Thuis >> 1 december
1 december
Over immoraliteit
1 Cor. 5:1-5
AANSPORING TOT DISCIPLINE. Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van
een soort dat zelfs onder ongelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder
naar bed gaat. En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u
die man niet uitgestoten uit uw gemeente? Want al ben ik lichamelijk afwezig, in gedachten ben
ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was. Als u in de naam
van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in gedachten bij ben, moeten we die man door de
kracht van de Here Jezus uit onze gemeenschap stoten en aan satan overleveren. Daardoor zal
zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered
worden.
1 Cor. 5:6-8
GEVAAR VAN TOLEREREN VAN ZONDE. Het is niet goed dat u zo verwaand bent. Hoe hebt u
zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat
door een klein beetje gist het hele deeg gaat gisten? Gooi de oude gist weg, anders bent u geen
vers deeg. Er hoort bij u geen gist te zijn omdat Christus, ons Paaslam, geofferd is. Laten wij dat
dan ook blijven vieren, niet met oud gist of met gist van kwaad en schande, maar met het
ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.
1 Cor. 5:9-13
VERPLICHTING OM EIGEN GEMEENTE REIN TE HOUDEN. Ik heb u al eerder geschreven niet om
te gaan met mensen, die vrije sex propageren. Ik bedoel daarmee niet dat soort mensen in het
algemeen of egoïsten, rovers en afgodendienaars. Want dan zou u de wereld beter kunnen
verlaten. Nu schrijf ik u echter helemaal niet om te gaan met iemand die, al zegt hij een gelovige
te zijn, er op sexueel gebied maar op los leeft, egoïstisch is, afgoden dient, roddelt, teveel drinkt
of anderen berooft. Met zo iemand moet u zelfs niet samen eten. Kijk, ik hoef niet over
buitenstaanders te oordelen. Dat zal God wel doen. De mensen uit uw eigen midden, die moet u
veroordelen. Sluit die slechte man dan uit!
1 Cor. 6:1-8
RECHTSPREKEN IN EIGEN GEMEENTE. Wat recht en oordeel betreft, hoe durft u als de één tegen
de ander iets heeft, recht te zoeken bij de rechtbank? Waarom niet bij uw medegelovigen? Of
weet u niet dat de gelovigen straks over de wereld zullen rechtspreken? Kunt u dan zulke
kleinigheden nog niet eens onder elkaar oplossen? Weet u niet dat wij straks over engelen zullen
oordelen? Dan kunnen we dat nu toch zéker over alledaagse dingen! Als er geschilpunten zijn
die het dagelijks leven betreffen, kan zelfs de minste uit de gemeente daarover rechtspreken. Is
er geen wijs man onder u, die de twee partijen tot elkaar kan brengen? Blijkbaar niet, want de
ene gelovige brengt de andere voor het gerecht, voor ongelovige rechters nog wel!
Het is toch onwaardig dat u, als gelovigen, rechtsgeschillen hebt? Waarom bent u niet bereid
onrecht te verdragen? Waarom laat u zich niet liever benadelen? Maar nee, u doet zélf uw
broeders onrecht aan. Uw eigen broeders!
1 Cor. 6:9-11
ZONDE STAAT ERFENIS IN DE WEG. Weet u niet dat onrechtvaardige mensen geen deel zullen
hebben aan het Koninkrijk van God? Verlaat Gods weg niet! Mensen die vrije sex voorstaan,
afgoden dienen, overspel plegen of zich met homoseksuele praktijken inlaten, blijven buiten het
Koninkrijk van God. Dat geldt ook voor dieven, gierigaards, dronkaards, roddelaars en oplichters.
Sommigen van u zijn vroeger ook zo geweest. U bent nu schoongewassen en voor God
afgezonderd. U bent onschuldig verklaard in de naam van de Here Jezus Christus en door de
Geest van onze God.
1 Cor. 6:12-20
LICHAAM NIET BEDOELD VOOR ZONDEN. Ik mag alles, maar niet alles is zinvol. Hoewel ik alles
mag, mag niets mij overheersen. Het voedsel is voor het lichaam en het lichaam is voor het
voedsel. God zal ze allebei overbodig maken. Ons lichaam is niet bestemd voor de ontucht, maar
voor de Here en de Here zorgt voor het lichaam! Zoals God de Here Jezus Christus weer levend
heeft gemaakt, heeft Hij ook de kracht om óns weer levend te maken. Weet u niet dat uw lichaam
een lichaamsdeel van Christus is? Kan ik dan toestaan dat een lichaamsdeel van Christus
gemeenschap heeft met een prostituee? Absoluut niet! Of weet u niet dat u, door gemeenschap
te hebben met een prostituee, één met haar wordt? Want God heeft gezegd dat man en vrouw
door de gemeenschap één lichaam worden. Maar als u gemeenschap met de Here hebt, bent u
één van geest met Hem.
Houd u ver van elke vorm van hoererij. Geen andere zonde heeft zó wezenlijk met uw lichaam te
maken. Als u met een andere dan uw eigen vrouw gemeenschap hebt, doet u kwaad aan uw
eigen lichaam. Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Van de Geest,
Die God u heeft gegeven en Die nu in u woont? U bent niet van uzelf! God heeft u tegen de
allerhoogste prijs gekocht! Gebruik daarom ieder deel van uw lichaam om God eer te geven.
Over het huwelijk en het vrijgezellenbestaan
1 Cor. 7:1-7
HUWELIJKSRELATIES. Daarmee kom ik op de vragen uit uw brief. Als een man ongetrouwd is, is
dat een goede zaak. Maar om ontucht te voorkomen, is het beter dat iedereen trouwt; elke man
moet zijn eigen vrouw hebben en elke vrouw haar eigen man. De man moet zijn vrouw geven
wat haar toekomt en de vrouw haar man wat hem toekomt. De man heeft net zoveel
zeggenschap over het lichaam van zijn vrouw als zijzelf en de vrouw net zoveel over het lichaam
van haar man als hij. Ontneem elkaar het recht op uw lichaam niet, behalve als u samen
afspreekt tijdelijk geen gemeenschap te hebben, omdat u de tijd wilt gebruiken om te bidden.
Maar daarna moet u weer gewoon gemeenschap met elkaar hebben. Anders zou satan u, door
uw gebrek aan zelfbeheersing, in verleiding kunnen brengen. Ik wil hiermee niet zeggen dat u
moet trouwen; u mág trouwen. Ik zou het fijn vinden als iedereen was zoals ik en niet trouwde.
Maar het hangt ervan af welke gave God in Zijn genade aan u geeft. De een krijgt deze gave, de
ander die.
1 Cor. 7:8,9
VRIJGEZELLEN. Ik vind het voor ongetrouwde mannen en weduwen beter dat zij alleen blijven net
als ik. Maar als zij zich niet kunnen beheersen, kunnen zij beter trouwen. Het is beter om te
trouwen dan door verlangen verteerd te worden.
1 Cor. 7:10,11
OVER ECHTSCHEIDING. Voor de getrouwden geldt dit voorschrift, dat niet van mijzelf maar van
de Here komt: Een vrouw mag niet van haar man scheiden. Als zij dat toch doet, moet zij
ongetrouwd blijven of naar haar man terugkeren en het met hem in orde maken. Ook een man
mag zijn vrouw niet wegsturen.
1 Cor. 7:12-16
ONGELOVIGE HUWELIJKSPARTNERS. Wat de anderen betreft, hun heb ik ook nog iets te zeggen.
Dit is geen voorschrift van God, maar mijn eigen mening: Als een gelovige man een ongelovige
vrouw heeft die toch bij hem wil blijven, moet hij niet van haar scheiden. En als een gelovige
vrouw een ongelovige man heeft die toch bij haar wil blijven, moet zij niet van hem scheiden.
Want de ongelovige man is voor God apart gezet, omdat zijn vrouw een gelovige is; en de
ongelovige vrouw is voor God afgezonderd, omdat haar man een gelovige is. Anders zou u ook
geen contact met uw kinderen mogen hebben. Maar nu zijn zij door God afgezonderd.
Het ligt anders als de ongelovige man of vrouw zelf wil scheiden. Laat er dan maar een scheiding
komen. De gelovige hoeft zich dan op geen enkele wijze verplicht te voelen. Want God wil dat u
in vrede en harmonie leeft. Hoe kunt u als vrouw nu weten dat u uw man zult redden? En hoe
kunt u als man weten dat u uw vrouw zult redden?
1 Cor. 7:17-24
IN HUIDIGE TOESTAND BLIJVEN. Maar, laat ieder zó leven als de Here voor hem bedoeld heeft en
met de gaven die de Here hem heeft gegeven. Ieder moet zo leven als de Here hem heeft
geroepen. Dit is iets wat ik in alle gemeenten voorschrijf. Als u besneden was toen u gelovig
werd, moet u niet proberen daar verandering in te brengen. Als u op dat moment niet besneden
was, moet u het zo laten. Want het al of niet besneden zijn heeft niets te betekenen. Waar het
om gaat, is of u doet wat God wil. Ieder moet zijn oorspronkelijke roeping trouw blijven. Was u
een slaaf toen God u riep, maak u daar dan niet druk over. Maar als de mogelijkheid zich
voordoet vrij te komen, moet u die kans natuurlijk met beide handen aangrijpen. Want de slaaf
die door de Here Zelf geroepen werd, is voor de Here een vrij man. En omgekeerd is de vrije
man die door de Here geroepen werd, een slaaf van Christus. Hij is voor de hoogste prijs
gekocht en betaald. Neem dus geen slaafse houding tegenover mensen aan. Broeders, wat u
was toen de Here u riep, dat moet u blijven.
1 Cor. 7:25-31
REDEN VOOR ADVIES. Voor de ongetrouwde jonge vrouwen heb ik geen voorschrift van de Here.
Maar ik geef mijn eigen mening als iemand die, door de goedheid van de Here, te vertrouwen is.
Ik vind dat een mens in deze moeilijke tijd er goed aan doet ongetrouwd te blijven. Als u een
vrouw hebt, moet u natuurlijk niet van haar scheiden. Hebt u geen vrouw, probeer dan ook niet er
één te vinden. Trouwen is voor een man geen zonde en voor een jonge vrouw ook niet. Maar
zulke mensen staat wel leed en verdriet te wachten en dat zou ik u graag besparen.
Ik zeg dit allemaal, broeders, omdat we niet veel tijd meer hebben. Daarom moet u, als u
getrouwd bent, leven alsof u geen vrouw hebt. Als u verdriet hebt, laat u er niet door
overweldigen; als u blij bent, geef u er niet aan over; als u iets koopt, klem u er niet aan vast. Als
u gebruik maakt van wat de wereld biedt, moet u er niet in opgaan. Want de wereld zoals wij die
nu kennen, zal niet lang meer bestaan.
1 Cor. 7:32-35
VOORDELEN VAN VRIJGEZELLENBESTAAN. Ik zou wel willen dat u geen zorgen had. Iemand die
niet getrouwd is, kan al zijn tijd en aandacht aan de zaken van de Here besteden. Zo is hij of zij
in de gelegenheid uitsluitend de Here te dienen. Maar wie getrouwd is, moet aan dingen van de
wereld denken. Hij wil het niet alleen zijn vrouw naar de zin maken, maar ook naar de wil van de
Here leven. Zijn liefde en aandacht zijn verdeeld. Een getrouwde vrouw heeft hetzelfde
probleem. Ook zij is bezig met de dingen van de wereld en probeert het haar man naar de zin te
maken. Heel anders is het voor een ongetrouwde vrouw. Zij kan al haar tijd en aandacht aan de
zaak van de Here besteden en behoort Hem met hart en ziel toe. Ik zeg deze dingen niet om u in
een keurslijf te persen, maar om u te helpen. Ik wil graag dat u goed leeft en dat zo min mogelijk
dingen uw aandacht van de Here afleiden.
1 Cor. 7:36-38
OVER HET HUWELIJK. Als iemand het tegenover zijn dochter niet gepast vindt haar van een
huwelijk te weerhouden, vooral als zij al wat ouder wordt en niet te lang meer moet wachten, laat
hij dan doen wat zijn hart hem ingeeft. Als hij haar laat trouwen, doet hij daarmee niet verkeerd.
Maar wie de vaste overtuiging heeft dat zijn dochter ongetrouwd moet blijven en geen
verplichtingen tegenover anderen heeft, neemt een goed besluit. Dus is het goed uw dochter te
laten trouwen, maar beter om haar niet te laten trouwen.
1 Cor. 7:39,40
OVER WEDUWEN. Een getrouwde vrouw mag zolang haar man leeft niet bij hem weggaan. Maar
als haar man sterft, is zij vrij. Dan mag zij trouwen met wie zij wil, maar dat moet dan wel een
gelovige zijn. Toch doet zij er volgens mij beter aan weduwe te blijven. Dan zal zij gelukkiger zijn.
Ik geef dit advies omdat ik meen dat de Geest van God mij daar ook de wijsheid voor geeft.
Over wederzijdse onderwerping
1 Cor. 8:1-3
KENNIS MET LIEFDE. Als het gaat om voedsel dat aan afgoden geofferd is, weten wij precies wat
wij daarmee moeten doen. Maar van weten alleen wordt u eigenwijs. De liefde van God maakt u
wijs. Als iemand meent alles te weten, weet hij nog niet wat hij zou moeten weten. Maar als
iemand God liefheeft, kent God hem.
1 Cor. 8:4-6
KENNIS OVER AFGODEN. Wel, als het om dat eten gaat, weten wij dat er geen andere goden
bestaan. Er is maar één God. Ook al zeggen de mensen dat er in de hemel en op aarde vele
goden en vele heren zijn (en er zijn heel wat zogenaamde goden en heren) wij weten wel beter.
Er is maar één God: de Vader, door Wie alles is en voor Wie wij leven. En er is ook maar één
Here: Jezus Christus, door Wie alles is gemaakt en Die ons het leven heeft gegeven.
1 Cor. 8:7,8
ZWAKTE ZONDER KENNIS. Toch is dit niet voor alle gelovigen even duidelijk. Sommigen hebben
nu nog de gewoonte deel te nemen aan maaltijden ter ere van afgoden. En als zij eraan
meedoen, voelen zij zich onzeker en spreekt hun geweten. Nu is onze verhouding met God niet
afhankelijk van wat wij eten. Als wij niet eten, zijn we voor Hem niet minder; en als wij wel eten,
zijn we voor Hem niet meer.
1 Cor. 8:9-13
VERANTWOORDELIJKHEID TEN OPZICHTE VAN ZWAKKEREN. Pas er dus voor op dat uw recht om
te eten niet een struikelblok wordt voor anderen, die niet zo sterk in hun schoenen staan.
Misschien denkt u dat het geen kwaad kan in de tempel van een zogenaamde god te eten, maar
als iemand met een zwakker geweten dat ziet, kan hij daardoor in moeilijkheden komen.
Misschien gaat hij dan ook dat voedsel eten, terwijl hij steeds het gevoel houdt te zondigen.
'Waarom zou u zo'n zwakke broeder door uw grotere kennis naar de ondergang helpen? Christus
is voor hem gestorven! Door uw broeder over te halen iets te doen wat hij eigenlijk niet wil,
zondigt u tegen hem én tegen Christus. Ik heb zelf besloten nooit meer vlees te eten als ik mijn
broeder daarmee ten val breng. Ik wil niet dat hij in moeilijkheden komt door iets wat ik eet.
1 Cor. 9:1,2
VRIJHEID STAAT NIET TER DISCUSSIE. Ben ik dan niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik onze
Here Jezus soms niet gezien? Heeft de Here mij soms niet gebruikt om u tot geloof in Hem te
brengen?
Al zeggen anderen dat ik geen apostel ben, u kunt dat niet zeggen. U bent zelf het levende
bewijs: De Here heeft Zijn stempel op u gezet.
1 Cor. 9:3-7
RECHTEN STAAN NIET TER DISCUSSIE. Dat is ook mijn verdediging tegenover mensen die menen
over mij te mogen oordelen. Mogen wij soms geen gebruik maken van het recht bij u te eten en
te drinken? Mogen wij niet een gelovige als vrouw meenemen op onze reizen? De andere
apostelen en de broers van de Here Jezus doen dat ook. En Petrus doet het. Zijn Barnabas en ik
dan de enige apostelen, die zelf ons brood moeten verdienen?
Hebt u wel eens gehoord van een soldaat, die zijn eigen soldij moet betalen? Of van een
wijnbouwer, die zijn eigen druiven niet mag eten? Of van een herder, die de melk van zijn eigen
vee niet mag drinken?
1 Cor. 9:8-12a
VOORBEELD VAN EEN RECHTMATIGE EIS. Dit zijn maar enkele voorbeelden uit het dagelijks
leven. Maar de wet van Mozes zegt hetzelfde. Daarin staat dat men een os die graan dorst, geen
muilband mag omdoen; het dier moet zo nu en dan een hap stro kunnen nemen. Zou God dan
alleen ossen op het oog hebben of ook ons? Natuurlijk is dat voor ons geschreven! Want zowel
wie ploegt als wie de oogst binnenhaalt, moet op een deel van de oogst kunnen rekenen. Zo
moeten ook de apostelen hun werk kunnen doen in de hoop dat er voor hen gezorgd zal worden.
Wij hebben geestelijk zaad in u gezaaid. Is het dan teveel gevraagd dat wij eten en drinken
oogsten? Als andere apostelen door de gelovigen verzorgd worden, hebben wij daar toch ook
recht op?
1 Cor. 9:12b-14
AFZIEN VAN RECHTEN. Maar wij hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. Wij hebben er niet
over gesproken omdat u anders misschien niet had geluisterd naar het goede nieuws van Jezus
Christus. Weet u niet dat de mannen die in het huis van God werken, eten wat in dat huis
gebracht wordt? En dat zij die voor het altaar zorgen, een deel krijgen van het offer, dat op het
altaar wordt gelegd? Zo heeft de Here ook gezegd dat de mensen die het goede nieuws
brengen, moeten worden onderhouden door de mensen die dat goede nieuws ontvangen.
1 Cor. 9:15-18
BELONING VOOR AFZIEN VAN RECHTEN. Maar ik heb nooit van dat recht gebruik gemaakt. En ik
schrijf dit ook niet om daar verandering in te brengen. Ik zou nog liever van honger omkomen
dan mij de voldoening te laten afnemen dat ik u het goede nieuws gebracht heb zonder er loon
voor te krijgen. Want als ik het goede nieuws bekendmaak, heb ik geen reden om trots te zijn. Ik
kan gewoon niet anders. Het zou er slecht voor mij uitzien, als ik het niet bekendmaakte. Als ik
dit werk uit vrije wil deed, zou ik een beloning krijgen. Maar dat is niet zo, ik doe eenvoudig wat
de Here mij heeft opgedragen. Krijg ik dan helemaal geen loon? Jawel, mijn loon is de
voldoening het goede nieuws voor niets te mogen brengen. Daarom maak ik niet tenvolle gebruik
van mijn rechten.
1 Cor. 9:19-23
AANPASSINGEN MET DOEL. Want hoewel ik een vrij man ben, heb ik mij aan alle mensen
ondergeschikt gemaakt om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen. Als ik bij Joden ben, leef
ik als een Jood om hen voor Christus te winnen. Als ik bij mensen ben die zich aan de wet van
Mozes houden, houd ik mij er ook aan omdat ik hen voor Christus wil winnen. Als ik bij mensen
ben die niet volgens de wet van Mozes leven, houd ik mij er ook niet aan, omdat ik hen voor
Christus wil winnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik zonder Gods wet leef. Voor mij geldt de wet
van Christus. Als ik bij zwakke mensen ben, laat ik niet merken dat ik sterk ben, om hen voor
Christus te winnen. Ik heb mij aan al die mensen aangepast om in ieder geval enkelen van hen
te redden. Ik doe het allemaal terwille van het goede nieuws; ik wil samen met vele anderen de
zegen ervan hebben.
1 Cor. 9:24-27
WAARDE VAN ZELFDISCIPLINE. Op de wedstrijdbaan doen alle hardlopers hun best om te winnen
en toch is er maar één die de prijs krijgt. Doe uw best dan ook de prijs te krijgen. Wie voor een
wedstrijd traint, ontzegt zich van alles; een sportman voor een erekrans die verwelkt, maar een
gelovige voor een erekrans die nooit verwelkt. Daarom loop ik niet zomaar wat in het wilde weg
en ik sta ook niet in de lucht te boksen. Nee, ik hard mijn lichaam en dwing het te doen wat ik wil;
anders zou het wel eens kunnen gebeuren dat ik, na anderen voor de wedstrijd te hebben
opgeroepen, zelf word gediskwalificeerd.
1 Cor. 10:1-5
VOORBEELD VAN TE GROOT ZELFVERTROUWEN. Broeders, in dit verband wil ik u herinneren aan
wat onze voorouders hebben meegemaakt. Zij werden allemaal door de wolk van God geleid en
liepen dwars door de Rode Zee. Die ervaring was hun doop als het volk van Mozes. God zorgde
ervoor dat zij allemaal geestelijk te eten en te drinken kregen. Dat drinken kregen zij van
Christus, de geestelijke rots die met hen meeging. Toch was God niet tevreden over de meesten
van hen; Hij sloeg hen neer in de woestijn.
1 Cor. 10:6-10
VOORBEELD VAN BEVREDIGING VAN EIGEN VERLANGENS. Die gebeurtenissen zijn een les voor
ons; wij moeten niet naar slechte dingen verlangen zoals zij. Loop ook niet achter andere goden
aan, zoals sommigen van hen deden. In de Boeken staat dat zij gingen zitten om te eten en te
drinken en dat ze gingen staan om te dansen voor een afgod. Pas daarvoor op. Laten wij ook
geen gemeenschap met andere vrouwen hebben, zoals sommigen van hen; want daarom
stierven er op één dag 23.000 van hen. Wij moeten het geduld van de Here niet op de proef
stellen, zoals sommigen van hen deden; want daarom stierven zij aan slangebeten. En mopper
niet tegen God, zoals sommigen van hen; want daarom trof hun de dood.
1 Cor. 10:11-13
VOORBEELDEN ZIJN WAARSCHUWING. Dat is allemaal met hen gebeurd om een voorbeeld te
stellen. En het is opgeschreven als een waarschuwing voor ons, die in het einde van de tijd
leven. Als u denkt dat u nooit zover zult gaan, moet u oppassen om niet te zondigen. De
beproevingen die u hebt ondergaan, zijn niet ongewoon. God is trouw; Hij zal ervoor zorgen dat
de beproevingen u niet teveel worden. Hij zal ook een uitweg uit de beproevingen geven, zodat u
er tegen opgewassen bent.
1 Cor. 10:14-22
DADEN ZIJN EEN MAATSTAF VOOR LOYALITEIT. Houd u daarom, lieve vrienden, ver van de
verering van afgoden. U bent verstandige mensen; beoordeel zelf of ik gelijk heb. Als wij aan de
tafel van de Here drinken uit de beker, Hem danken en Zijn zegen vragen, hebben wij toch
samen deel aan het bloed van Christus? En als wij het brood breken, hebben wij toch samen
deel aan Zijn lichaam? Want al zijn wij met velen, wij zijn één lichaam omdat we allemaal van dat
ene brood eten.
Denk maar eens aan het natuurlijke volk van Israël: Door van de offers te eten, is het betrokken
bij het altaar waarop de offers gebracht worden. Wil ik hiermee zeggen dat een offer voor een
afgod toch een echt offer is? Of dat zo'n afgod echt is? Verre van dat! Wat ik wil zeggen, is dat de
mensen die zo'n afgod een offer brengen, in feite een offer aan boze geesten brengen en niet
aan God. En ik wil niet dat u iets met de boze geesten te maken hebt. U kunt niet uit de beker
van de Here drinken én uit de beker van de boze geesten. U kunt niet bij de Here aan tafel gaan
én bij de boze geesten. Of willen wij de Here jaloers maken? Denken wij sterker te zijn dan Hij?
1 Cor. 10:23-30
VRIJHEID VEREIST VERDRAAGZAAMHEID. Alles mag, maar niet alles is zinvol. Alles mag, maar
niet alles is opbouwend. U moet niet uw eigen belang zoeken, maar dat van de ander.
Wat op de vleesmarkt verkocht wordt, mag u zonder gewetensbezwaar eten. Het doet er niet toe
of het aan afgoden is gewijd. De aarde en al haar rijkdom zijn immers van de Here.
Als een ongelovige u uitnodigt bij hem te komen eten en u wilt dat, neem de uitnodiging dan aan.
Eet alles wat u wordt voorgezet zonder u af te vragen of het soms aan een afgod gewijd is. Als
echter een andere gelovige zegt: "Dat vlees is aan een afgod gewijd", moet u het laten staan
terwille van hem die u erop wijst. Anders zou hij last van zijn geweten kunnen krijgen. Het gaat
dus niet om uw geweten, maar om het zijne. Maar waarom zou mijn vrijheid moeten worden
beperkt door andermans geweten? Als ik God dank voor wat ik eet, hoe durft die ander er dan
iets van te zeggen? Ik dank God toch!
1 Cor. 10:31-11:1
EIGENBELANG OPOFFEREN VOOR ANDEREN. Wat u ook doet, doe het tot eer van God, ook het
eten en drinken. Wees geen struikelblok voor Joden, heidenen of gelovigen. Ikzelf maak het
iedereen in alles naar de zin. Het gaat mij niet om mijn eigen belang, maar om het belang van
heel veel mensen, want ik hoop dat zij allemaal gered zullen worden. Volg mijn voorbeeld,
vrienden, zoals ik het voorbeeld van Christus volg.
Over rolverdelingen
1 Cor. 11:2-10
HOOFDBEDEKKING ALS SYMBOOL. Ik ben blij dat u steeds aan mij denkt en nog precies weet wat
ik heb gezegd en dat u zich houdt aan alles wat ik heb doorgegeven.
Maar ik wijs u op iets dat u moet weten; elke man is ondergeschikt aan Christus en een vrouw is
ondergeschikt aan haar man; en Christus is ondergeschikt aan God. Als een man bidt of Gods
woord doorgeeft en daarbij een hoofddeksel draagt, is dat een schande voor hem. Maar als een
vrouw bidt of namens God spreekt met onbedekt hoofd, is dat een schande voor haar man. Dan
staat zij gelijk aan een vrouw die kaalgeschoren is. Als een vrouw niets op haar hoofd wil dragen,
kan zij net zo goed haar haren laten afknippen. Maar als zij dat onfatsoenlijk vindt, moet zij iets
op haar hoofd dragen. Een man hoort niets op zijn hoofd te hebben; hij is de afdruk en de
afspiegeling van God; maar de vrouw is de afspiegeling van haar man. Want de vrouw is uit de
man gemaakt en niet omgekeerd. God heeft immers de vrouw voor de man gemaakt en niet de
man voor de vrouw. Daarom moet een vrouw, als teken dat zij zich aan haar man onderwerpt,
haar hoofd bedekken terwille van de engelen.
1 Cor. 11:11-16
GELIJKHEID ONDANKS VERSCHILLEN. Maar vergeet nooit dat in het leven met de Here de vrouw
niets is zonder haar man en de man niets zonder zijn vrouw. Want hoewel de eerste vrouw uit de
man is genomen, wordt iedere man uit een vrouw geboren. En de oorsprong van alles is God.
Zeg nu zelf, broeders: Is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt? Leert
de natuur zelf niet hoe het hoort? Het is voor de man een schande om lang haar te hebben. Maar
als een vrouw het haar lang draagt, is dat een eer voor haar, want het lange haar is voor de
vrouw een natuurlijke sluier. Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen
hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- december
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen