Thuis >> 1 augustus
1 augustus
Jeremia legt nu een bijzondere boodschap vast die hij aan Juda moet overbrengen. De Sabbat wordt al vele
jaren alom geschonden, maar God wil nu dat deze dag in ere wordt hersteld. De Sabbat is niet alleen een
vereiste van de wet, maar ook een symbool van Gods verbond met Israël. De inachtneming van de Sabbat
krijgt een toegevoegde waarde in een tijd waarin de verbondsrelatie zeer ernstig verbroken is.
Jer. 17:19-27
SABBATSDAG HEILIG HOUDEN. Toen zei de HERE tegen mij: "Ga bij de poorten van Jeruzalem
staan, het eerst bij die waardoor de koning naar buiten gaat en dan bij elk van de andere
poorten. Zeg tegen ieder die langskomt: Luister naar het woord van de HERE, koningen van
Juda en inwoners van dit land en van de stad Jeruzalem. De HERE zegt: Luister naar deze
waarschuwingen, zodat u in leven zult blijven. Werk niet op de sabbat, maar maak er een heilige
dag van. Ik gaf uw voorouders dit gebod, maar zij weigerden te luisteren en te gehoorzamen.
Koppig weigerden zij er aandacht aan te besteden. Zij wilden niet worden onderwezen. Maar als
u Mij gehoorzaamt en weigert op de sabbat vracht te vervoeren door de poorten van deze stad
en de sabbat in ere houdt als speciale, heilige dag, zal dit volk tot in eeuwigheid blijven bestaan.
Onafgebroken zullen afstammelingen van David op de troon in Jeruzalem zitten en door deze
poorten in- en uitgaan. Altijd zullen er koningen en prinsen met pracht en praal onder uw mensen
rondrijden en deze stad zal voor altijd blijven bestaan. Uit de wijde omgeving van Jeruzalem, uit
de steden van Juda en Benjamin, vanuit het heuvelland, de Negev en de laagvlakten ten westen
van Juda zullen de mensen met hun brandoffers, vrede-offers, graanoffers en reukwerk hier naar
toe komen om de HERE in Zijn tempel te prijzen. Maar als u niet naar Mij luistert en weigert de
sabbat heilig te houden en (net als op de andere dagen) ladingen koopwaar door deze poorten
van Jeruzalem blijft brengen, zal Ik deze poorten in brand zetten. Het vuur zal zich uitbreiden tot
aan de paleizen en die totaal verwoesten. Niemand zal in staat zijn de vlammen te doven."
Jeremia ontvangt nog een ander teken dat hij in zijn prediking kan gebruiken. Herhaaldelijk heeft God Zijn
relatie met de mens vergeleken met de relatie tussen een pottenbakker en zijn klei. Zoals de pottenbakker
macht heeft over de klei, zo heeft God als Schepper van het universum een onbegrensde macht over mensen
en volken en het recht om over hen te heersen zoals Hem dat goeddunkt. Om deze boodschap duidelijk aan
Jeremia over te brengen, leidt God hem naar het huis van een pottenbakker.
Jer. 18:1-4
JEREMIA BEZOEKT POTTENBAKKER. Dit is een volgende boodschap van de HERE aan Jeremia:
"Ga naar de werkplaats waar aarden potten en kruiken worden gemaakt, daar zal Ik verder met u
spreken." Ik deed wat Hij mij opdroeg en trof de pottenbakker aan, terwijl hij aan zijn draaischijf
zat te werken. Maar de kruik die hij onder handen had, werd niet goed. Daarom kneedde hij hem
weer tot een klomp klei en begon opnieuw.
Jer. 18:5-12
POTTENBAKKERSLES. Toen zei de HERE: "Israël, kan Ik met u niet net doen als deze
pottenbakker met zijn klei? Zoals de klei in de handen van de pottenbakker, zo bent u in mijn
hand. Als Ik aankondig dat een land of koninkrijk moet worden vernietigd en dat volk keert terug
van zijn zondige wegen, wil Ik mijn genade tonen en zal Ik het niet vernietigen, zoals was
aangekondigd. En als Ik aankondig dat Ik een land groot en machtig zal maken, maar dat land
begint te zondigen en weigert Mij te gehoorzamen, dan zal Ik van gedachten veranderen en dat
land niet zegenen, zoals Ik had beloofd.
Waarschuw daarom Juda en Jeruzalem met deze woorden: Luister naar de woorden van de
HERE. Ik ben van plan een ramp over u voor te bereiden, dus bekeer u van uw zondige
praktijken en doe wat goed is. Maar zij zullen antwoorden: 'Verspil uw energie maar niet. Wij zijn
echt niet van plan te doen wat God zegt. Wij willen ons leven naar eigen inzicht inrichten, zonder
beperkingen, uit koppigheid en zonde!'
Jer. 18:13-17
PLANNEN VAN POTTENBAKKER. Toen zei de HERE:
"Zelfs onder de heidenen
heeft men nog nooit zoiets gehoord!
Mijn volk heeft iets gedaan,
wat te vreselijk is om te begrijpen.
De sneeuw hoog op de bergen van de Libanon smelt nooit.
De koude bergstromen,
die over de hellingen van de bergen naar beneden komen,
drogen nooit op.
Daarop kan men rekenen. Maar niet op mijn volk!
Want dat heeft Mij vergeten en zich tot waardeloze afgoden gewend.
Het heeft zich afgekeerd van de aloude, goede wegen
en bewandelt nu de modderige paden van de zonde waarop men snel struikelt.
Daarom zal het land een verlaten wildernis worden
en een aanfluiting voor ieder die er door trekt.
Men zal verbaasd het hoofd schudden over deze troosteloze verlatenheid.
Ik zal mijn volk voor zijn vijanden uiteenjagen,
zoals de oostenwind het stof opjaagt
en ondanks alle moeilijkheden zal Ik het de rug toekeren
en geen aandacht schenken aan zijn nood."
Opnieuw verneemt Jeremia dat er een samenzwering tegen hem wordt gesmeed, maar dit keer lijkt het meer te
gaan om een soort tegenpartij dan om een concrete bedreiging van zijn leven. Toch is Jeremia verontwaardigd
en wil hij dat deze lasteraars worden gestraft. De wenende profeet is nu veranderd in een boze profeet.
Jer. 18:18
SAMENZWERING TEGEN JEREMIA. Toen zeiden de mensen: "Vooruit, laten wij Jeremia uit de weg
ruimen. Wij hebben onze eigen priesters, profeten en wijzen; wij hebben zijn raad niet nodig.
Laten we hem het zwijgen opleggen, zodat hij nooit meer tegen ons spreekt of ons nog
lastigvalt."
Jer. 18:19-23
JEREMIA'S WOEDE.
Och HERE, help mij!
Hoort U wat zij met mij van plan zijn?
Moet goed met kwaad worden vergolden?
Zij zijn van plan mij te doden,
hoewel ik hen bij U heb aangeprezen
en heb geprobeerd hen tegen Uw toorn te beschermen.
HERE, laat hun kinderen nu maar van honger sterven
en laat het zwaard hun bloed vergieten!
Laten hun vrouwen weduwen worden,
beroofd van al hun kinderen!
Laat hun mannen sterven door de pest
en hun jonge mannen in de oorlog sneuvelen!
Laat ze maar schreeuwen,
als hun huizen plotseling worden overvallen door soldaten,
want zij hebben een valkuil voor mij gegraven
en verborgen vallen op mijn pad gelegd.
HERE, U kent al hun moordzuchtige plannen.
Vergeef hen niet,
wis hun zonde niet uit,
maar laat hen uit Uw ogen verdwijnen;
laat Uw toorn op hen los.
Al is Jeremia boos en ongeduldig, toch gaat hij door met het verkondigen van Gods boodschap aan het volk.
Opnieuw gebruikt God een illustratie, ditmaal een aarden kruik, om zijn boodschap te verduidelijken.
Jer. 19:1-9
BOODSCHAP VOOR TOFETH. De HERE zei: "Koop bij een pottenbakker een aarden kruik en
breng die naar het dal Ben-Hinnom bij de zuidelijke poort van de stad. Neem enkele leiders van
het volk en enige oudere priesters mee en zeg tegen hen wat Ik u ingeef: 'Luister naar de
woorden van de HERE, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! De HERE van de
hemelse legers, de God van Israël, zegt: Ik zal een vreselijke ramp over deze plaats brengen, zo
vreselijk, dat zij die ervan horen, de oren zullen tuiten. Want dit volk heeft Mij verlaten en heeft dit
dal veranderd in een plaats van schande en afgoderij. Het volk verbrandt hier reukwerk voor
afgoden; afgoden die noch deze generatie, noch hun voorouders, noch de koningen van Juda
ooit eerder hebben aanbeden. Zij hebben dit dal doordrenkt met het bloed van onschuldige
kinderen. Zij hebben hoge altaren gebouwd voor Baäl, waarop zij hun zonen als offers
verbranden; iets dat Ik hun nooit heb bevolen en dat ook nooit in Mij zou zijn opgekomen! Er
komt een dag, zegt de HERE, dat dit dal niet meer Tofeth of Ben-Hinnom, maar Moorddal zal
worden genoemd.
Want Ik zal de plannen van Juda en Jeruzalem in dit dal in duigen laten vallen en binnenvallende
legers de kans geven u hier te doden. Uw lijken zullen achterblijven als voedsel voor de gieren
en de wilde dieren. Ik zal Jeruzalem van de aarde wegvagen, zodat iedereen die hier langskomt,
verbijsterd zal staren naar wat Ik met haar heb gedaan en hartelijk zal lachen om haar ellende. Ik
zal ervoor zorgen dat uw vijanden de stad belegeren tot alle voedselvoorraden op zijn en de
mensen die binnen de muren opgesloten zitten, hun eigen kinderen opeten.
Jer. 19:10-13
BETEKENIS VAN GEBROKEN KRUIK. Jeremia, smijt de kruik die u bij u hebt, voor de ogen van
deze mannen kapot en zeg tegen hen: 'Dit is de boodschap van de HERE van de hemelse legers
aan u: Zoals deze kruik is kapotgegooid, zo zal Ik ook doen met de inwoners van Jeruzalem; en
net als deze kruik, kunnen zij niet worden hersteld. De slachtpartij zal zo groot zijn dat er geen
plaats meer is voor fatsoenlijke begrafenissen. Hun lijken zullen in dit dal worden opgestapeld. In
Jeruzalem zal het net zo zijn. Want ook Jeruzalem zal Ik met lijken vullen. Ik zal alle huizen in
Jeruzalem verontreinigen, ook het paleis van de koningen van Juda; overal waar op de daken
werd geofferd aan de sterren en waar drankoffers werden uitgegoten voor andere afgoden."
Jeremia heeft nu al geruime tijd geprofeteerd tijdens het bewind van Josia. Ondanks zijn boosheid over de
gevestigde religieuze orde is er nog geen enkele officiële actie tegen hem ondernomen en is hem nog geen
lichamelijk letsel toegebracht. Maar in allebei zal nu verandering komen. Wanneer dat gebeurt, zal Jeremia
opnieuw de innerlijke pijn tonen die voortkomt uit zijn uitwendige lijden. Tegelijkertijd wordt een nieuw gevoel
van vertrouwen in God onthuld: Degene die Jeremia al deze problemen heeft bezorgd, wordt feitelijk geprezen.
Jer. 19:14,15
JEREMIA VOORSPELT RAMPSPOED. Toen Jeremia terugkeerde uit Tofeth, nadat hij Gods
boodschap had overgebracht, bleef hij voor de tempel van de HERE staan en zei tegen de
mensen die daar stonden: "De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: Over deze
stad en al de haar omringende steden zal Ik alle rampen brengen, die Ik ooit heb aangekondigd,
want u hebt koppig geweigerd naar de HERE te luisteren."
Jer. 20:1,2
GESLAGEN EN OPGESLOTEN. Toen Pashur, de zoon van Immer, de dienstdoende priester in de
tempel van de HERE, de profetie van Jeremia hoorde, arresteerde hij hem. Hij liet hem geselen
en sloot hem op in een blok in de Benjaminpoort, niet ver van de tempel.
Jer. 20:3-6
OORDEEL OVER PASHUR. Hij liet hem daar de hele nacht zitten. De volgende dag, toen Pashur
hem vrijliet, zei Jeremia: "Pashur, de HERE heeft uw naam veranderd. Hij zegt dat u van nu af
aan 'Man die in angst leeft' moet worden genoemd. Want de HERE zal over u en uw vrienden
angst laten komen en u zult hen zien sterven door het zwaard van hun vijand. Ik zal Juda
uitleveren aan de koning van Babel, zegt de HERE, en hij zal de mensen als slaven wegvoeren
naar Babel of hen doden met het zwaard. Ik zal uw vijanden Jeruzalem laten plunderen. Alle
waardevolle bezittingen van de stad, ook de kostbare juwelen en het goud en zilver van uw
koningen zullen naar Babel worden meegenomen. En u, Pashur, u en uw hele gezin zullen
slaven worden in Babel en daar sterven; u en ook alle mensen tegen wie u loog, toen u
profeteerde dat alles in orde zou komen."
Jer. 20:14-18
JEREMIA'S ZELFMEDELIJDEN.
Maar toch vervloek ik de dag waarop ik werd geboren!
Vervloekt zij de man die mijn vader het nieuws bracht
dat hij een zoon had gekregen.
Laat die boodschapper worden vernietigd,
net als de steden die de HERE in het verleden genadeloos omkeerde.
Jaag hem de hele dag angst aan
met oorlogskreten en jammerklachten,
omdat Hij mij niet doodde in de moederschoot,
zodat dat mijn graf werd.
Waarom werd ik ooit geboren?
Mijn leven bestaat uitsluitend uit ellende, zorgen en verdriet
en in schande zal ik sterven."
Jer. 20:7-10
JEREMIA VOELT ZICH VERRADEN. Toen zei ik:
"HERE, U overreedde mij
toen U mij de opdracht gaf hun Uw boodschappen door te geven,
omdat U sterker bent dan ik,
maar nu ben ik het mikpunt van spot in deze stad.
U hebt mij nooit toegestaan een vriendelijk woord tot hen te richten;
altijd ging het over rampen, verschrikkingen en verwoesting.
Geen wonder dat zij mij om Uw woord bespotten en uitjouwen.
Maar ik kan niet meer terug!
Want als ik zeg dat ik het nooit meer over de HERE zal hebben
(nooit meer in Zijn naam zal spreken)
dan wordt Zijn woord in mijn hart als een vuur,
dat mijn botten pijnigt
en dat kan ik niet uithouden.
Maar toch hoor ik van alle kanten gefluisterde dreigementen,
die mij bang maken.
'Wij zullen u aanbrengen', zeggen zij.
Zelfs zij die eens mijn vrienden waren, kijken scherp toe
en wachten tot ik een fatale fout maak.
'Hij komt vanzelf ten val', zeggen zij,
'en dan zal onze wraak zoet zijn.'
Jer. 20:11-13
JEREMIA PRIJST GOD.
Maar de HERE staat aan mijn zijde als een machtige strijder
en voor Hem, de machtige en vreselijke, zullen zij struikelen.
Zij kunnen mij niet verslaan; zij zullen worden beschaamd en vernederd
en dat stempel blijven zij altijd dragen.
O HERE van de hemelse legers, Die de rechtvaardigen kent
en de diepste gevoelens en gedachten onderzoekt,
laat mij zien hoe U wraak op hen neemt.
Want ik heb mijn zaak aan U voorgelegd.
Daarom zal ik mijn dankbaarheid voor de HERE uitzingen!
Ik zal Hem prijzen!
Hij heeft mij (arm en in nood)
gered van mijn vervolgers.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- augustus
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen