Thuis >> 28 augustus
28 augustus
De val van Jeruzalem
Het einde is eindelijk aangebroken. Jeruzalem wordt geplaagd door hongersnood, droogte en ziekte binnen de
stadsmuren, wordt belegerd door de Babyloniërs buiten de stadsmuren en komt eindelijk ten val. Het
historische verslag over de val is genadig beknopt, alsof de schaamte een uitvoeriger beschrijving niet toestaat.
De details zijn in hoofdlijnen de volgende: in de vierde maand van 586 voor Christus wordt de muur geslecht;
wanneer Zedekia en zijn troepen in de nacht proberen te ontkomen, worden zij al snel in de kraag gevat; een
maand later worden de glorieuze tempel van Salomo en het koninklijke paleis met de grond gelijkgemaakt; de
resterende edelen worden gedood en de tempelschatten worden als buit meegenomen; en over een periode
van vier jaar worden honderden mensen gevangengenomen en naar Babylon gedeporteerd. Nu de val een niet
te ontkennen realiteit is, wordt het laatste hoofdstuk van het glorieuze tijdperk van Israël afgesloten en worden
de profeten van God op een treurige manier in het gelijk gesteld. Dit geldt vooral voor Ezechiël met betrekking
tot het uiteindelijke lot van Zedekia en de exacte wijze waarop dit plaatsvindt.
2 Kon. 25:2-4a, Jer. 39:2,3, Jer. 52:5-7a - Jeruzalem (586 v.C.)
MUUR IS GESLECHT. Ko Het beleg duurde bijna twee jaar. Toen raakte het laatste voedsel in de
stad op. In de nacht van de negende dag van de vierde maand maakten de belegeraars een gat
in de stadsmuur. Jr Twee jaar later, in de vierde maand, sloegen zij een bres in de stadsmuur en
veroverden de stad. De Babylonische legeraanvoerders trokken in triomf de stad binnen en
namen plaats bij de Middenpoort. Daar zaten ze: Hofmaarschalk Nebusazban en
opperbevelhebber Nergalsarézer en alle overige leiders.
2 Kon. 25:4b,5, Jer. 39:4,5a, Jer. 52:7b-9a
KONING EN LEGER VLUCHTEN. Toen koning Zedekia en zijn strijders hen zagen en zich
realiseerden dat de stad verloren was, vluchtten zij 's nachts door de poort tussen de twee muren
aan de achterkant van de paleistuin over de velden in de richting van het Jordaandal.
Maar de Babyloniërs gingen de vluchtelingen achterna en haalden ze in op de vlakten van
Jericho, waar zij de koning gevangen namen en naar koning Nebukadnezar brachten.
2 Kon. 25:6,7, Jer. 39:5b-7, Jer. 52:9b-11
ZEDEKIA VERNEDERD. Deze was in Ribla, in het land van Hamath. Daar sprak hij zijn vonnis over
de koning uit. De koning van Babel dwong Zedekia toe te kijken terwijl zijn kinderen en de edelen
van Juda werden gedood. Daarna stak hij Zedekia de ogen uit, boeide hem met ijzeren ketens
en zond hem naar Babel.
2 Kon. 25:8-10, 2 Kron. 36:17, 2 Kron. 36:19, Jer. 39:8, Jer. 52:12-14 - Jeruzalem (586 v.C.)
STAD VERWOEST. Kr De HERE stuurde daarom de koning van Babel op hen af, die hun
jongemannen doodde en hen zelfs tot in de tempel achtervolgde. Hij kende geen medelijden en
doodde zelfs de jonge meisjes en de oude mannen. De HERE gebruikte de koning van Babel om
hen volledig weg te vagen. Jr Op de tiende dag van de vijfde maand van het negentiende
regeringsjaar van koning Nebukadnezar van Babel arriveerde Nebuzaradan, het hoofd van de
lijfwacht, in Jeruzalem. Hij stak de tempel, het paleis en alle grotere huizen in brand en zette het
Chaldese leger aan het werk om de stadsmuren omver te trekken.
2 Kon. 25:18-21a, Jer. 52:24-27a
FUNCTIONARISSEN GEEXECUTEERD. Het hoofd van de lijfwacht nam met zich mee als
gevangenen: de hogepriester Seraja, zijn assistent Zefanja, de drie hoogste tempelbewakers,
één van de hoge legerofficieren, zeven adviseurs van de koning, die in de stad waren ontdekt, de
secretaris van de opperbevelhebber, die verantwoordelijk was voor de recrutering van
manschappen voor het Joodse leger en zestig andere hooggeplaatsten van wie de
schuilplaatsen waren ontdekt. Hij nam hen mee naar de koning van Babel in Ribla, waar deze
hen allen ter dood liet brengen.
2 Kon. 25:13-17, 2 Kron. 36:18, Jer. 52:17-23
KOSTBAARHEDEN BUITGENOMEN. De Babyloniërs sloegen de twee grote koperen pilaren die bij
de ingang van de tempel stonden aan stukken, evenals het koperen wasvat en de koperen
stieren waarop het vat rustte en namen dat alles mee naar Babel. Tevens namen zij alle koperen
potten, de asscheppen, de messen die bij het altaar werden gebruikt, de sprengbekkens, de
vuurpotten, de schalen en al het andere koperen gereedschap uit de tempel mee. Het hoofd van
de lijfwacht zag er op toe dat ook de gouden en zilveren schalen, vuurpannen, sprengbekkens,
potten, kroonluchters, schotels en offerschalen werden meegenomen.
Het gewicht van de twee koperen pilaren, het wasvat en de twaalf stieren was enorm. Zij konden
het niet eens wegen. Dit alles was gemaakt in de tijd van koning Salomo. De pilaren waren elk
8,10 meter hoog en hadden een omtrek van 5,40 meter. Ze waren hol en hun wanden waren van
acht centimeter dik koper. Het bovenste deel van de pilaren (2,25 meter lang) was versierd met
een vlechtwerk van koperen granaatappelen. De twee pilaren zagen er precies hetzelfde uit. Op
de zijden van elke pilaar zaten in totaal 96 granaatappelen en bovendien op elke hoek nog een,
zodat het hele netwerk uit honderd granaatappelen bestond.
2 Kon. 25:11,12, Jer. 39:9,10, 52:15,16
NIEUWE DEPORTATIES. Daarna deporteerden Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, en zijn
mannen de rest van de bevolking en de overlopers naar Babel. Maar Nebuzaradan liet enkele
van de armsten in het land achter en gaf hun akkers en wijngaarden. Toen nam hij enkelen van
de armsten van het volk, degenen die de verwoesting van de stad hadden overleefd, degenen
die Zedekia in de steek hadden gelaten en naar het leger van Babel waren overgelopen en de
handelslieden, die waren overgebleven, als gevangenen mee naar Babel. Slechts enkelen uit de
armste bevolkingslagen liet hij achter als wijn- en landbouwers.
2 Kon. 25:21b, Jer. 52:27b-30 (598-582 v.C.)
AANTAL TOEKOMSTIGE GEVANGENEN. Zo werd Juda in ballingschap weggevoerd.
Het aantal gevangenen dat in het zevende regeringsjaar van Nebukadnezar naar Babel werd gebracht, bedroeg 3023.
Elf jaar later nam hij nog eens 832 mensen uit Jeruzalem gevangen.
Vijf jaar daarna stuurde hij Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, die 745 mensen gevangen nam.
Zo kwam het totaal aantal gevangenen op 4600.
2 Kron. 36:20,21
VOORUITZICHT VOOR GEVANGENEN. De overlevenden werden als slaven voor de koning en zijn
zonen naar Babel gebracht. Die situatie bleef zo tot het koninkrijk Perzië erin slaagde de macht
te veroveren. Op die manier werden de woorden die de HERE door Jeremia had laten
uitspreken, werkelijkheid. Die had gezegd dat het land zeventig jaar moest rusten om de
sabbatten vergoed te krijgen.
Gedalja en Jeremia
Toen de stad, welke Jeremia had geprobeerd te redden, werd verwoest en de mensen aan wie hij Gods
waarschuwingen had gepredikt werden gedood of afgevoerd, verzekerde God hem ervan dat hij gered zou
worden. God gebruikt Nebukadnezar en zijn officieren nu om deze belofte na te komen. Jeremia's pad kruist
met dat van een man, Gedalja genaamd, die door Nebukadnezar is aangesteld als gouverneur over de mensen
die in Juda achterblijven.
2 Kon. 25:22 (586 v.C.)
GEDALJA GOUVERNEUR. Koning Nebukadnezar benoemde Gedalja, de zoon van Ahikam en
kleinzoon van Safan, tot bestuurder over de mensen die in Juda achterbleven.
Jer. 39:15-18 - Jeruzalem
EERDERE GERUSTSTELLING VOOR JEREMIA. Voordat de Babyloniërs kwamen, toen Jeremia nog
in de gevangenis zat, had de HERE hem de volgende boodschap gegeven: "Geef deze
boodschap door aan de Ethiopiër Ebed-Melech: De HERE van de hemelse legers, de God van
Israël, zegt: Ik zal al mijn dreigementen tegen deze stad uitvoeren. Met uw eigen ogen zult u
daarvan getuige zijn. Maar u zal Ik redden. U zult niet worden gedood door hen, voor wie u zo
bang bent. Als beloning voor uw vertrouwen in Mij zult u niet gedood worden. Ik zal uw leven
redden en u in veiligheid brengen."
Jer. 39:11-14
JEREMIA GERED. Nebukadnezar had Nebuzaradan ook bevolen Jeremia op te zoeken. "Zorg
ervoor dat hem niets overkomt", zei hij. "Zorg goed voor hem en geef hem alles wat hij wil." Zo
voerden Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, hofmaarschalk Nebusazban,
opperbevelhebber Nergalsarézer en alle ondergeschikten het bevel van de koning uit. Zij
stuurden soldaten naar de gevangenis om Jeremia eruit te halen en stelden hem onder de hoede
van Gedalja, de zoon van Ahikam en kleinzoon van Safan, die hem moest terugbrengen naar zijn
huis. Zo bleef Jeremia bij de mensen die in het land waren achtergebleven.
Jer. 40:1-5 - Rama
DETAILS OVER VRIJLATING. Nebuzaradan nam Jeremia mee naar Rama, nadat hij hem tussen
de verbannen inwoners van Jeruzalem en Juda had aangetroffen die naar Babel werden
gestuurd. In Rama liet hij hem vrij. Toen hij hem had gevonden, riep hij Jeremia bij zich en zei:
"De HERE, uw God, heeft deze ramp over dit land gebracht, precies zoals Hij had gezegd. Want
deze mensen hebben tegen de HERE gezondigd. Daarom is dit gebeurd. Maar u zal ik vrijuit
laten gaan. Als u met mij mee wilt naar Babel, vind ik dat ook goed; ik zal ervoor zorgen dat u
dan goed wordt behandeld. Maar als u niet mee wilt, hoeft het niet. Het hele land ligt voor u
open; u kunt gaan waar u wilt. Als u besluit te blijven, ga dan terug naar Gedalja, die door de
koning van Babel is benoemd tot gouverneur van Juda en sluit u aan bij het overgebleven volk
dat hij regeert. U moet zelf beslissen, u mag doen wat u wilt."
Toen gaf Nebuzaradan Jeremia wat voedsel en geld en liet hem gaan.
Jer. 40:6 - Mizpa
JEREMIA BIJ ACHTERBLIJVERS. Jeremia ging terug naar Gedalja en bleef bij de mensen die in het
land waren achtergebleven.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- augustus
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen