3 oktober
Esther en het Purimfeest
Nu de tempel voltooid is, heeft de bevolking van Israël alle vrijheid om het land te cultiveren en andere
gebouwen in de steden te herstellen. De herbevolking is een moeizaam proces en het zal nog zo'n zestig jaar
duren voordat hetzelfde beschavingsniveau is bereikt dat het land voorheen had.
In deze tijd heeft Darius Egypte volledig onderworpen, maar net als in Israël staat hij toe dat het leven daar zijn
gewone gang gaat. Wanneer Darius in 486 voor Christus sterft, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Xerxes I.
Xerxes volgt het tolerante beleid van zijn vader en zijn grootvader niet. Hij legt de Egyptenaren en de Grieken
zware beperkingen op en krenkt zelfs zijn eigen volk met hoge belastingen en de vernietiging van een
standbeeld van de god Marduk. Het is niet bekend hoe de relatie tussen Xerxes en Israël er in het begin uitzag,
maar het lijkt er niet op dat hij een bijzondere vijandigheid tegen de Joden koesterde. Er wonen nog steeds
veel Joden in zijn eigen land en zij lijken geen bedreiging voor zijn rijk te vormen, ook al hebben zij zelf
voldoende vijanden.
Als Xerxes de koning is die in andere verslagen Ahasveros wordt genoemd (en er bestaan aanzienlijke
meningsverschillen over deze kwestie), dan vindt tijdens zijn heerschappij een van de meest fascinerende
verhalen uit de Joodse geschiedenis plaats. Het is een verhaal over intriges aan het koninklijke hof van Susan,
over een samenzwering en een tegensamenzwering, over spanning en gevaar en over onverwachte en
noodlottige ontknopingen. De uiteindelijke afloop voor de schurk in het verhaal is heerlijk ironisch. Het is zo'n
prachtig verhaal dat het niet bedorven moet worden door een te lange inleiding. Laten we volstaan met te
zeggen dat dit verhaal plaatsvindt over een periode van vier jaar (aangenomen wordt dat het begint in 483 voor
Christus, het derde jaar van de heerschappij van Xerxes), dat de hoofdrollen zijn weggelegd voor een mooi
Joods meisje met de Perzische naam Esther, haar vaderfiguur Mordechai, zijn boosaardige vijand Haman en
de koning zelf.
Esther 1:1-22 - Susan (483-479 v.C.?)
HET VERHAAL VAN ESTHER. Koning Ahasveros was een machtig koning. Hij heerste over het
enorme rijk van Perzië en Medië. Dat strekte zich met zijn 127 gewesten uit van India tot
Ethiopië. In zijn derde regeringsjaar gaf de koning een onvoorstelbaar groot feest in zijn paleis in
de stad Susan. Alle gouverneurs, topambtenaren en de hele legerleiding werden uitgenodigd. Uit
alle delen van zijn rijk kwamen de gasten.
De feestelijkheden duurden een half jaar. Het was één grote demonstratie van rijkdom, pracht en
praal. Na afloop van deze festiviteiten gaf de koning een apart feest voor alle mannelijke leden
van zijn hofhouding: van kamerheer tot keukenknecht. Zeven dagen lang vierden ze feest in de
voorhof van de paleistuin. Groene, witte en blauwe gordijnen waren met linnen en purperen
koorden vastgemaakt aan zilveren knoppen. Deze waren weer aan witmarmeren zuilen
bevestigd. Gouden en zilveren rustbedden stonden op een mozaïekvloer van albast, witmarmer,
parelmoer en stenen van allerlei kleuren. De gasten dronken uit gouden bekers, elk van een
ander ontwerp. Er was koninklijke wijn in overvloed, zoals men van een koning mocht
verwachten. Er gold maar één beperking op het drinken: niemand werd gedwongen meer te
nemen dan hij wilde. Maar verder mocht iedereen net zoveel drinken als hij wilde. De koning had
dat tegen zijn hooggeplaatste hoffunctionarissen gezegd.
Tegelijkertijd gaf koningin Vasthi een feest voor de vrouwen in het paleis.
Op de slotdag riep de halfdronken koning zijn zeven persoonlijke bedienden Mehuman, Bizta,
Harbona, Bigta, Abagta, Zethar en Karkas bij zich. Hij beval hun koningin Vasthi te halen. Zij
moest haar kroon dragen, zodat alle gasten haar schoonheid konden bewonderen, want zij was
een bijzonder mooie vrouw. Maar toen zij het bevel van de koning aan koningin Vasthi
overbrachten, weigerde zij te komen. Dit maakte de koning woedend.
Hij raadpleegde echter eerst zijn adviseurs, want hij deed nooit iets buiten hen om. Het waren
wijze mannen, die kennis bezaten van astrologie en rechtsgeleerdheid. Deze mannen heetten
Karsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena en Memukan. Zij waren niet alleen de
persoonlijke vrienden van de koning, maar ook zijn hoogste regeringsambtenaren.
"Vertel mij wat ik moet doen", vroeg hij hun. "Wat moet volgens de wet gebeuren met een
koningin die heeft geweigerd een bevel van de koning te gehoorzamen? Nota bene een bevel
dat op de juiste wijze via zijn hovelingen aan haar is overgebracht."
Memukan antwoordde namens de anderen: "Koningin Vasthi heeft zich niet alleen tegen u
misdragen, maar ook tegen al uw regeringsvertegenwoordigers en onderdanen Deze daad zal
algemeen bekend worden en overal zullen vrouwen hun man ongehoorzaam worden als zij
horen wat koningin Vasthi heeft gedaan. Nog voor deze dag om is, horen onze vrouwen, overal
in het hele rijk, hoe de koningin zich heeft misdragen. Zij zullen een voorbeeld aan haar nemen
en net zo tegen hun echtgenoten beginnen te praten. Dit zal veel minachting en woede
opwekken.
Wij stellen voor dat u, als u het goed vindt, een koninklijk besluit uitvaardigt. Een wet van Meden
en Perzen, die niet kan worden herroepen. Daarin kondigt u aan dat koningin Vasthi uit uw
nabijheid wordt gebannen. En u maakt bekend een nieuwe koningin te zullen kiezen die zich
waardiger gedraagt. Als dit besluit wordt afgekondigd in uw hele rijk, zullen alle mannen
(ongeacht hun rang of stand) weer worden gerespecteerd door hun echtgenotes!"
De koning en de andere adviseurs vonden dit een uitstekend voorstel. Dus volgde hij Memukans
raad op en stuurde brieven naar alle gewesten, elk in hun eigen taal. Hij benadrukte dat in huis
de mannen de leiding hadden en hun gezag niet moesten laten betwisten.
Esther 2:1-23
Nadat Ahasveros' woede was bedaard, begon hij over de zaak met Vasthi te piekeren: hij zou
haar nu nooit meer zien. Daarom zeiden zijn hovelingen: "Laten wij de mooiste meisjes uit uw rijk
uitzoeken en bij u brengen. Wij zullen in alle gewesten ambtenaren aanstellen om deze meisjes
te selecteren voor de koninklijke harem. Hegai, de harembewaker, zal zorgen dat zij de
beschikking krijgen over schoonheidsmiddelen. Het meisje dat u daarna het best bevalt, zal
koningin worden in plaats van Vasthi." De koning vond dit natuurlijk een prachtig voorstel en liet
het onmiddellijk uitvoeren.
Nu woonde in Susan een Joodse man, Mordechai. Hij hoorde bij de stam Benjamin en was de
zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis. Bij de verwoesting van Jeruzalem was hij
gevangen genomen. Samen met koning Jechonja van Juda en vele anderen was hij door koning
Nebukadnezar in ballingschap weggevoerd naar Babel. Mordechai was de pleegvader van een
bijzonder knap en aantrekkelijk meisje, Hadassa (zij werd ook wel Esther genoemd). Zij was de
dochter van zijn oom. Hij had haar na de dood van haar ouders als dochter aangenomen.
Als gevolg van het koninklijk besluit werd ook Esther, samen met vele andere meisjes, naar de
harem in het paleis in Susan gebracht. Hegai, die voor de harem verantwoordelijk was, raakte
onder de indruk van haar schoonheid. Hij deed zijn best het haar naar de zin te maken en liet
onmiddellijk speciale maaltijden en schoonheidsmiddelen voor haar komen. Zij kreeg de zeven
beste dienaressen van het paleis. Hegai liet haar in het mooiste deel van de harem wonen.
Maar Esther had niemand verteld dat zij een Joodse was. Mordechai had haar de raad gegeven
haar afkomst geheim te houden. Haar pleegvader kwam elke dag naar de voorhof van de harem
om te informeren hoe Esther het maakte en wat met haar zou gebeuren.
Voordat een meisje de nacht mocht doorbrengen met koning Ahasveros, moest zij eerst twaalf
maanden lang een schoonheidsbehandeling ondergaan. Om te beginnen moest een meisje een
half jaar mirre-olie gebruiken. Daarna nog eens zes maanden speciale parfums en andere
schoonheidsmiddelen. Wanneer het haar beurt was met de koning te slapen, kreeg zij de
mooiste kleren en juwelen. Die moesten haar schoonheid beter laten uitkomen. 's Avonds werd
zij meegenomen naar de vertrekken van de koning en 's ochtends naar een tweede harem
gebracht. Daar woonden de vrouwen van de koning. Zij stonden onder de hoede van Saäsgaz,
een andere hoveling van de koning. Een meisje bleef daar de rest van haar leven wonen zonder
de koning ooit weer te zien. Tenzij zij goed bij hem in de smaak was gevallen en hij haar bij naam
liet roepen; dan mocht zij terugkomen.
Toen was Esther aan de beurt om naar de koning te gaan. Zij volgde het advies op van Hegai, de
harembewaker en kleedde zich volgens zijn aanwijzingen. Iedereen vond dat zij er prachtig
uitzag! In de tiende maand van het zevende jaar van Ahasveros' regering werd Esther naar het
paleis van de koning gebracht.
De koning hield meer van haar dan van alle andere meisjes. Hij was zo verrukt over haar dat hij
de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin uitriep in plaats van Vasthi! Om
deze heuglijke gebeurtenis te vieren, gaf hij een diner voor al zijn gouverneurs en
regeringsambtenaren. Hij deelde geschenken uit en stelde de gewesten vrij van belasting.
Enige tijd daarna gaf de koning opnieuw bevel mooie, jonge meisjes bijeen te brengen. Intussen
was Mordechai een vertrouwde verschijning in het paleis geworden. Esther had nog niemand
verteld dat zij een Joodse was, want zij bleef Mordechai gehoorzamen, net als toen zij nog bij
hem woonde.
Toen Mordechai op zekere dag in het paleis aan het werk was, smeedden twee verbitterde
poortwachters van het paleis een samenzwering. Het waren Bigtan en Teres. Zij wilden de
koning vermoorden. Dit kwam Mordechai ter ore en hij speelde deze inlichtingen door naar
koningin Esther. Zij vertelde het de koning en noemde daarbij Mordechai's naam. Er werd een
onderzoek ingesteld, waarbij de twee mannen schuldig werden bevonden en opgehangen. Dit
hele voorval werd onder het toeziend oog van de koning vastgelegd in de jaarboeken met de
geschiedenis van koning Ahasveros.
Esther 3:1-15
Korte tijd daarna benoemde koning Ahasveros Haman, de zoon van de Agagiet Hammedatha, tot
eerste minister. Hij was, na de koning, de machtigste man van het rijk. Alle dienaren van de
koning maakten een zeer diepe buiging wanneer Haman passeerde, want zo had de koning het
bevolen. Maar Mordechai weigerde te buigen en hem eer te bewijzen.
"Waarom gehoorzaamt u de koning niet?" vroegen de anderen hem dag aan dag. Maar hij bleef
weigeren te buigen. Tenslotte vertelden zij het Haman om te zien of Mordechai zijn gedrag kon
volhouden. Want hij had als excuus aangevoerd dat hij Jood was.
Haman was woedend toen hij merkte dat Mordechai niet voor hem boog. Hij besloot niet alleen
Mordechai te straffen, maar ook hard op te treden tegen diens volk, de Joden. Hij wilde alle
Joden in Ahasveros' rijk uitroeien!
In de eerste maand van het twaalfde regeringsjaar van Ahasveros bepaalde men wat de meest
geschikte tijd voor deze aktie was. Daartoe wierp men het lot, ook wel 'pur' genoemd. Het lot gaf
de laatste maand van het volgende jaar aan als de beste tijd.
Haman benaderde de koning over deze kwestie. "Er is een bepaald volk dat verspreid over al uw
gewesten woont", begon hij. "Hun wetten verschillen van die van alle andere volken. En deze
mensen weigeren uw wetten te gehoorzamen. Daarom hoort u hen niet in leven te laten. Als u
het goed vindt, geef dan bevel dat zij moeten worden uitgeroeid. Om de kosten van deze
zuivering te dekken, zal ik een bedrag ter waarde van 360.000 kilo zilver in de koninklijke
schatkist storten."
De koning keurde het plan goed. Hij nam, om zijn besluit te bevestigen, zijn zegelring van zijn
vinger en gaf die aan Haman, de jodenhater. "Houd dat geld maar", zei hij. "Ga uw gang en doe
met dat volk wat u wilt."
Een week of twee later liet Haman alle koninklijke secretarissen bij zich komen. Hij dicteerde hun
brieven voor de gouverneurs en regeringsvertegenwoordigers in het hele rijk. De brieven waren
voor elk gewest gesteld in hun eigen taal. Zij werden namens koning Ahasveros getekend en met
zijn zegelring verzegeld. IJlboden brachten de brieven naar alle gewesten van het rijk. Zo werd
overal dit bevel bekend: "Alle Joden (jong en oud, ook vrouwen en kinderen) moeten worden
gedood op de dertiende dag van de twaalfde maand van het volgende jaar. Hun bezittingen
mogen in beslag worden genomen." In de brief stond dat een afschrift van de brief als wet moest
worden uitgevaardigd in elk gewest. Elk volk moest het horen. Dan zou iedereen weten wat hem
die dag te doen stond.
De ijlboden vertrokken in grote haast, nadat het bevel eerst was bekendgemaakt in de stad
Susan. En terwijl de koning en Haman samen dronken, raakte de stad in rep en roer.
Esther 4:1-17
Toen Mordechai hoorde wat er was gebeurd, scheurde hij zijn kleren, kleedde zich in een zak en
strooide as op zijn hoofd als teken van zware rouw. Zo liep hij luid jammerend door de stad. Voor
de paleispoort bleef hij staan, want het was verboden in rouwkleding het paleis binnen te gaan.
In alle gewesten waar het besluit van de koning bekend was geworden, verkeerden de Joden in
diepe rouw. Zij vastten, huilden en jammerden. Velen sliepen op een bed, gemaakt van zakken
en as.
Toen Esthers dienaressen en hovelingen haar vertelden van Mordechai's gedrag, schrok zij
hevig. Zij stuurde hem onmiddellijk andere kleren om de rouwkleding te vervangen. Maar hij
weigerde deze aan te nemen. Toen liet zij Hathach komen, één van de hovelingen van de koning
die was aangesteld als haar bediende. Zij droeg hem op Mordechai te vragen wat er aan de
hand was en wat zijn gedrag te betekenen had.
Hathach ging naar het plein voor de paleispoort, waar Mordechai stond. Mordechai vertelde hem
het hele verhaal. Hij noemde ook precies het bedrag dat Haman had beloofd aan de koninklijke
schatkist te zullen schenken voor het uitmoorden van de Joden. Ook gaf hij Hathach een afschrift
van het koninklijk besluit om de Joden uit te roeien. "Laat dit aan Esther zien", zei hij. "Leg haar
uit wat er is gebeurd. Laat haar naar de koning gaan en hem om genade smeken voor haar volk."
Hathach bracht Mordechai's woorden over aan Esther. Zij stuurde hem opnieuw naar Mordechai
met de volgende boodschap: "De hele wereld weet dat iedereen (of het nu een man of een
vrouw is) die zonder geroepen te zijn, naar de koning gaat in de binnenste voorhof, gedoemd is
te sterven. Tenzij de koning hem zijn gouden scepter aanreikt; dan is zijn leven veilig. Het is nu al
een maand geleden sinds ik bij de koning ben geroepen."
Mordechai antwoordde: "Denk je dat jij in het paleis aan de dood zult ontsnappen, terwijl alle
andere Joden worden vermoord? Als jij in een tijd als deze blijft zwijgen, zullen wij ons wel op
een andere manier redden. Maar jij en je familie zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist met
het oog op deze tijd in het paleis bent terechtgekomen?"
Toen liet Esther aan Mordechai zeggen: "Roep alle Joden uit Susan bij elkaar en vast voor mij.
Eet of drink niet gedurende drie dagen en nachten. Mijn dienaressen en ik zullen hetzelfde doen.
Daarna zal ik, ondanks het verbod, naar de koning gaan. Als ik dan moet sterven, dan zij het zo."
Mordechai deed wat Esther hem had gevraagd.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen