Thuis >> 16 januari
16 januari
Verslag van de Edomieten
Voordat de geschiedenis wordt verteld van het volk dat van Jakob afstamt, neemt Genesis een korte pauze om Esau (Edom) en zijn nakomelingen een laatste keer te vermelden. De Edomieten, zoals zij spoedig zullen worden genoemd, zullen het heuvellandschap van Seïr bewonen, ten zuidoosten van de Dode Zee. Zij zullen onophoudelijk vijanden zijn van Jakobs nakomelingen, de Israëlieten, en hun oppositie tegen Gods gekozen volk zal door de jaren heen zó bitter worden, dat Edom een symbool wordt van ongeloof en vijandigheid tegen God. In de laatste dagen zullen zij een bijzondere plaats innemen in het oordeel van God.
Deze natie zal voortkomen uit Esau en zijn drie vrouwen, wier namen reeds in Genesis zijn vermeld. In dit verslag worden nog andere namen voor twee van zijn drie vrouwen genoemd: Ada (Mahalath), Oholibama (Judith) en Basmath (zoals eerder vermeld). De behoorlijke lengte van deze lijst van Esau's nakomelingen geeft aan hoe talrijk en machtig de Edomieten zullen worden.
Gen. 36:1-5
ZONEN VAN ESAU. Hier is een lijst van de afstammelingen van Esau (die ook wel Edom werd genoemd):
Esau trouwde met drie Kanaänitische meisjes: Ada, de dochter van de Hethiet Elon, Oholibama, de dochter van Ana en kleindochter van de Heviet Zibeon, en Basmath, de dochter van Ismaël (dus Esau's nicht) en de zuster van Nebajoth.
Esau en Ada kregen een zoon, Elifaz. Esau en Basmath hadden een zoon met de naam Rehuël. Esau en Oholibama hadden drie zonen: Jehus, Jaëlam en Korach. Al deze zonen werden geboren in het land Kanaän.
Gen. 36:6-8
EDOMIETEN BEVOLKEN SEIR. Toen nam Esau zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn hele huishouding, het vee en de kudde (alle bezittingen, die hij in Kanaän had vergaard) en trok naar het gebergte Seïr, weg van zijn broer Jakob. Het land was niet groot genoeg om in alle behoeften van hun vee te voorzien.
Gen. 36:9-14
ESAU'S KLEINZONEN. Hier zijn de namen van Esau's afstammelingen, de Edomieten die hem in het gebergte Seïr werden geboren:
Nakomelingen van zijn vrouw Ada, die haar zoon Elifaz kreeg, waren:
Teman, Omar, Zefo, Gaëtham, Kenaz en Amalek (dat was een kind van Timna, de bijvrouw van Elifaz).
Esau kreeg ook kleinkinderen via zijn vrouw Basmath.
Haar zoon Rehuël kreeg Nahath, Zerah, Samma en Mizza.
Gen. 36:15-19
STAMHOOFDEN VAN EDOM. Esau's kleinkinderen werden stamhoofden van de volgende stammen: de stam van Teman, de stam van Omar, de stam van Zefo, de stam van Kenaz, de stam van Korach, de stam van Gaëtam en de stam van Amalek. De bovengenoemde stammen waren nakomelingen van Elifaz, de oudste zoon van Esau en Ada.
De volgende stammen waren nakomelingen van Rehuël, de zoon die Esau en Basmath kregen in Kanaän: de stam van Nahath, de stam van Zerah, de stam van Samma en de stam van Mizza.
En dit zijn de stammen, die de namen dragen van de zonen van Esau en Oholibama (de dochter van Ana) : de stam van Jehus, de stam van Jaëlam en de stam van Korach.
Gen. 36:20-30
VOORVADEREN IN SEIR. Dit zijn de namen van de stammen, die voortkwamen uit Seïr:
De stam van Lothan, de stam van Sobal, de stam van Zibeon, de stam van Ana, de stam van Dison, de stam van Eser en de stam van Disan.
De kinderen van Lothan (de zoon van Seïr) waren Hori en Heman (Lothan had ook nog een zuster, Timna).
De kinderen van Sobal waren Alvan, Manahath, Ebal, Zefo en Onam.
De kinderen van Zibeon waren Aja en Ana (deze jongen vond hete bronnen in de woestijn, terwijl hij de ezels van zijn vader hoedde).
De kinderen van Ana waren Dison en het meisje Oholibama.
De kinderen van Disan waren Hemdan, Esban, Jithran en Cheran.
De kinderen van Ezer waren Bilhan, Zaävan en Akan.
De kinderen van Disan waren Uz en Aran.
Gen. 36:31-39
KONINGEN IN SEIR. Dit zijn de namen van de koningen, die Edom regeerden voordat Israël haar eerste koning had:
Koning Bela, de zoon van Beor, regeerde vanuit de stad Dinhaba in Edom.
Zijn opvolger was koning Jobab, de zoon van Zerah en deze regeerde in Bozra.
Toen Jobab stierf, volgde Husan uit Teman hem op.
Diens opvolger was koning Hadad, de zoon van Bedad, de aanvoerder van de strijdkrachten, die het leger van Midean versloegen toen het Moab binnendrong. Hij woonde in de stad Avith.
Zijn opvolger was koning Samla, die regeerde vanuit Masreka.
Diens opvolger was koning Saul, die regeerde vanuit Rehoboth, aan de rivier. Sauls opvolger was koning Baäl-Hanan, de zoon van Achbor.
Diens opvolger was koning Hadar, die regeerde vanuit de stad Pahu. Zijn vrouw heette Mehetabeël en was de dochter van Matred en kleindochter van Mezahab.
Gen. 36:40-43
STAMHOOFDEN NAAR WOONGEBIED. Hier zijn de namen van de onderstammen van Esau. De plaatsen waar zij woonden, werden naar hen genoemd:
De stam van Timna, de stam van Alva, de stam van Jetheth, de stam van Oholibama, de stam van Ela, de stam van Pinon, de stam van Kenaz, de stam van Teman, de stam van Mibzar, de stam van Magdiël en de stam van Iram. Dit zijn dus de namen van de onderstammen van Edom, die hun namen gaven aan de gebieden, die zij bewoonden (het waren allemaal Edomieten, afstammelingen van Esau).
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- januari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen