7 oktober
Probleem van gemengde huwelijken
Na Ezra's aankomst in Palestina wordt hij op de hoogte gebracht van het feit dat een groot aantal mannen van
Israël getrouwd is met vrouwen van buitenlandse afkomst, een schending van de wet die aan Mozes was
gegeven. Ezra is verontrust door dit nieuws omdat hij weet waarom die wet werd uitgevaardigd en bang is voor
de gevolgen van deze ongehoorzaamheid. Huwelijken met buitenlandse vrouwen werden verboden vanwege
het gevaar dat deze vrouwen hun echtgenoten en kinderen zouden verleiden tot het aanbidden van
buitenlandse goden en afgodsbeelden. De geschiedenis had de wijsheid van die regel al bewezen. Wanneer
deze wet werd overtreden, leidde dat tot desastreuze gevolgen, niet alleen tijdens de omzwervingen van Israël
door de woestijn, maar ook toen Salomo geestelijk ten val kwam als gevolg van zijn huwelijk met een groot
aantal buitenlandse vrouwen. Daarom neemt Ezra onmiddellijk drastische maatregelen om het probleem te
verhelpen. De schuldige mannen worden opgedragen om hun vrouwen weg te sturen. De meesten van hen
doen dit, nadat in bijzondere hoorzittingen de individuele gevallen werden beoordeeld. Deze zet is
waarschijnlijk een voorbeeld van Ezra's grotere rol in het herstellen van het onderricht van de wet en het
instellen van gerechtshoven om die te handhaven.
Ezra 9:1-4 (458 v.C.)
EZRA VERTELD OVER GEMENGDE HUWELIJKEN. Toen brachten de Joodse leiders mij een
bezoek. Zij vertelden mij dat veel Joden en zelfs priesters en Levieten hadden deelgenomen aan
de gruwelijke gebruiken van de heidense volken, die daar woonden. Zij hadden zich net zo
gedragen als de Kanaänieten, Hethieten, Ferezieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten,
Egyptenaren en Amorieten. Want de Israëlitische mannen waren getrouwd met meisjes van
heidense volken. En zij hadden ook hun zonen laten trouwen met meisjes van die andere volken.
Het heilige volk van God had zich daardoor vermengd met heidense volken. Ja, zelfs sommige
leiders waren hierin voorgegaan.
Toen ik dit hoorde, scheurde ik mijn kleren, trok mijn haar uit mijn hoofd en baard en ging diep
verslagen zitten. Er verzamelde zich een grote groep mensen bij mij. Allen beefden van angst
voor de God van Israël om deze zonde van de eerder teruggekeerde ballingen. Zo bleven wij
verbijsterd zitten tot de tijd van het avondoffer.
Ezra 9:5-15
EZRA'S GEBED. Tenslotte stond ik op. Vol schaamte en in gescheurde kleren knielde ik en hief
mijn handen op naar de HERE, mijn God, en bad:
"O mijn God, wat schaam ik mij! Ik durf mijn hoofd niet op te heffen, mijn God, want wij hebben
zwaar gezondigd. Ja, onze schuld is onmetelijk groot. De geschiedenis van ons volk vertelt van
niets dan zonde. Daarom vielen wij en onze koningen en priesters in handen van heidense
koningen. We werden gedood, gevangen genomen, beroofd en in het openbaar vernederd tot
vandaag toe.
Maar nu bent U ons genadig. U hebt een aantal van ons uit ballingschap naar Jeruzalem laten
terugkeren. U hebt ons een tijd van vreugde en verademing gegeven in onze slavernij. Want al
waren wij slaven: U hebt ons niet in de steek gelaten. Integendeel, U maakte dat de koningen
van Perzië ons welgezind waren! Zij hielpen ons zelfs bij de herbouw van Uw tempel. Zij stelden
ons weer in het bezit van deze ommuurde stad Jeruzalem in Juda.
Maar nu, o God, wat kunnen wij zeggen na dit alles? Wij hebben U immers opnieuw verlaten en
Uw geboden overtreden! De profeten hebben ons gewaarschuwd. Zij zeiden dat het land dat wij
zouden krijgen, volkomen was bezoedeld door de gruwelijke gebruiken van de volken die er
woonden. Daarom gebood U ons onze dochters niet met hun zonen te laten trouwen of onze
zonen met hun dochters. We mochten deze volken op geen enkele manier helpen. Alleen als wij
ons aan onze regel zouden houden, zouden wij een sterk volk worden en wonen in een
welvarend land dat van geslacht op geslacht onze woonplaats zou zijn.
Maar wat hebben wij nu gedaan? U hebt ons eerst voor onze overtredingen gestraft met
ballingschap (U gaf ons veel minder straf dan wij hadden verdiend) en liet daarna een groot
aantal ballingen terugkeren. Maar nu hebben wij opnieuw Uw geboden overtreden! Wij hebben
huwelijken gesloten met mensen die gruwelijke dingen doen. U zult nu opnieuw toornig worden,
zodat U ons allemaal vernietigt en niemand laat ontkomen.
O HERE, God van Israël, U bent een rechtvaardig God. Hier staan wij dan, als een groepje
overlevende ballingen, vol schuld. U zult ons ongetwijfeld veroordelen."
Ezra 10:1-4
SECHANJA'S SUGGESTIE. Terwijl Ezra op de grond voor de tempel lag en onder tranen bad en
schuld bekende, verzamelde zich een grote menigte mannen, vrouwen en kinderen. Iedereen
was in tranen uitgebarsten. Toen zei Sechanja, de zoon van Jehiël, van de familie Elam tegen
Ezra: "Wij zijn onze God ontrouw geweest door Zijn gebod te overtreden. Want wij zijn getrouwd
met heidense vrouwen. Toch is er nog hoop voor Israël. Laten wij God plechtig beloven dat we
van deze vrouwen zullen scheiden en hen met hun kinderen wegsturen. Wij zullen doen wat u en
de anderen die God eerbiedigen, ons opdragen. Wij zullen Gods wetten gehoorzamen. Wees
niet bang. Zeg ons hoe wij de zaak moeten rechtzetten. We zullen zo goed mogelijk
meewerken."
Ezra 10:5-8
TERUGGEKEERDE BALLINGEN BIJEENGEROEPEN. Ezra stond op en liet de leiders van de
priesters en Levieten en het volk Israël zweren dat zij zouden doen wat Sechanja had
voorgesteld. Daarna ging hij naar de kamer van Johanan, de zoon van Eljasib, in de tempel. Hij
weigerde te eten of te drinken, want hij was diepbedroefd over de zonde die zij hadden begaan.
Alle teruggekeerde ballingen in Juda en Jeruzalem werden opgeroepen zich binnen drie dagen in
Jeruzalem te melden. Ieder die weigerde te komen, zou al zijn bezittingen kwijtraken en uit het
gemeenschapsleven van Israël worden uitgesloten. Dat hadden de leiders bepaald.
Ezra 10:9-11
EZRA'S PLEIDOOI. Binnen drie dagen, op de twintigste van de negende maand, waren alle
mannen van Juda en Benjamin gearriveerd. Zij gingen zitten op het plein voor de tempel. Zij
rilden zowel van de ernst van de situatie als van de regenbuien. Toen stond de priester Ezra op
en sprak hen toe: "U hebt gezondigd door met heidense vrouwen te trouwen. Nu zijn wij nog
schuldiger dan eerst. Beken de HERE, de God van uw voorouders, uw zonde. En doe wat Hij wil:
Scheid u af van die heidense volken rondom u en van die vrouwen."
Ezra 10:12-15
PLAN VOOR OPLOSSING. Alle mannen antwoordden: "Wij zullen doen wat u hebt gezegd. Maar
dit is niet iets wat in twee dagen is geregeld. Want velen van ons hebben zich aan deze
overtreding schuldig gemaakt. Bovendien regent het zo hard dat wij niet veel langer hier buiten
kunnen blijven. Laten onze leiders rechtzittingen voor ons houden. Ieder die met een heidense
vrouw is getrouwd, moet daar op een bepaalde tijd verschijnen met de leiders en rechters van
zijn stad. Over elk geval zal een oordeel worden uitgesproken. Zo zullen wij aan Gods toorn
ontkomen." Alleen Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, verzetten zich
tegen dit voorstel. Zij vonden bijval bij Mesullam en de Leviet Sabbethai.
Ezra 10:16,17
BESLISSINGEN OVER INDIVIDUELE GEVALLEN. Maar de teruggekeerde ballingen hielden zich aan
dit besluit. Enkele familiehoofden en Ezra werden als rechters aangesteld. Op de eerste dag van
de tiende maand begonnen zij rechtzittingen te houden. Op de eerste dag van de eerste maand
hadden zij elke zaak behandeld, waarin een Israëlitische man met een heidense vrouw was
getrouwd.
Ezra 10:18-44
LIJST VAN SCHULDIGEN. Hier volgt een lijst met de namen van de priesters, die met een
heidense vrouw waren getrouwd. Deze mannen beloofden dat zij van hun vrouw zouden
scheiden en erkenden hun schuld door een ram te offeren:
Maäseja, Eliëzer, Jarib en Gedalja;
de zonen van Immer: Hanani en Zebadja;
de zonen van Harim: Maäseja, Elia, Semaja, Jehiël en Uzzia;
de zonen van Pashur: Eljoënai, Maäseja, Ismaël, Nethaneël, Jozabad en Elasa.
De Levieten die schuldig waren:
Jozabad, Semeï, Kelaja (ook wel Kelita geheten), Pethahja, Juda en Eliëzer.
Van de zangers
alleen Eljasib.
Van de poortwachters:
Sallum, Telem en Uri.
Hier volgt een lijst van de gewone burgers die schuldig werden verklaard:
Van de familie Paros: Ramja, Jezia, Malkia, Mijamin, Eleazar, Malkia en Benaja.
Van de familie Elam: Mattanja, Zacharja, Jehiël, Abdi, Jeremoth en Elia.
Van de familie Zattu: Eljoënai, Eljasib, Mattanja, Jeremoth, Zabad en Aziza.
Van de familie Bebai: Johanan, Hananja, Zabbai en Athlai.
Van de familie Bani: Mesullam, Malluch, Adaja, Jasub, Seal en Jeramoth.
Van de familie Pahath-Moab: Adna, Chelal, Benaja, Maäseja, Mattanja, Bezaleël, Binnui en Manasse.
Van de familie Harim: Eliëzer, Jesia, Malkia, Semaja, Simeon, Benjamin, Malluch en Semarja.
Van de familie Hasum: Mathnai, Mattatta, Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse en Simeï.
Van de familie Bani: Maädai, Amram, Uël, Benaja, Bedeja, Cheluhu, Vanja, Meremoth,
Eljasib, Mattanja, Mathnai, Jaäsai, Bani, Binnui, Simeï, Selemja, Nathan, Adaja, Machnadbai,
Sasai, Sarai, Azareël, Selemja, Semarja, Sallum, Amarja en Jozef.
Van de familie Nebo: Jeïël, Matthithja, Zabad, Zebina, Jaddai, Joël en Benaja.
Al deze mannen waren getrouwd met heidense vrouwen en sommige van deze vrouwen hadden
kinderen.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen