9 november


De laatste rondreis

Na Efraïm beginnen de laatste dagen van het leven en de bediening van Jezus af te tellen. Wat er in deze periode plaatsvindt, waarschijnlijk tussen januari en het einde van maart, is een voorstelling van Zijn hele bediening in een notendop. Er moet nog meer onderwezen worden en het is, zoals altijd, nodig om met de Farizeeërs te praten en hun een spiegel voor te houden. Jezus zegent nogmaals de kleine kinderen en herinnert de mensen die Hem willen volgen er opnieuw aan dat zij lasten zullen moeten dragen. Zoals Hij al twee keer eerder heeft gedaan, spreekt Jezus weer over Zijn naderende dood. Hij vertelt nog meer gelijkenissen en geneest nog meer mensen.
Zijn discipelen zijn nog steeds op zoek naar persoonlijke glorie in het koninkrijk en dat moet toch wel een voortdurende bron van ontmoediging voor Jezus zijn – vooral in deze laatste dagen en na herhaalde lessen over bescheidenheid. Zelfs nu denken de apostelen alleen nog maar in termen van een aards koninkrijk. Jakobus en Johannes vragen, hiertoe door hun moeder aangezet, of zij bijzondere posities in het koninkrijk mogen innemen. Jezus berispt hen opnieuw en wijst op de geestelijke aard van het koninkrijk en de behoefte aan nederigheid en dienstbaarheid. Maar er is niet veel tijd meer en Jezus weet dat zij het spoedig allemaal zullen begrijpen.
Er is tenminste één mens die altijd lijkt te begrijpen wat de missie van Jezus is en waarom Hij altijd aandringt op nederigheid: Maria, de zus van Lazarus. Tegen het einde van Jezus' reis naar Jeruzalem vertellen de Evangelies ons het prachtige verhaal over Maria's zalving van Jezus met kostbare olie. Het is een ontroerend moment dat voorafgaat aan de barbaarse gebeurtenissen in Jezus' laatste week.

Mat. 19:3-9, Mar. 10:2-9
VRAGEN OVER ECHTSCHEIDING. Er kwamen enkele Farizeeërs naar Hem toe. Zij wilden proberen Hem op Zijn woorden te vangen. "Mag een man zomaar van zijn vrouw scheiden?" vroegen zij.
"Leest u de boeken van Mozes dan niet?" antwoordde Hij. "Daar staat toch in dat God de mens heeft gemaakt als man en vrouw. Een man zal zijn vader en moeder verlaten om te trouwen. Hij en zijn vrouw zijn dan aan elkaar verbonden. Zij zijn één. Niet langer twee, maar één. En geen mens mag scheiden wat God heeft samengebracht."
Zij vroegen daarop: "Maar waarom heeft Mozes dan gezegd dat een man van zijn vrouw mag scheiden? Als hij haar maar een brief geeft, waarin staat dat zij niet langer zijn vrouw is."
"Omdat u toch uw eigen zin doet", antwoordde Jezus. "Daarom heeft Mozes dat toegestaan. Maar het is niet Gods oorspronkelijke plan. Luister goed, Ik zeg u: Iemand die zijn vrouw verlaat en daarna opnieuw trouwt, pleegt overspel. Tenzij zijn eerste vrouw gemeenschap met een andere man heeft gehad."

Mat. 19:10-12, Mar. 10:10-12
VRAGEN VAN DISCIPELEN. Mk Later, toen Hij met Zijn discipelen weer thuis was, begonnen die er ook over. Hij zei: "Als een man zijn vrouw verlaat en met een ander trouwt, pleegt hij overspel. En als een vrouw haar man verlaat en met een ander trouwt, pleegt ook zij overspel." Mt Jezus' discipelen zeiden: "Als het zó is, kan men beter niet trouwen."
"Niet iedereen zal begrijpen wat Ik nu ga zeggen", zei Jezus. "Het is alleen voor de mensen die God het inzicht geeft. Sommige mensen kunnen niet trouwen, omdat zij met een afwijking geboren zijn. Anderen kunnen niet trouwen, omdat zij door andere mensen verminkt zijn. Weer anderen trouwen niet, omdat zij daar terwille van het Koninkrijk van de hemelen van afzien. Laat ieder die het begrijpt, dit aannemen."

Mat. 19:13-15, Mar. 10:13-16, Luk. 18:15-17
JEZUS ZEGENT KINDEREN. Enkele moeders brachten hun kinderen bij Jezus. Zij wilden graag dat Hij ze zou aanraken, maar de discipelen traden daartegen op. Jezus zag het en nam hun dat kwalijk. "Laat die kinderen toch bij Mij komen", zei Hij. "Houd ze niet tegen, want juist voor kinderen is het Koninkrijk van God. Het is zelfs zo dat wie niet als een kind in het Koninkrijk van God gelooft, er nooit kan komen." Hij nam de kinderen in Zijn armen, legde Zijn handen op hun hoofd en zegende hen.

Mat. 19:16-22, Mar. 10:17-22, Luk. 18:18-23
RIJKE JONGE MAN. Toen Hij weer verder ging, kwam er een man aanrennen. Hij viel voor Jezus op de knieën en zei: "Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?"
"Waarom noemt u Mij goed?" vroeg Jezus. "Alleen God is toch goed? U weet wat u te doen staat: U mag niet doden, geen overspel plegen en niet stelen; u mag niet liegen, niemand bedriegen en moet respect hebben voor uw vader en moeder."
"Daar heb ik mij altijd aan gehouden", zei de man.
Het was duidelijk zichtbaar dat Jezus genegenheid had voor deze man. Hij keek hem aan en zei: "Er is één ding dat u niet hebt gedaan. Ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen. Kom dan terug en volg Mij. Dan zult u rijk zijn in de hemel."
Het gezicht van de man betrok. Verdrietig ging hij weg, want hij was erg rijk.

Mat. 19:23-26, Mar. 10:23-27, Luk. 18:24-27
LIEFDE VOOR BEZITTINGEN. Jezus keerde Zich om en zei tegen Zijn discipelen: "Wat is het voor rijke mensen moeilijk om in het Koninkrijk van God te komen."
De discipelen waren hoogst verbaasd. Daarom zei Jezus: "Ja, het is verschrikkelijk moeilijk om in het Koninkrijk van God te komen. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijke om in het Koninkrijk van God te komen."
De discipelen wisten niet meer wat zij ervan moesten denken. "Maar wie kan er dan ooit gered worden?" vroegen zij.
Jezus keek hen aan en zei: "Menselijk gezien, niemand! Maar bij God is alles mogelijk."

Mat. 19:27-30, Mar. 10:28-31, Luk. 18:28-30
AARDSE BANDEN LOSLATEN. Petrus merkte op: "Wij hebben alles verlaten om U te volgen. Hoe staat het dan met ons?"
Jezus antwoordde: "Luister, wanneer Ik eenmaal op mijn schitterende troon zal zitten, zullen ook jullie op twaalf tronen zitten om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël. Ieder die zijn huis, broers, zusters, vader, moeder, kinderen of bezittingen opgeeft om Mij te volgen, zal honderdmaal zoveel terugkrijgen. En bovendien krijgt hij het eeuwige leven. Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten."

Mat. 20:17-19, Mar. 10:32-34, Luk. 18:31-34 - Op weg naar Jeruzalem
DOOD EEN DERDE KEER VOORSPELD. Mk Zij waren op weg naar Jeruzalem en Jezus liep voorop. De mensen die met Hem meeliepen, waren verbijsterd en bang. Jezus nam Zijn twaalf discipelen nog even apart. Hij vertelde hun wat Hem in Jeruzalem te wachten stond. "Ik zal daar in de handen van de leidende priesters en godsdienstleraars vallen", zei Hij. "Zij zullen Mij ter dood veroordelen en uitleveren aan de Romeinen. Ze zullen Mij bespotten, spugen, geselen en tenslotte vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden." Lk Ze konden niet begrijpen wat Hij ermee bedoelde. Het leek of Hij in raadsels sprak.

Mat. 20:20-23, Mar. 10:35-40
VERZOEK VAN JAKOBUS EN JOHANNES. Mt De moeder van Jakobus en Johannes kwam met haar twee zonen naar Jezus toe. Zij boog zich voor Hem neer om Hem iets te vragen.
"Wat wilt u?" vroeg Hij.
"Ik wil graag dat U belooft dat mijn twee zoons in Uw Koninkrijk naast Uw troon mogen zitten. Eén links en één rechts van U." Mk Jakobus en Johannes kwamen naast Hem lopen. "Meester", zeiden zij, "wij willen U iets vragen. U moet iets voor ons doen."
"Wel?" vroeg Jezus, "wat kan Ik voor jullie doen?"
"Mogen wij in Uw Koninkrijk naast U op de troon zitten?" vroegen zij, "de één links en de ander rechts van U?"
Jezus antwoordde: "Je weet niet wat je vraagt! Kunnen jullie de beker drinken, die Ik moet drinken? Of de vreselijke dingen doorstaan, die Ik moet doorstaan?"
"Ja", zeiden zij.
"Jullie zullen inderdaad uit dezelfde beker drinken als Ik", zei Hij, "en dezelfde vreselijke dingen meemaken. Maar wie in mijn Koninkrijk naast Mij zullen zitten, maak Ik niet uit. Dat bepaalt God."

Mat. 20:24-28, Mar. 10:41-45
JEZUS ONDERWIJST BESCHEIDENHEID. Toen de tien andere discipelen hoorden wat Jakobus en Johannes hadden gevraagd, namen zij het hen erg kwalijk. Jezus riep hen bij Zich en zei: "Jullie weten wel dat de mannen die het voor het zeggen hebben, de bevolking onderdrukken en misbruik maken van hun macht. Maar onder jullie moet het anders gaan. Wie groot wil zijn, moet jullie dienaar worden. En wie de voornaamste wil zijn, moet ieders slaaf worden. Want zelfs Ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Nee, Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor velen."

Mar. 10:46a, Luk. 19:1-10 - In Jericho
ZACHEUS ONTVANGT JEZUS. Jezus kwam in Jericho, maar bleef er niet. Hij trok meteen verder. Een zekere Zacheüs, een hoofdtolontvanger, die schatrijk was, probeerde Jezus te zien te krijgen. Maar hij kon niet over de mensen heenkijken, omdat hij klein was. Daarom liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgeboom om Hem toch te kunnen zien.
Toen Jezus daar langskwam, keek Hij omhoog. Hij riep Zacheüs bij zijn naam. "Zacheüs! Kom vlug uit die boom! Want Ik moet vandaag in uw huis zijn!" Zacheüs liet zich snel uit de boom zakken en ontving Jezus gastvrij in zijn huis. Wat was hij blij!
Maar dat was niet naar de zin van de andere mensen. "Nu is Hij nota bene bij die slechte man op bezoek gegaan", mopperden ze.
Ondertussen was Zacheüs voor de Here gaan staan. "Here", zei hij, "ik zal de helft van mijn rijkdom aan de armen geven. En als ik iemand teveel belasting heb laten betalen, zal ik hem vier keer zoveel teruggeven."
Jezus zei tegen hem: "Er is vandaag redding gekomen in uw huis. Nu bent u echt een zoon van Abraham. Ik ben gekomen om afgedwaalde mensen te zoeken en te redden."

Mat. 20:29-34, Mar. 10:46b-52, Luk. 18:35-43
BLINDE BARTIMEUS GENEZEN. Mk Later, toen Hij met Zijn discipelen uit de stad vertrok, liepen er heel veel mensen met hen mee. Langs de weg zat een blinde bedelaar, Bartimeüs. Zodra deze hoorde dat Jezus van Nazareth eraan kwam, begon hij te schreeuwen: "Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!"
"Houd je mond!" snauwden de mensen. Maar Bartimeüs trok er zich niets van aan en schreeuwde nog harder: "Zoon van David, heb toch medelijden met mij!"
Jezus bleef staan: "Roep hem eens hier", zei Hij.
Zij riepen de blinde man. "Je boft", zeiden ze. "Kom, Hij roept je!" De man gooide zijn jas neer, sprong op en liep naar Jezus toe.
"Wat kan Ik voor u doen?" vroeg Jezus.
"Och, Here", antwoordde de blinde man, "ik wil zo graag kunnen zien!"
"Dat kan", zei Jezus. "Omdat u op Mij vertrouwt, bent u genezen." Lk De man kon op dat moment weer zien. Hij ging met Jezus mee en prees God. De mensen die het hadden gezien, begonnen ook God te prijzen.

Luk. 19:11-27
GELIJKENIS VAN TIEN GOUDSTUKKEN. Omdat Jezus niet ver meer van Jeruzalem was, dachten velen dat de bevrijding van Israël nu wel vlug zou komen. Daarom vertelde Jezus een gelijkenis. "Een edelman werd weggeroepen naar een ver land om tot koning te worden gekroond. Na de kroning zou hij weer terugkomen. Voordat hij vertrok, riep hij tien van zijn medewerkers bij zich. Hij gaf ieder van hen tien goudstukken om daarmee handel te drijven.
Maar er waren mensen in zijn land die een hekel aan hem hadden. Die stuurden een delegatie achter hem aan met de mededeling dat ze in opstand waren gekomen. Ze zouden hem niet als koning erkennen.
Nadat hij tot koning was gekroond, kwam hij in zijn land terug. Hij riep de mannen aan wie hij het geld had gegeven, bij zich. Hij wilde weten wat ze ermee hadden gedaan en hoeveel winst ze hadden gemaakt.
De eerste had enorme winst gemaakt. Wel tien keer het bedrag dat hij had gekregen.
'Fantastisch!' riep de koning uit. 'Je bent een goede medewerker. Je hebt het weinige dat ik je heb toevertrouwd, goed beheerd. Ik maak je gouverneur over tien steden.'
De volgende man had ook veel winst gemaakt. Vijf keer het bedrag dat hij had gekregen.
'Prima', zei de koning. 'Jij wordt gouverneur over vijf steden.'
Maar de derde man bracht alleen maar het geld terug waarmee hij was begonnen. 'Ik heb het in een doek gedaan en goed bewaard', zei hij. 'Ik was bang dat ik mijn winst aan u zou moeten afdragen. U bent immers een hard man. U neemt wat u niet hebt verdiend. U laat anderen voor u werken.'
De koning antwoordde: 'Ben ik hard? Nu, dat zul je dan ook merken! Je bent een slechte medewerker. Als je zo goed weet hoe ik ben, waarom heb je het geld dan niet op de bank gezet? Dan zou ik het nog met rente hebben teruggekregen.'
Tegen de lijfwacht zei hij: 'Neem hem het geld af en geef het aan de man die de meeste winst heeft gemaakt.'
'Maar koning', antwoordden ze, 'die heeft toch al genoeg.'
'Ja', zei de koning, 'zo is het nu eenmaal. Wie veel heeft, krijgt er meer bij. Wie weinig heeft, raakt ook dat beetje nog kwijt. En breng nu mijn vijanden, die in opstand zijn gekomen, hier en dood hen voor mijn ogen!"

Luk. 19:28
OP WEG NAAR JERUZALEM. Nadat Hij dit verhaal had verteld, ging Jezus met Zijn discipelen verder naar Jeruzalem.

Joh. 11:55-57
ARRESTATIE BERAAMD TIJDENS PASCHAFEEST. Het was vlak voor het Joodse Pasen. Jeruzalem stroomde vol met mensen uit het hele land, die zich volgens de voorschriften eerst wilden reinigen. Zij keken rond of Jezus er ook was. "Wat denk je?" vroegen ze, terwijl zij met elkaar in de tempel stonden te praten. "Zou Hij ook komen?" De leidende priesters en de Farizeeërs hadden laten bekendmaken dat ieder die wist waar Jezus Zich ophield, dat onmiddellijk moest melden. Dan zou Hij gevangen genomen worden.

Mat. 26:6-13, Mar. 14:3-9, Joh. 12:1-8
MARIA ZALFT JEZUS. Jo Zes dagen voor het Paasfeest ging Jezus naar Bethanië. Daar woonde Lazarus die Hij uit de dood weer tot leven had gebracht. Mt Jezus ging [naar Bethanië,] naar het huis van Simon de melaatse. Jo De mensen uit Bethanië hielden ter ere van Hem een feestmaaltijd. Martha bediende daarbij. Jezus zat met Lazarus en de anderen aan tafel. Maria nam dure nardusolie, goot die over de voeten van Jezus en droogde deze daarna af met haar lange haar. De fijne geur van de nardus vulde het hele huis.
Eén van de discipelen, Judas Iskariot, die Hem later verraden zou, zei: "Die olie is een kapitaal waard! Dat geld had beter besteed kunnen worden. U had het aan de armen kunnen geven." Niet dat hij zich zo om de armen bekommerde, maar hij was een dief. Hij hield de kas en van het geld dat binnenkwam, nam hij vaak iets weg voor zichzelf.
"Laat haar toch begaan", zei Jezus. "Zij heeft dit gedaan als voorbereiding op mijn begrafenis. Er zullen altijd arme mensen zijn, maar Ik zal niet lang meer bij jullie blijven." Mk Ik wil u wel zeggen dat zij niet zal worden vergeten, want overal ter wereld waar over het goede nieuws van God wordt gesproken, zal ook verteld worden wat zij gedaan heeft."

Joh. 12:9-11 (zaterdag?)
PLAN OM LAZARUS TE DODEN. Vele Joden hadden gehoord dat Jezus in Bethanië was en gingen er ook heen. Zij wilden niet alleen Jezus Zelf zien, maar ook Lazarus die door Hem uit de dood tot leven was gebracht. Van toen af aan waren de leidende priesters van mening dat ook Lazarus uit de weg geruimd moest worden. Want door wat er met hem gebeurd was, gingen vele Joden in Jezus geloven.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- november



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen