6 oktober
Ezra en de tweede golf van terugkerende kolonisten
Als Maleachi inderdaad profeteerde in de voorgaande veertig tot zestig jaar, dan plaveide hij de weg voor een
periode van vernieuwde interesse in de wet en voor het werk van twee mannen wier gezamenlijke leiderschap
tot een tijdperk van geestelijke hervormingen zal leiden. Dit gebeurt tijdens de heerschappij van Artaxerxes, die
in 465 voor Christus de Perzische troon beklom na de dood van zijn vader. Net als de laatste jaren van Xerxes
gaat ook het bewind van Artaxerxes gebukt onder problemen, onder meer door opstanden in Egypte en
Griekenland, waar zijn vader zo ongevoelig te werk was gegaan. Het is daarom enigszins verbazingwekkend
dat pogingen van de Joden om hun eigen land te versterken niet met grotere argwaan worden bekeken. Maar
het is mogelijk dat Artaxerxes Israël als een vredige natie beschouwt die gewoon zijn eigen gang gaat en die
een goede buffer tussen zijn rijk en Egypte vormt, als het voldoende ontwikkeld zou worden. Daarom wordt de
verdere ontwikkeling van Israël zelfs door Artaxerxes gestimuleerd, in het bijzonder de openlijke verkondiging
van de unieke wet van Israël, die hij ten zeerste waardeert.
Een groep van meer dan 1500 Joden, onder wie een groot leraar van de wet, Ezra genaamd, vertrekt in 458
voor Christus met de zegen van Artaxerxes uit Babylon. Zij zijn de tweede golf Joden die sinds de ballingschap
naar Palestina terugkeren. Na een gehaaste reis van vier maanden komen zij in Jeruzalem aan, met meer
schatten voor de tempeldienst en de voortgaande herontwikkeling van de stad.
Ezra 7:1-7 (458 v.C.)
EZRA BEREIDT TERUGKEER VOOR. Hier volgt de stamboom van Ezra, de man die van Babel naar
Jeruzalem trok tijdens de regering van koning Arthahsasta van Perzië: Ezra was de zoon van
Seraja, Seraja was de zoon van Azarja, Azarja was de zoon van Hilkia, Hilkia was de zoon van
Sallum, Sallum was de zoon van Zadok, Zadok was de zoon van Ahitub, Ahitub was de zoon van
Amarja, Amarja was de zoon van Azarja, Azarja was de zoon van Merajoth, Merajoth was de
zoon van Uzzi, Uzzi was de zoon van Bukki, Bukki was de zoon van Abisua, Abisua was de zoon
van Pinehas, Pinehas was de zoon van Eleazar en Eleazar was de zoon van de hogepriester
Aäron. Als Joods geestelijk leider wist Ezra bijzonder veel van de wet, die Mozes had ontvangen
van de HERE, de God van Israël. Op zekere dag vroeg hij koning Arthahsasta of hij naar
Jeruzalem mocht terugkeren. De koning gaf hem toestemming, want God was Ezra goed gezind.
Een aantal gewone mensen en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en tempelhorigen
ging mee. Zij verlieten Babel op de eerste dag van de eerste maand van koning Arthahsasta's
zevende regeringsjaar.
Ezra 7:11-26 - Babylon
ARTAXERXES' MACHTIGING. Koning Arthahsasta gaf Ezra de volgende brief mee:
"Van: koning Arthahsasta.
Aan: Ezra (de priester en leraar van de wet van de God van de hemel).
Hierbij bepaal ik dat iedere Jood in mijn koninkrijk en de priesters en Levieten met u mogen
meegaan naar Jeruzalem als zij dat willen. Ik en mijn zeven adviseurs geven u opdracht een
exemplaar van Gods wetten mee te nemen naar Juda en Jeruzalem. U moet ons verslag
uitbrengen van de voortgang, die wordt gemaakt om de dienst van God te herstellen. Tevens
dragen wij u op het zilver en goud, dat wij hebben geschonken aan de God van Israël, naar
Jeruzalem te brengen. U moet ook het zilver, goud en de vrijwillige giften meenemen, die het
Joodse volk en de priesters van het gewest Babel hebben geschonken voor de tempel in
Jeruzalem. Dit geld is bestemd voor de aankoop van stieren, rammen, lammeren en de bij de
brandoffers behorende spijs en drankoffers, opdat dit alles zal worden geofferd op het altaar van
het huis van God, Die in Jeruzalem woont.
U en uw broeders mogen het resterende geld besteden op de manier, zoals uw God u opdraagt.
U hebt ook gouden en zilveren voorwerpen ontvangen, die moeten worden gebruikt bij de dienst
van uw God in Jeruzalem. Lever deze in de tempel af. Als u geld tekort komt voor de herbouw
van de tempel, mag u geld uit de koninklijke schatkist vragen.
Ik, koning Arthahsasta, stuur het volgende bevel aan alle schatbewaarders in het gebied ten
westen van de Eufraat: 'U moet Ezra (de priester en leraar van de wet van de God van de hemel)
alles geven wat hij vraagt, tot een maximum bedrag ter waarde van 3600 kilo zilver, 24.000 liter
tarwe, 2400 liter wijn, 2400 liter olijfolie en een onbeperkte hoeveelheid zout. Bovendien moet u
hem geven wat de God van de hemel verder voor Zijn tempel vraagt. Want waarom zouden wij
het risico lopen dat God toornig wordt op mij en mijn zonen? Ik bepaal hierbij dat alle priesters,
Levieten, zangers, poortwachters, tempelhorigen en tempeldienaren zijn vrijgesteld van elke
vorm van belasting.
U, Ezra, moet de wijsheid die God u heeft gegeven, gebruiken om bestuursambtenaren en
rechters uit te kiezen en aan te stellen. Zij moeten het volk ten westen van de Eufraat besturen.
En ik draag u op de wetten van uw God te onderwijzen aan iedereen, die ze nog niet kent. Ieder,
die de wetten van God en mijn wetten níet gehoorzaamt, zal onmiddellijk worden gestraft met
executie, verbanning, een geldboete of gevangenneming."
Ezra 7:27,28
EZRA'S DANKBAARHEID. Prijs de HERE, de God van onze voorouders! Want Hij heeft de koning
ertoe bewogen de tempel van de HERE te verfraaien. En prijs de HERE, omdat Hij de koning en
zijn zeven adviseurs en al zijn machtige vorsten mij zo gunstig gezind heeft laten zijn! Omdat de
HERE, mijn God, met mij was, durfde ik het aan een aantal leiders van Israël te overreden met
mij mee te gaan.
Ezra 8:15-20 - Ahava rivier
LEVIETEN ONTBODEN. Wij verzamelden ons bij de rivier de Ahava. Daar sloegen wij ook ons
kamp op. Bij nader onderzoek bleken er geen Levieten onder het volk en de priesters te zijn!
Daarom ontbood ik Eliëzer, Ariël, Semaja, Jarib, Elnathan, Nathan, Zacharja en Mesullam,
allemaal leidende Levieten. Ook Jojarib en Elnathan, twee wijze mannen, kwamen. Ik zond hen
naar Iddo, de leider van de Joden in de plaats Kasifja. Zij moesten hem en zijn broers en de
tempelhorigen vragen of zij ons priesters voor de tempel van onze God wilden sturen. En de
gunst van God was met ons! Hij stuurde een verstandig man, Serebja, met zijn achttien zonen en
broers. Serebja was een nakomeling van Mahli, de zoon van Levi en kleinzoon van Israël. Verder
kwamen Hasabja en Jesaja, de zoon van Merari, met zijn twintig broers en zonen en 220
tempelhorigen (tempelhorigen zijn helpers van de Levieten; koning David heeft hun deze taak
opgelegd). De namen van deze 220 personen werden genoteerd.
Ezra 8:21-23
GEBED VOOR VEILIGE REIS. Om ons onze nederige positie tegenover God te laten beseffen, riep
ik bij de rivier de Ahava een vasten uit. Wij baden tot God dat Hij ons een goede reis zou geven
en ons, onze kinderen en onze bezittingen onderweg zou beschermen. Ik had mij ervoor
geschaamd de koning te vragen om soldaten en ruiters, die ons op deze tocht konden
beschermen tegen vijanden. Wij hadden namelijk tegen de koning gezegd dat onze God alle
mensen die Hem aanbidden, beschermt. Alleen zij die Hem hadden verlaten, worden door
rampen getroffen. Daarom vastten wij en baden om Gods bescherming. En Hij verhoorde ons
gebed.
Ezra 8:24-30
WAARDEVOLLE VOORWERPEN TOEVERTROUWD. Ik stelde twaalf leiders van de priesters aan:
Serebja, Hasabja en tien andere priesters. Zij waren verantwoordelijk voor het vervoer van het
zilver, goud en de voorwerpen die de koning, zijn adviseurs, zijn vorsten en de Israëlieten
hadden geschonken voor Gods tempel. Ik woog alles voordat ik het hun gaf. Er was 23.400 kilo
zilver, 3600 kilo aan zilveren voorwerpen, 3600 kilo goud, twintig gouden bekers ter waarde van
duizenden guldens en twee prachtige bronzen voorwerpen, zo kostbaar alsof ze van goud
waren.
Ik zei tegen deze twaalf mannen: "Zoals u aan de HERE bent gewijd, zo wijd ik ook deze
voorwerpen en het zilver en goud als een vrijwillige gave aan de HERE, de God van uw
voorouders. Bewaak deze schatten goed! Laat er niets ontbreken wanneer u ze in Jeruzalem
overhandigt aan de leidende priesters, de Levieten en de leiders van Israël. Zij zullen ze
neerzetten in de tempel." Toen namen de priesters en de Levieten het zilver, het goud en de
voorwerpen in ontvangst. Zij zouden ze naar Gods tempel in Jeruzalem brengen.
Ezra 8:31,32, 7:8-10 - Jeruzalem
REIS NAAR JERUZALEM. Op de twaalfde dag van de eerste maand braken wij ons kamp aan de
rivier de Ahava op en vertrokken naar Jeruzalem. God was met ons: Hij beschermde ons
onderweg tegen vijanden en bandieten Zo kwamen wij veilig in Jeruzalem aan.
Op de eerste van de vijfde maand van datzelfde jaar arriveerden zij in Jeruzalem, want God had
hun een voorspoedige reis gegeven. Ezra was namelijk vastbesloten de wet van de HERE te
bestuderen en te gehoorzamen. En hij wilde deze wet ook onderwijzen aan het volk Israël.
Ezra 8:1:14
TELLING VAN REIZIGERS. Hier volgen de namen en familienamen van de leiders, die mij
vergezelden op mijn tocht van Babel naar Jeruzalem tijdens de regering van koning Arthahsasta:
Van de familie Pinehas: Gersom;
van de familie Ithamar: Daniël;
van de familie David: Hattus, de zoon van Sechanja;
van de familie Paros: Zacharja en 150 andere mannen;
van de familie Pahath-Moab: Eljehoënai, de zoon van Zerahja, en 200 andere mannen;
van de familie Zattu: Sechanja, de zoon van Jahaziël, en 300 andere mannen;
van de familie Adin: Ebed, de zoon van Jonathan, en vijftig andere mannen;
van de familie Elam: Jesaja, de zoon van Athalja, en zeventig andere mannen;
van de familie Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, en tachtig andere mannen;
van de familie Joab: Obadja, de zoon van Jehiël, en 218 andere mannen;
van de familie Bani: Selomith, de zoon van Josifja, en 160 andere mannen;
van de familie Bebai: Zacharja, de zoon van Bebai, en 28 andere mannen;
van de familie Azgad: Johanan, de zoon van Hakkatan, en 110 andere mannen;
van de familie Adonikam: Elifelet, Jehiël, Semaja en zestig andere mannen
(zij kwamen op een later tijdstip aan);
van de familie Bigvai: Uthai, Zabbud en zeventig andere mannen.
Ezra 8:33-36
GEWICHTBEPALING EN OFFERGAVEN. Op de vierde dag na aankomst werden het zilver, het goud
en de voorwerpen in de tempel gewogen. Dit gebeurde onder toezicht van priester Meremoth, de
zoon van Uria. Hij werd geassisteerd door Eleazar, de zoon van Pinehas, Jozabad, de zoon van
Jesua, en Noadja, de zoon van Binnuï. Zij waren allemaal Levieten. Zij telden en wogen alles en
noteerden elk gewicht.
Toen brachten de teruggekeerde ballingen brandoffers aan de God van Israël, 96 rammen, 77
lammeren en tenslotte twaalf bokken als zondoffer. De brieven met de bevelen van de koning
werden overhandigd aan zijn commissarissen en gouverneurs in het gebied ten westen van de
Eufraat. Natuurlijk verleenden zij allemaal hun medewerking aan de herbouw van Gods tempel.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen