4 maart
B. Voedingswetten.
De voedingswetten zijn een weerspiegeling van zowel sanitaire als religieuze belangen. Dieren, vogels, vissen,
insecten en kruipende wezens worden onderverdeeld in “reine” en “onreine” categorieën, die aangeven of de
Israëlieten deze dieren al dan niet mogen eten. Een schepsel kan “onrein” zijn omdat het in aanraking is
geweest met bedorven dingen, omdat het met bedenkelijke leefgewoonten wordt geassocieerd, omdat het
ongezond voedsel voor de mens is en misschien ook omdat het een dier is dat vaak in heidense
aanbiddingsrituelen gebruikt wordt. Het eten van bloed wordt uitdrukkelijk verboden, omdat bloed het leven
symboliseert en gebruikt wordt om boete te doen voor zonden.
1. Reine en onreine dieren
Lev. 11:46,47
ETEN VAN WAT ONREIN IS, VERBODEN. "Dit zijn de wetten aangaande het vee, de vogels, de
waterdieren en de dieren die over de grond kruipen. Deze wetten maken scheiding tussen rein
en onrein, tussen wat wel en wat niet mag worden gegeten."
Lev. 11:1-3, Deut. 14:3-5
REINE DIEREN. "U mag geen dieren eten, die ik onrein heb verklaard. Dit zijn de dieren, die u
mag eten: de os, het schaap, de geit, het hert, de gazelle, het damhert, de steenbok, de antiloop,
de berggeit en het wilde schaap."
Lev. 11:4-8, Deut. 14:6-8
ONREINE DIEREN. "Dat houdt in dat de volgende dieren niet mogen worden gegeten: de kameel
(hij herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven); de klipdas (deze herkauwt ook, maar
heeft evenmin gespleten hoeven); de haas (die herkauwt ook, maar heeft ook geen gespleten
hoeven); het zwijn (deze heeft wel gespleten hoeven, maar herkauwt niet). Zij zijn alle onrein
voor u. Niemand mag hun vlees eten of hun kadavers aanraken; zij zijn verboden voedsel."
Lev. 11:9-12, Deut. 14:9,10
VIS. "Wat vis betreft, mag alles worden gegeten wat vinnen en schubben heeft. Het maakt niet uit
of ze in de rivier of in zee zijn gevangen. Maar alle andere waterdieren zijn streng verboden voor
u. Niemand mag hun vlees eten en hun kadavers zijn een afschuw voor u. Ik herhaal: elk
waterdier dat geen vinnen of schubben heeft, is voor u verboden voedsel."
Lev. 11:13-19, Deut. 14:11-18
VOGELS. "Wat de vogels betreft, zijn dit de soorten die niet mogen worden gegeten: de arend, de
lammergier, de zeearend, de wouw en alle soorten gieren, alle soorten raven, de struisvogel, de
katuil, de meeuw en alle soorten sperwers, de steenuil, de aalscholver en de oehoe, de witte uil,
de pelikaan, de aasgier en de ooievaar, alle soorten reigers, de hop en de vleermuis."
Lev. 11:20-23, Deut. 14:19,20
INSECTEN. "Vliegende insekten met vier poten mogen niet worden gegeten, met uitzondering van
hen die springen: dus wel alle soorten sprinkhanen, treksprinkhanen, veldsprinkhanen en kleine
treksprinkhanen. Alle andere vliegende insekten met vier poten mogen absoluut niet worden
gegeten."
Lev. 11:41-45
KRUIPENDE DIEREN. "Kruipende dieren mogen niet worden gegeten. Daartoe behoren de
reptielen, die zich op hun buik voortbewegen en de kruipende dieren met poten. Geen enkel
veelvoetig kruipend dier mag worden gegeten, want het is onrein. Verontreinig uzelf niet met
deze dieren, opdat u niet onrein wordt. Ik ben de HERE, uw God. Heilig u en wees heilig, want Ik
ben heilig; daarom moet u óók heilig zijn en mag u zich niet verontreinigen met één van deze
kruipende dieren. Want Ik ben de HERE, Die u uit Egypte heeft geleid om uw God te zijn.
Daarom moet u heilig zijn, omdat Ik heilig ben."
Lev. 13:45,46
REGELS VOOR ZIEKEN. "Ieder bij wie melaatsheid is geconstateerd, moet zijn kleren scheuren,
blootshoofds lopen en zijn bovenlip bedekken. Overal waar hij loopt, moet hij roepen: 'Melaats,
melaats!' Zolang de ziekte duurt, is hij onrein en moet hij buiten het kamp blijven."
Lev. 11:24-28
CONTACT MET ONREINE DIEREN. "Ieder die hun dode lichamen aanraakt, is tot de avond onrein
en moet onmiddellijk zijn kleren wassen. Tot de avond blijft hij onrein.
Onrein wordt ook ieder die in aanraking komt met dieren die wel gespleten, maar geen geheel
doorkloofde hoeven hebben of die niet herkauwen. Zoolgangers mogen niet worden gegeten.
Ieder die hun kadaver aanraakt, zal tot de avond onrein zijn. Hij die het kadaver ook nog oppakt,
moet direct zijn kleren wassen en blijft onrein tot de avond. Deze dieren zijn voor iedereen
verboden."
Lev. 11:29-38
CONTACT MET KRUIPENDE DIEREN. "Dit zijn de onreine soorten van de dieren die over de grond
kruipen: de mol, de muis en alle soorten padden, de egel, de waraan, de hagedis, de slak en het
kameleon. Ieder die hun dode lichamen aanraakt, zal tot de avond onrein zijn. Elk voorwerp
waarop dat dode lichaam valt, elk houten of stoffen voorwerp, elk vel en elke zak, alles wat
ermee in aanraking komt, moet in het water worden gelegd en zal tot de avond onrein zijn.
Daarna mag het weer worden gebruikt. Als zo'n dier in een stenen pot valt, is de inhoud onrein
en moet die pot worden stukgeslagen. Als het water waarmee het onreine voorwerp is
afgewassen, in aanraking komt met voedsel, is dat ook allemaal onrein. Elke drank die in de
onreine pot zit, zal ook onrein zijn. Als het lichaam van zo'n dier in aanraking komt met een
stenen oven, is deze onrein en moet worden afgebroken. Als het lichaam in een bron valt of in
een volle waterbak, is dat water niet onrein. Degene die het lichaam er uit haalt, is echter wel
onrein. Als het dode lichaam in aanraking komt met zaaizaad, zal dat niet onrein zijn. Maar als
het zaad vochtig is en het lichaam komt er mee in aanraking, dan is het zaad wel onrein."
Lev. 20:25,26
OPROEP TOT HEILIGHEID. "Daarom zult u onderscheid maken tussen de vogels en de dieren die
u van Mij wel en niet mag eten. Verontreinig u niet en maak uzelf bij Mij niet gehaat door een
vogel of een dier te eten dat Ik heb verboden. Wees heilig voor Mij, want Ik ben heilig en Ik heb u
afgezonderd van andere volken om mijn eigendom te worden."
2. Dode dieren
Lev. 11:39,40
DODE DIEREN ONREIN. "Als een dier dat mag worden gegeten, sterft aan een ziekte, is ieder die
het kadaver aanraakt tot de avond onrein. Degene die het vlees eet of het kadaver aanraakt,
moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond."
Deut. 14:21a
ETEN ERVAN VERBODEN. "Eet niets dat een natuurlijke dood is gestorven. Een buitenlander die
bij u woont, mag daarvan echter wel eten. U mag het hem geven of verkopen maar zelf niet eten,
want u bent heilig voor de HERE, uw God."
3. Gedode dieren
Lev. 17:15,16
GEDODE DIEREN ONREIN. "En als iemand, Israëliet of buitenlander, eet van het lichaam van een
dier dat is gestorven of door een wild dier is verscheurd, moet hij zijn kleren wassen en zich
baden en hij zal onrein zijn tot de avond; daarna is hij weer rein. Maar als hij zijn kleren niet wast
en zich niet baadt, zal hij zelf de gevolgen van zijn zonde dragen."
Ex. 22:31
ETEN ERVAN VERBODEN. "Omdat u behoort tot een heilig volk en een ander leven hoort te leiden
dan de heidenen, mag u het vlees van een dier dat op het land door een wild dier is aangevallen
en gedood, niet eten. Laten de honden het maar opeten."
4. Bloed en vet
Lev. 17:10-14, 7-26:27, 19:26a, Deut. 12:16, 12:23-25
BLOED VERBODEN. "En Ik zal mijn gelaat keren tegen ieder, ongeacht Israëliet of buitenlander
die bij u woont, die (in welke vorm dan ook) bloed eet. Ik zal hem verstoten uit het volk. Want de
ziel van het vlees zit in het bloed en Ik heb u het bloed gegeven om op het altaar te sprenkelen
als verzoening voor uw zielen; het is het bloed dat voor de ziel verzoening doet. Dat is de
bedoeling van mijn wet voor het volk Israël, dat noch zij noch een vreemdeling die bij hen woont,
bloed mogen eten.
Ieder die op jacht gaat (zowel Israëliet als buitenlander die bij u woont) en een dier of een vogel
doodt, die mag worden gegeten, moet het bloed laten weglopen en het bedekken met aarde. Want in het bloed is de ziel. Daarom heb Ik het volk Israël gezegd nooit bloed te eten, want de
ziel van elke vogel en elk dier is in zijn bloed. Daarom moet ieder die bloed eet, worden
verstoten."
Lev. 7:22-25
VET VERBODEN. Verder zei de HERE tegen Mozes: "Zeg de Israëlieten dat zij nooit vet eten of
het nu van runderen, geiten of schapen is. Het vet van een dier dat aan een ziekte sterft of door
een wild dier wordt gedood, mag voor andere doeleinden worden gebruikt, maar niet worden
gegeten. Ieder die vet eet van een brandoffer aan de HERE, zal uit zijn volk worden verstoten."
5. Vlees en melk
Ex. 23:19b, 34:26b, Deut. 14:21b
GEIT IN MELK KOKEN. "U mag een jong bokje niet koken in de melk van zijn moeder."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen