8 juli


De val van Israël

Ondanks de profetische waarschuwingen wijst Israël God nog steeds af en het einde nadert voor de noordelijke stammen. Een laatste wanhopige daad bestaat uit de vorming van een alliantie met Egypte in een poging om de Assyrische opmars een halt toe te roepen, maar dit blijkt nutteloos te zijn. Na een beleg van drie jaar zal Samaria ten val komen en een groot aantal inwoners van Israël zal als gevangenen naar Assyrië worden afgevoerd. Hun land en hun huizen zullen bewoond worden door kolonisten uit Babylonië en andere oosterse landen. Deze nieuwe Samaritanen zullen een gemengd volk vormen en een ongebruikelijke religieuze mix ontwikkelen.
De Assyrische koning ten tijde van het beleg is Salmanéser V. Na de dood van Salmanéser in 722 voor Christus strijkt Sargon II met de eer voor de inname van Israël, maar dat vond waarschijnlijk al in 723 voor Christus plaats. Hier volgt een extreem kort verslag over een van de zwartste perioden uit de geschiedenis van Gods gekozen volk.


In Israël

2 Kon. 17:3
VAZAL VAN SALMANESER. Koning Salmanéser van Assyrië viel koning Hosea aan, die zich aan hem onderwierp met het gevolg dat Israël jaarlijks grote sommen aan belasting moest opbrengen.

2 Kon. 17:4a
ALLIANTIE ONTDEKT. Koning Hosea smeedde echter een complot tegen de koning van Assyrië, door koning So van Egypte te vragen hem te helpen bij het afschudden van de Assyrische overheersing. Deze samenzwering kwam echter aan het licht toen hij weigerde de jaarlijkse belasting aan Assyrië te betalen.

2 Kon. 17:4b
HOSEA OPGESLOTEN. De koning van Assyrië nam hem toen gevangen en sloot hem in de boeien.

2 Kon. 17:5, 18:9 (726-723 v.C.)
DRIEJARIG BELEG. In het land Israël wemelde het drie jaar lang van de Assyrische troepen die bezig waren Samaria, de hoofdstad van Israël, te belegeren. In zijn vierde regeringsjaar (het zevende regeringsjaar van koning Hosea van Israël) viel koning Salmanéser van Assyrië Israël aan en belegerde de stad Samaria.

2 Kon. 18:10 - Samaria (723 v.C.)
VAL VAN SAMARIA. Drie jaar later, in het negende regeringsjaar van koning Hosea van Israël, viel Samaria.

2 Kon. 17:6, 18:11 (723-721 v.C.)
ISRAEL IN GEVANGENSCHAP. De Assyrische koning deporteerde de Israëlieten als ballingen naar Assyrië en plaatste hen in kolonies in de stad Halah aan de rivier de Habor in Gozan en in de steden van de Meden.

2 Kon. 17:7-12, 18:12
REDENEN VOOR ISRAELS VAL. Deze ramp kwam over het volk Israël als gevolg van de afgodendienst die de Israëlieten beoefenden. Zij zondigden op die manier immers tegen de HERE, hun God, Die hen had gered uit de slavernij van Farao in Egypte. Zij hadden de goddeloze gewoonten overgenomen van de volken die de HERE voor hen had verjaagd. De Israëlieten zondigden tegen de HERE, hun God, door Zijn Woord te verdraaien en door in het hele land altaren te bouwen voor afgoden. Zij hadden heilige stenen en afgodsbeelden op elke heuvel en onder elke groene boom neergezet. Bovendien verbrandden zij reukwerk voor de goden van dezelfde volken, die de HERE uit het land had verjaagd toen de Israëlieten er binnenkwamen. De Israëlieten hadden vele goddeloze dingen gedaan en daarom was de HERE beledigd en was Zijn toorn opgewekt. Ja, zij aanbaden afgoden, ondanks de duidelijke en herhaalde waarschuwingen van de HERE.

2 Kon. 17:13,14
WAARSCHUWINGEN VAN PROFETEN GENEGEERD. Steeds weer had de HERE profeten gestuurd om zowel Israël als Juda te waarschuwen dat zij zich moesten bekeren van hun zonden. Hij had hun gezegd dat zij de geboden die Hij hun voorouders had gegeven en door deze profeten in herinnering had gebracht, moesten gehoorzamen.
Maar Israël wilde niet luisteren. De Israëlieten waren net zo koppig als hun voorouders die weigerden op de HERE, hun God, te vertrouwen.

2 Kon. 17:15-17
ZONDEN VAN ISRAEL. Zij wezen Zijn wetten en het verbond, dat Hij met hun voorouders had gemaakt, af en haalden hun schouders op over Zijn waarschuwingen. Zo vereerden zij heidense afgoden, hoewel de HERE hun toch nadrukkelijk had verboden dat te doen.
Zij negeerden alle geboden van de HERE, hun God, en maakten twee kalveren van gegoten goud. Zij maakten heilige pilaren en vereerden Baäl en de zon, de maan en de sterren. Zij verbrandden zelfs hun eigen kinderen op de altaren van Moloch, vroegen waarzeggers om raad, gebruikten toverkunst en verkochten zichzelf aan de goddeloosheid. Daarom was de toorn van de HERE opgewekt.

2 Kon. 17:18-20
JUDA NIET PERFECT. Eerst kwam het oordeel van de HERE over Israël. Hij liet de bevolking wegvoeren, zodat alleen de stam van Juda nog in het land achterbleef. Maar ook de inwoners van Juda weigerden de geboden van de HERE, hun God, te gehoorzamen en gedroegen zich net zo goddeloos als Israël. Daarom keerde de HERE al deze nakomelingen van Jakob de rug toe. Hij strafte hen door hen over te geven aan rovers, net zolang tot zij uit Zijn ogen waren verdwenen.

2 Kon. 17:21-23
JEROBEAMS SCHULD. Want Hij had Israël afgenomen van het nageslacht van David en Israël had Jerobeam de Eerste, de zoon van Nebat, als koning gekozen. Die zorgde ervoor dat Israël niet langer de HERE volgde. Hij verleidde hen tot grote zonden en de Israëlieten zijn nooit meer opgehouden met de goddeloze daden waartoe Jerobeam hen had aangezet. Tot de HERE hen uiteindelijk liet wegvoeren, precies zoals de profeten steeds hadden voorzegd. Zo werd het volk Israël weggevoerd naar het land Assyrië, waar het nu nog steeds verblijft.

2 Kon. 17:24 - Samaria
BUITENLANDERS BEWONEN SAMARIA. De koning van Assyrië stuurde kolonisten uit Babel, Kutha, Avva, Hamath en Sefarvaïm naar Israël en zij vestigden zich in de steden van Samaria in plaats van de Israëlieten. Zo namen de Assyriërs Samaria en de andere steden in Israël over.

2 Kon. 17:25,26
LEEUWEN VALLEN KOLONISTEN AAN. Maar omdat deze Assyrische landverhuizers na hun vestiging de HERE niet met ontzag dienden, stuurde Hij leeuwen op hen af om enkelen te doden. Onmiddellijk zonden zij de koning van Assyrië de boodschap: "Wij, kolonisten hier in Israël, kennen de wetten van de God van dit land niet. Hij heeft leeuwen op ons afgestuurd, omdat wij Hem niet aanbidden."

2 Kon. 17:27-41
SAMARITANEN MENGEN RELIGIES. De koning van Assyrië beval dat één van de verbannen priesters naar Israël moest teruggaan om hen de wetten van de God van het land te leren. Zo keerde één van hen terug naar Bethel en leerde de kolonisten uit Babel hoe zij de HERE met ontzag moesten dienen.
Deze buitenlanders bleven echter ook hun eigen goden trouw. Zij gaven hun een plaats in de tempels op de heuvels, die bij hun steden lagen. Dit waren dezelfde tempels die de Israëlieten in Samaria hadden gebouwd. Zij die uit Babel kwamen, aanbaden beelden van hun god Sukkoth- Benoth; degenen uit Kutha aanbaden hun god Nergal en de mensen uit Hamath vereerden Asima. De mensen uit Avva aanbaden de goden Nibhaz en Tartak en zij die uit Sefarvaïm kwamen, verbrandden zelfs hun eigen kinderen op de altaren van hun goden Adrammelech en Anammelech. Zij vereerden eveneens de HERE en uit hun eigen midden benoemden zij priesters, die in de tempels op de heuveltoppen offers aan de HERE moesten brengen. Maar tegelijkertijd hielden zij vast aan de godsdienstige gewoonten van de volken waaruit zij voortkwamen.
En zo gaat het nu nog steeds; zij volgen hun oude gewoontes in plaats van de HERE oprecht te vereren en de wetten en voorschriften te gehoorzamen, die Hij gaf aan de nakomelingen van Jakob (die later de naam Israël kreeg). Want de HERE had met de nakomelingen van Jakob een verbond gesloten en dat hield in dat zij nooit heidense afgoden mochten vereren of offers mochten aanbieden. Zij moesten uitsluitend de HERE vereren, Die hen met zulke enorme wonderen en kracht uit Egypte had bevrijd. De nakomelingen van Jakob moesten al Gods wetten naleven en mochten nooit of te nimmer andere goden aanbidden. God had namelijk gezegd: "U mag het verbond tussen ons beiden nooit vergeten; aanbid nooit andere goden. U moet alleen de HERE aanbidden; Hij zal u beschermen tegen al uw vijanden."
Maar de Israëlieten luisterden niet en gingen gewoon door met het dienen van afgoden. Deze kolonisten uit Babylon vereerden inderdaad de HERE, maar zij deden hetzelfde met hun eigen goden. En tot op de dag van vandaag gaan hun nakomelingen daarmee door.

Ondertussen houdt Hizkia stand tegen Assyrië en voert een succesvolle militaire campagne tegen de altijd aanwezige Filistijnen.


In Juda

2 Kon. 18:7b (721 v.C.?)
OPSTAND TEGEN ASSYRIE. Toen kwam hij in opstand tegen de koning van Assyrië en weigerde hem nog langer belasting te betalen.

2 Kon. 18:8
FILISTIJNEN VERSLAGEN. Ook behaalde hij overwinningen op de Filistijnen en dreef hen terug tot aan de buitenwijken van Gaza. Alle veroverde steden, groot en klein, verwoestte hij.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- juli



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen