: "Vul al die kruiken met water."
Toen zij dat gedaan hadden, zei Hij: "Schep er nu wat uit en laat de ceremoniemeester ervan
proeven."
Zij gaven ervan aan de ceremoniemeester, die niet wist wat er gebeurd was. Hij proefde van het
water dat wijn was geworden en riep de bruidegom. Hij zei tegen hem: "Wat een lekkere wijn!
Hoe is het mogelijk! Iedereen schenkt eerst de goede wijn en als de mensen genoeg gedronken
hebben pas de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard."
Zo liet Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij was. Daar toonde Hij Zijn grootheid en
Zijn discipelen geloofden in Hem. Hierna ging Hij met Zijn moeder, broers en discipelen naar
Kapernaüm, maar zij bleven daar niet lang.
Joh. 2:13-25 - Jeruzalem (Eerste Paschafeest, april, 27 n.C.)
KOOPLUI UIT TEMPEL VERJAAGD. Weldra zou het Joodse Paasfeest beginnen. Daarom vertrok
Jezus naar Jeruzalem. Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven
verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten. Hij knoopte een paar stukken touw
aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars
gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver. Tegen de duivenverkopers zei Hij:
"Eruit! Het huis van mijn Vader is geen markt!"
Dit herinnerde de discipelen aan wat er geschreven is: "Ik wil alles doen voor de eer van Uw
huis."
De Joden namen dit niet. "Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen!"
"Breek deze tempel af", zei Jezus. "En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen."
"Wat!" riepen de Joden. "Er is 46 jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee
klaar zijn?" Maar Jezus sprak niet over de tempel! Hij bedoelde Zijn eigen lichaam. Later, toen Hij
uit de dood was teruggekomen, herinnerden Zijn discipelen zich dat Hij dit gezegd had. Het
klopte precies met wat er in de Boeken staat.
Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in
Hem geloven. Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende. Niemand
hoefde Hem te vertellen hoe gemakkelijk mensen van gedachten kunnen veranderen.
Joh. 3:1-21
JEZUS ONDERWIJST NICODEMUS. Op een nacht kwam Nicodémus met Jezus praten. Hij was
een Farizeeër en lid van de Hoge Raad. "Meester", zei hij, "wij weten dat God U gezonden heeft
om ons te leren. Alle wonderen bewijzen dat."
Jezus antwoordde: "Luister goed, wie niet opnieuw geboren wordt, kan het Koninkrijk van God
niet ontdekken."
"Opnieuw geboren?" vroeg Nicodémus. "Hoe kan dat? Iemand kan toch niet voor de tweede keer
uit zijn moeders lichaam geboren worden?"
Jezus antwoordde: "Toch is het zoals Ik zeg. Als iemand na zijn natuurlijke geboorte niet ook
geestelijk geboren wordt, kan hij onmogelijk in het Koninkrijk van God komen. Uit mensen komt
menselijk leven voort, maar uit de Geest van God komt geestelijk leven voort. Het is dus
helemaal niet zo vreemd dat Ik zei dat u opnieuw geboren moet worden. De wind waait
waarheen hij wil. Je hoort hem wel, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen
gaat. Zo is het ook als iemand door de Geest van God nieuw leven krijgt."
Nicodémus vroeg: "Hoe gebeurt dat dan?"
Jezus antwoordde: "U leert de Joden hoe zij met God en hun medemensen moeten leven.
Begrijpt u niet wat Ik zeg? Ik weet waarover Ik spreek en vertel wat Ik gezien heb; en toch gelooft
u Mij niet. Als u niet eens gelooft wat Ik over gewone, aardse dingen zeg, hoe zult u dan geloven
wat Ik over de hemelse dingen zeg? Er is nog nooit iemand bij God geweest behalve Ik, de
Mensenzoon, Die bij Hem vandaan komt. Zoals Mozes in de woestijn een koperen slang omhoog
hield, zo moet ook Ik, de Mensenzoon, opgeheven worden. Opdat ieder die in Mij gelooft, eeuwig
leven zal hebben.
Want God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder
die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. God heeft Zijn Zoon niet naar de
wereld gestuurd om de wereld te veroordelen, maar om haar van de ondergang te redden. Wie
zijn vertrouwen op Jezus stelt, wordt niet veroordeeld. Maar wie niet gelooft, is al veroordeeld
omdat hij geen vertrouwen heeft gehad in de naam van Gods enige Zoon. Het oordeel komt tot
stand doordat het licht in de wereld is gekomen; maar de mensen hebben de voorkeur gegeven
aan de duisternis. Dat komt omdat zij slechte dingen hebben gedaan. Want wie zondigt, heeft
een hekel aan het licht. Hij ontwijkt het uit angst dat al die slechte dingen aan het licht zullen
komen. Maar wie Gods wil doet, komt tot het licht, zodat van alles wat hij doet, gezien kan
worden dat het tot eer van God is."
Joh. 3:22-24 - Judea
JEZUS EN JOHANNES DOPEN. Later ging Jezus met Zijn discipelen naar Judea. Hij trok daar een
tijd rond en doopte. Johannes de Doper zat toen nog niet in de gevangenis. Hij doopte in Aenon
bij Salim; daar was veel water. Er kwamen daar veel mensen om zich te laten dopen.
Joh. 3:25-36
JOHANNES GETUIGT OVER JEZUS. Op een dag hadden de discipelen van Johannes met een
Jood meningsverschil over de vraag hoe het kwaad kan worden afgewassen. Zij kwamen naar
Johannes toe en zeiden tegen hem: "Meester, er is nog iemand die doopt en iedereen gaat naar
hem toe. Het is de man die u aan de overkant van de Jordaan hebt ontmoet. U zei dat Hij de
Christus is."
Johannes antwoordde: "Een mens heeft wat God hem geeft. Jullie hebben mij steeds horen
zeggen dat ik niet de Christus ben, maar dat God mij voor Hem uit gestuurd heeft. De bruid is
van de bruidegom. En de vriend van de bruidegom is blij als hij de stem van de bruidegom hoort.
Daarom ben ik blij als de mensen naar Hem toegaan. Hij moet groter worden en ik steeds
kleiner.
Ik ben van de aarde en spreek de taal van de aarde. Hij komt uit de hemel en is belangrijker dan
enig ander. Hij staat boven alle andere mensen. Hij vertelt wat Hij gezien en gehoord heeft, maar
niemand gelooft Hem. Wie Hem wel gelooft, bevestigt daarmee dat God één en al waarheid is.
Hij is door God gestuurd en geeft de woorden van God door. God geeft Hem Zijn Geest zonder
beperking. De Vader houdt van Zijn Zoon en heeft Hem alles gegeven. Wie zich aan de Zoon
toevertrouwt, heeft eeuwig leven. Wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het eeuwige leven niet
ontvangen. Integendeel, de straf van God blijft op hem."
Joh. 4:1-3 - Judea
JEZUS VERTREKT NAAR GALILEA. Jezus hoorde dat de Farizeeërs ervan op de hoogte waren dat
Hij meer discipelen kreeg en meer mensen doopte dan Johannes. Jezus doopte overigens niet
Zelf, maar Zijn discipelen deden dat. Daarom verliet Hij Judea en ging terug naar Galilea.
Joh. 4:4-26 - Sichar
VROUW BIJ DE WATERPUT. Hij moest door Samaria en kwam in de stad Sichar in Samaria. Deze
stad lag vlakbij het stuk land dat Jakob aan Jozef had gegeven en daar was ook de bron van
Jakob. Jezus was moe van het lopen en rustte uit bij de bron; dat was omstreeks twaalf uur 's
middags.
Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg of zij Hem wat te drinken wilde
geven. Hij was op dat moment alleen omdat Zijn discipelen naar de stad waren om eten te
kopen.
"Dat begrijp ik niet", zei de vrouw verbaasd. "Ik ben een Samaritaanse en U bent een Jood.
Welke Jood vraagt een Samaritaanse nu iets te drinken?" Want Joden gaan niet met
Samaritanen om.
"Als u wist wat God geeft en Wie Ik ben Die u om water heeft gevraagd", antwoordde Jezus, "dan
zou u Míj om water hebben gevraagd en Ik zou u levend water hebben gegeven."
"Maar Here", zei zij. "U hebt geen kruik en de put is diep. Waar haalt U dat levende water dan
vandaan? Bent U dan meer dan onze stamvader Jakob? Hij heeft deze put gegraven. En zijn
zoons, zijn vee en hijzelf hebben er water uit gedronken."
Jezus antwoordde: "Wie van het water uit deze put drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het
water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Dat water zal in hem als een fontein
worden, waaruit eeuwig leven voortkomt."
De vrouw zei: "Here, geef mij van dat water, dan zal ik nooit meer dorst krijgen en hier geen
water meer hoeven te putten."
Jezus zei: "Ga uw man eens halen."
"Ik heb geen man", antwoordde de vrouw.
"Dat is waar", zei Jezus. "U bent vijf keer getrouwd geweest en de man met wie u nu samenleeft,
is uw man niet."
"Here", zei de vrouw tegen Hem. "U moet een profeet zijn! Op welke plaats moeten wij God
eigenlijk aanbidden? Hier op de berg Gerizim zoals onze voorouders altijd deden of in Jeruzalem
zoals de Joden zeggen?"
Jezus antwoordde: "Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden
op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten
wie wij aanbidden. Wij kennen God. De Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Het gaat
er niet om wáár wij de Vader aanbidden, maar hóe wij Hem aanbidden. Echte aanbidding is
geestelijk en zuiver. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen
Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is."
De vrouw zei: "Ik weet dat de Christus komt; Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen."
Jezus antwoordde haar: "Ik ben de Christus."
Joh. 4:27-38 (Dec., 27 n.C.)
GEESTELIJK VOEDSEL. Op dat moment kwamen Zijn discipelen eraan. Zij vonden het vreemd dat
Hij met een vrouw sprak, maar geen van hen zei er iets van.
De vrouw liet haar kruik bij de put staan en ging de stad in. "Kom mee!" riep zij naar de mensen.
"Er is een Man Die mij wist te vertellen wat er in mijn leven gebeurd is. Zou Hij de Christus
kunnen zijn?" De mensen liepen de stad uit om Hem te zien.
Ondertussen vroegen de discipelen of Jezus iets wilde eten.
"Nee", zei Hij. "Ik heb al iets anders. En jullie weten niet wat het is."
"Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?" vroegen ze elkaar.
Jezus antwoordde: "Mijn voeding is het doen van de wil van God, Die Mij gezonden heeft, en het
volbrengen van Zijn werk. Zegt men niet dat er pas vier maanden na de zaaitijd geoogst kan
worden? Maar kijk eens rond! Overal liggen de velden rijp om te oogsten. De maaier krijgt zijn
loon al en brengt mensen in Gods koninkrijk. Nu zijn de zaaier én de maaier blij. Want de één
zaait en de ander maait. Ik heb jullie erop uitgestuurd om te maaien wat je niet hebt gezaaid.
Anderen hebben het voorbereidende werk gedaan en jullie mogen de oogst binnenhalen."
Joh. 4:39-42
VELE SAMARITANEN BEKEERD. Veel mensen uit de Samaritaanse stad geloofden in Jezus. Zij
waren daarvan overtuigd omdat de vrouw vertelde dat Hij precies wist wat er in haar leven
gebeurd was. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij of Hij bij hen bleef. Hij bleef nog twee dagen.
Er gingen nog veel meer mensen in Hem geloven.
"Wij geloven nu ook in Hem", zeiden zij tegen de vrouw, "maar niet alleen door wat u ons hebt
verteld. We hebben Hem nu zelf gehoord. Wij weten dat deze Man werkelijk de Redder van de
wereld is."
Joh. 4:43-45 - Galilea
JEZUS GAAT TERUG NAAR GALILEA. Na die twee dagen ging Jezus weer op weg naar Galilea. Hij
had gezegd dat een profeet in zijn vaderland niet geëerd wordt. Toch werd Hij in Galilea wel
ontvangen, want de mensen die met het Paasfeest in Jeruzalem waren geweest, hadden Zijn
wonderen gezien.
Joh. 4:46-54 - Kana
JONGEN IN KAPERNAUM GENEZEN. Op Zijn reis door Galilea kwam Hij ook weer in Kana, waar
Hij water in wijn had veranderd. Een hoge ambtenaar uit Kapernaüm hoorde dat Jezus uit Judea
naar Galilea was gekomen en ging meteen naar Hem toe. Zijn zoon was doodziek en hij vroeg
Jezus mee te gaan om de jongen te genezen.
"U zult nooit in Mij geloven als u geen duidelijke bewijzen en wonderen ziet", zuchtte Jezus.
Maar de man bleef aandringen: "Here, kom toch mee! Anders sterft mijn kind nog!"
"Ga maar naar huis", zei Jezus. "Uw zoon is genezen."
De man geloofde Hem en ging op weg naar huis. Zijn bedienden kwamen hem tegemoet. "Uw
zoon is al weer beter!" vertelden zij hem.
Hij vroeg hun wanneer de jongen genezen was. "Gistermiddag om één uur was de koorts ineens
weg", antwoordden zij.
De vader besefte dat het precies het moment was waarop Jezus had gezegd: "Uw zoon is
genezen." Hij en zijn hele gezin kwamen tot het geloof dat Jezus inderdaad de Christus was. En
de mensen bij hem in huis geloofden het ook.
Dit was het tweede wonder dat Jezus deed toen Hij uit Judea naar Galilea was gekomen.
Luk. 3:19,20
JOHANNES DE DOPER OPGESLOTEN. Gouverneur Herodes (die al heel wat slechte dingen had
gedaan) maakte een einde aan Johannes' optreden door hem gevangen te nemen. Want
Johannes had in het openbaar gezegd dat het niet goed was dat Herodes samenleefde met
Herodias, de vrouw van zijn broer.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen