Thuis >> 16 november
16 november
Verraad en arrestatie
Na beëindiging van deze afscheidsrede blijkt er weinig tijd over te zijn voor stille tijd en bezinning. Het moment
waarop Jezus verraden zal worden nadert snel. Spoedig zal Judas de officieren van de priesters naar Jezus
leiden en Hem in het bijzijn van de andere apostelen verraden. Het toneel is gereed voor deze gebeurtenis.
Jezus zal spoedig gearresteerd worden. Het verslag begint als volgt: Jezus leidt Zijn discipelen naar een
olijfgaard die bekendstaat als Gethsemané, op de Olijfberg, even ten oosten van Jeruzalem. Wanneer zij in de
rustige hof aankomen, is het hart van Jezus al duidelijk bezwaard door het vooruitzicht van de gebeurtenissen
die spoedig zullen plaatsvinden. Jezus gaat met Petrus, Jakobus en Johannes dieper de hof in dan de andere
discipelen en Hij trekt Zich vervolgens in Zijn eentje terug op een afgelegen plek, waar Hij gekweld een gebed
tot de Vader richt. Zijn eenzaamheid op dit kritieke moment wordt vergroot wanneer Jezus tot drie maal toe
naar de discipelen terugkeert en hen steeds weer slapend aantreft.
Mat. 26:36-38, Mar. 14:32-34, Luk. 22:40, Joh. 18:1 (woensdagavond)
NAAR GETHSEMANE. Jo Na deze woorden ging Jezus met Zijn discipelen naar een tuin aan de
overkant van het Kidrondal. Mk Zij kwamen bij Gethsemané, een tuin op de helling van de
Olijfberg. "Ga hier zitten", zei Jezus tegen Zijn discipelen. "Ik ga iets verderop bidden." Hij nam
alleen Petrus, Jakobus en Johannes mee. Jezus begon bang te worden en kreeg het heel erg
moeilijk. "Het wordt Mij teveel", zei Hij. "Ik sterf bijna van verdriet. Blijf hier waken."
Mat. 26:39,40a, Mar. 14:35,36, Luk. 22:41-45
JEZUS' GEKWELDE GEBED. Hij ging een meter of dertig bij hen vandaan en liet Zich op de knieën
vallen. "Vader", bad Hij, "neem deze beker alstublieft van Mij weg. Maar wat U wilt zal gebeuren
en niet wat Ik wil." Op dat moment kwam een engel uit de hemel om Hem kracht te geven. En Hij
begon vuriger te bidden. Hij was zo verschrikkelijk bang geworden, dat het zweet Hem uitbrak en
als grote druppels bloed op de grond viel.
Tenslotte stond Hij op en ging terug naar Zijn discipelen. Hij zag dat ze in slaap waren gevallen,
uitgeput van verdriet.
Mat. 26:40b-42, Mar. 14:37-39, Luk. 22:46
JEZUS BIDT EEN TWEEDE KEER. "Petrus", zei Hij. "Konden jullie niet een uurtje met Mij wakker
blijven? Wees toch op je hoede en bid. Anders zal de verleiding je te sterk worden. De geest is
gewillig, maar het lichaam is zwak."
Opnieuw zonderde Hij Zich af en bad: "Vader! Als deze beker niet kan voorbijgaan, zonder dat Ik
hem leegdrink, laat dan Uw wil uitgevoerd worden."
Mat. 26:43-46, Mar. 14:40-42
JEZUS BIDT EEN DERDE KEER. Toen Hij weer bij hen terugkwam, zag Hij dat ze door slaap waren
overmand. Hij liet hen slapen. Voor de derde keer ging Hij weg en bad hetzelfde gebed.
Hierna kwam Hij weer bij Zijn discipelen en zei: "Slaap nu maar. Rust maar uit. Het is zover. Ik
zal in de handen van slechte mensen vallen. Sta op. Kijk, daar is mijn verrader al."
Mat. 26:47-50a, Mar. 14:43-45, Luk. 22:47,48, Joh. 18:2,3
JUDAS VERRAADT JEZUS. Jo De verrader Judas wist dat, want Jezus was daar vaker geweest
met Zijn discipelen. Judas had van de leidende priesters en Farizeeërs een troep soldaten en
tempeldienaars meegekregen. Daarmee ging hij naar de tuin. Zij hadden fakkels, lantaarns en
wapens bij zich. Mk Judas had met hen afgesproken dat hij Jezus, volgens het gebruik, met een
kus zou begroeten. Daaraan konden zij zien wie zij gevangen moesten nemen. "Laat Hem niet
ontsnappen", had hij gezegd. Hij liep direct op Jezus toe. "Dag, Meester", zei hij en hij kuste
Hem.
Lk "Judas", zei Jezus. "Hoe kun je dit doen? Mij verraden met een kus!"
Joh. 18:4-9
VEILIGHEID VAN DISCIPELEN GEWAARBORGD. Jezus wist wat Hem zou overkomen. Hij liep hun
tegemoet en vroeg: "Wie zoekt u?"
"Jezus van Nazareth", antwoordden zij.
"Dat ben Ik", zei Hij. De verrader Judas was er ook bij. Bij het horen van de woorden "dat ben Ik"
gingen zij achteruit en vielen op de grond.
"Wie zoekt u?" vroeg Jezus nog eens.
"Jezus van Nazareth", was het antwoord.
"Ik heb u toch gezegd dat Ik het ben! Als het u om Mij te doen is, laat die anderen dan gaan."
Daarmee kwam uit wat Hij eerder eens gezegd had: "Van hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik
niemand verloren laten gaan."
Mat. 26:50b-54, Mar. 14:46,47, Luk. 22:49-51, Joh. 18:10,11
PETRUS HAKT OOR AF. Mk De andere mannen wisten wie ze moesten hebben en namen Jezus
gevangen. Lk Toen de andere discipelen zagen wat er ging gebeuren, riepen ze: "Meester, zullen
we erop los slaan? We hebben zwaarden bij ons!" Jo Plotseling trok Simon Petrus een zwaard. Hij
haalde uit en sloeg Malchus, de knecht van de hogepriester, het rechteroor af. Mt "Doe dat
zwaard weg", zei Jezus tegen hem. "Wie geweld gebruikt, zal zelf door geweld omkomen. Besef
je niet dat Ik mijn Vader zou kunnen vragen duizenden engelen te sturen om ons te verdedigen?
En Hij zou ze sturen. Maar hoe kan dan in vervulling gaan wat over deze dingen is geschreven?"
Lk "Houd op!" zei Jezus. Hij raakte het gewonde oor aan en genas het.
Mat. 26:55,56a, Mar. 14:48,49, Luk. 22:52,53
JEZUS LAAKT ARRESTATIE. Lk Daarna zei Hij tegen de leidende priesters, de tempelwachters en
de voorname burgers, die met Judas waren meegekomen: "Ben Ik een rover? Waarom hebt u
die zwaarden en stokken meegenomen? Had u Mij niet in de tempel kunnen oppakken? Daar
was Ik elke dag. Maar dit is uw moment. De kans van de duivelse macht. Mt [Maar] dit gebeurt
allemaal om in vervulling te laten gaan wat de profeten hebben geschreven."
Mat. 26:56b, Mar. 14:50-52, Joh. 18:12
JEZUS GEARRESTEERD. Jo De soldaten en tempeldienaars namen Jezus gevangen. Mt Daarop
lieten alle discipelen Hem in de steek. Zij maakten dat ze wegkwamen. Mk Een jongeman volgde
Jezus. Hij had niets anders aan dan een linnen kleed. De mannen grepen hem, maar hij rukte
zich los, liet het kleed achter en vluchtte naakt weg.
Verhoor door het Sanhedrin
Na de arrestatie van Jezus beschrijft Johannes hoe Jezus eerst naar Annas wordt gebracht. Annas was de
hogepriester van 6 tot 15 na Christus, toen hij door de Romeinse procurator Valerius Gratus uit zijn functie
werd gezet. Kennelijk heeft Annas nog steeds een enorme invloed onder de Joden en daarom wordt Jezus
eerst naar hem gebracht om verhoord te worden. Vervolgens wordt Jezus naar Kajafas gestuurd, de
schoonzoon van Annas, die al sinds 18 na Christus hogepriester is. Kajafas is het hoofd van het Sanhedrin
(ook bekend als de Hoge Raad), het hooggerechtshof van de Joden. Het Sanhedrin bestaat uit 71 oudsten die
gekozen worden uit de priesters en de godsdienstleraars. Een aantal leden van deze raad komt blijkbaar laat
op de avond bijeen in het huis van Kajafas om Jezus te verhoren over Zijn beweringen die de Messias
betreffen. Wanneer de ochtend (donderdagochtend) aanbreekt, wordt de volledige raad bijeengeroepen om
over een officiële veroordeling te stemmen.
Verweven met het verslag over het verhoor van Jezus door de Joodse leiders vinden we een ontroerend
verslag over de persoonlijke strijd die Petrus voert op het gebied van zijn loyaliteit aan Jezus. In de hof van
Getsemané was Petrus nog zo karakteristiek impulsief geweest toen hij Jezus probeerde te verdedigen. Maar
nu hij de ernst van de arrestatie van Jezus onder ogen begint te zien, realiseert hij zich ook hoeveel gevaar hij
zelf loopt. Wanneer iemand beweert dat hij een van de discipelen van Jezus is, gaat Petrus door de knieën en
ontkent hij dat hij ook maar iets met Jezus te maken heeft. Op drie verschillende momenten in deze lange
nacht, en tegenover verschillende aanklagers, zal Petrus krachtig en zelfs heel grof ontkennen dat hij Jezus
kent, om zichzelf te beschermen. Zijn latere spijtgevoelens en zijn daaropvolgende leidende rol in de kerk
zullen een schril contrast vormen met de afloop van Judas, die op deze zelfde dag nog door zijn
schuldgevoelens verteerd zal worden en zichzelf van het leven zal beroven.
Joh. 18:13,14 - Jeruzalem
JEZUS NAAR ANNAS GELEID. Zij boeiden Hem en brachten Hem eerst bij Annas, de schoonvader
van Kajafas, de hogepriester van dat jaar. Kajafas had indertijd tegen de Hoge Raad gezegd dat
het beter voor hen was als één man voor het hele volk stierf. Annas stuurde Jezus, Die nog
steeds geboeid was, door naar de hogepriester Kajafas.
Joh. 18:15-17
EERSTE ONTKENNING DOOR PETRUS. Simon Petrus en een andere discipel volgden Jezus. Die
andere discipel was een kennis van de hogepriester. Hij mocht tegelijk met Jezus op de
binnenplaats van het paleis. Maar Petrus moest buiten blijven. De andere discipel kwam terug,
sprak even met de portierster en nam Petrus toen mee naar binnen.
De portierster zei: "U bent zeker een discipel van die Jezus."
"Nee, hoor", zei Petrus.
Joh. 18:19-23
JEZUS VERHOORD DOOR ANNAS. De hogepriester ondervroeg Jezus over Zijn discipelen en
ideeën.
"Het is algemeen bekend wat Ik heb gezegd", antwoordde Jezus. "Ik heb vrijuit gesproken. Ik
sprak openlijk in de synagoge en in de tempel, overal waar de Joden bij elkaar komen. Waarom
ondervraagt u Mij eigenlijk? Er zijn genoeg mensen die Mij hebben gehoord. Vraag het aan hen.
Zij kunnen u precies vertellen wat Ik gezegd heb."
Eén van de bewakers gaf Jezus een klap in het gezicht. "Zo wordt niet tegen de hogepriester
gesproken!" zei hij.
"Als Ik iets fout heb gezegd, vertel het Mij dan", zei Jezus. "Maar als ik gelijk heb, waarom slaat u
Mij dan?"
Mat. 26:57,58, Mar. 14:53,54a, Luk. 22:54
NAAR KAJAFAS DE HOGEPRIESTER. De mannen die Jezus gevangen genomen hadden, brachten
Hem naar het paleis van hogepriester Kajafas. Daar was de hele Hoge Raad bijeen. Petrus
volgde op een afstand. Hij ging naar de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar
bleef hij bij de soldaten zitten om te zien hoe het met Jezus zou aflopen.
Mat. 26:69-72, Mar.14:54b,67-70a, Luk. 22:55-58, Joh. 18:18,24,25
PETRUS ONTKENT JEZUS OPNIEUW. Lk De soldaten maakten op de binnenplaats een vuur en
gingen er omheen zitten. Petrus kwam er ook bij. Een dienstmeisje zag hem in het licht van het
vuur zitten en keek hem eens goed aan. "Kijk eens", zei ze, "die man hoorde ook bij Jezus'
discipelen!"
"Hoe kom je erbij", antwoordde Petrus. "Ik ken Hem niet eens." Mt Later bij de poort zag een
ander meisje hem. Zij zei tegen de mensen die daar stonden: "Die man was ook bij Jezus van
Nazareth."
Petrus zwoer dat het niet waar was. "Ik ken die man niet!" riep hij uit. Lk Even later keek iemand
hem aan en zei: "U bent wel één van Zijn discipelen!"
"Welnee, man!" was Petrus' antwoord.
Mat. 26:59-66, Mar. 14:55-64
BIJ KAJAFAS EN DE HOGE RAAD. De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad
probeerden Jezus te veroordelen voor iets waarop de doodstraf stond. Maar dat lukte niet. Er
waren wel veel getuigen die Hem vals beschuldigden, maar wat zij zeiden, klopte niet. Zij
spraken elkaar tegen.
Enkele valse getuigen beweerden dat zij Hem hadden horen zeggen: "Deze tempel is door
mensen gemaakt. Ik zal hem afbreken en na drie dagen een andere bouwen, zonder dat er een
mens aan te pas komt." Maar ook deze verhalen klopten niet.
De hogepriester die in het midden zat, stond op en vroeg aan Jezus: "Waarom geeft U geen
antwoord op de beschuldigingen van deze mannen?" Maar Jezus zweeg. Hij sprak geen woord.
De hogepriester vroeg: "Bent U de Christus? De Zoon van God?"
"Ja", zei Jezus. "Dat ben Ik. En U zult Mij zien zitten aan de rechterhand van God en Mij zien
komen in de wolken."
De hogepriester maakte zich vreselijk kwaad en scheurde zijn kleren kapot. "Nu hebben wij geen
getuigen meer nodig!" riep hij. "Hebt u gehoord hoe Hij God beledigde? Wat doen wij met Hem?"
Alle aanwezigen vonden dat Hij de doodstraf verdiende.
Mat. 26:67,68, Mar. 14:65, Luk. 22:63-65
JEZUS MISHANDELD. Mt Daarna spuugden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem. Lk De soldaten
die Jezus moesten bewaken, begonnen een gemeen spel met Hem te spelen. Zij blinddoekten
Hem, sloegen Hem met hun vuisten en zeiden spottend: "Wel, profeet, zeg eens: Wie heeft U
geslagen?" Zij beledigden Hem op de meest grove manier.
Mat. 26:73,74, Mar. 14:70b,71, Luk. 22:59,60a, Joh. 18:26,27
PETRUS ONTKENT JEZUS NOG STEEDS. Lk Ongeveer een uur daarna... Mt ...kwam een van de
mannen naar hem toe en zei: "Ik weet zeker dat u een discipel van Hem bent. Ik hoor het aan uw
Galilees accent."
Petrus begon te vloeken en te tieren. "U bent gek! Ik ken die man niet! Ik zweer het!"
Jo "Maar ik geloof dat ik u bij Hem in de tuin heb gezien", zei een knecht van de hogepriester.
Deze was familie van de knecht van wie Petrus een oor had afgeslagen.
Lk Maar Petrus antwoordde: "Man, ik weet niet waar je het over hebt."
Mat. 26:75, Mar. 14:72, Luk. 22:60b-62
PETRUS HUILT. Op dat moment kraaide ergens een haan. Jezus keerde Zich om en keek Petrus
aan. Petrus herinnerde zich wat Hij had gezegd: "Voordat de haan kraait, zul je drie keer hebben
gezegd dat je Mij niet kent." Huilend liep Petrus de binnenplaats af. Hij was er kapot van.
Mat. 27:1, Mar. 15:1a, Luk. 22:66-71 - (vroeg op donderdagochtend)
HOGE RAAD VEROORDEELT JEZUS. Lk Bij het aanbreken van de dag kwam de Hoge Raad bijeen.
Jezus werd voorgeleid en moest zeggen of Hij de Christus was of niet.
Hij antwoordde: "Als Ik het u zeg, gelooft u Mij toch niet. U wilt zelfs geen antwoord geven op
mijn vragen. Maar het duurt niet lang meer, of Ik, de Mens, zal zitten op de troon van God, aan
Zijn rechterhand."
"U bent dus de Zoon van God?" vroeg de Hoge Raad.
Hij antwoordde: "Nu u het zelf zegt: Ja, dat ben Ik."
"Waarom zouden we er nu nog getuigen bij halen?" schreeuwden ze. "We hebben het uit Zijn
eigen mond gehoord!"
Mt Vroeg in de morgen kwam de hele Hoge Raad weer bijeen om te bespreken hoe de Romeinse
overheid overgehaald kon worden Jezus ter dood te brengen.
Mat. 27:3-10
JUDAS PLEEGT ZELFMOORD. Toen Judas, de verrader, zag dat Jezus ter dood was veroordeeld,
kreeg hij berouw. Hij vond het verschrikkelijk wat hij had gedaan. Meteen ging hij het geld naar
de leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad terugbrengen. "Het is misdadig wat
ik heb gedaan", schreeuwde hij. "Ik heb onschuldig bloed verraden."
"Dat gaat ons niet aan", antwoordden ze. "Dat is uw zaak."
Judas gooide het geld over de vloer van de tempel en ging naar buiten. Even later hing hij zich
op.
De leidende priesters raapten het geld op en zeiden: "Dit geld mogen wij niet in de collectekist
doen, want het is moordenaarsgeld." Ze kwamen tot het besluit er het land van de pottenbakker
voor te kopen. Het zou worden gebruikt als begraafplaats voor vreemdelingen, die in Jeruzalem
stierven. Daarom heet die plaats nog altijd 'Bloedakker'. Door dit alles kwam uit wat in het boek
van de profeet Jeremia staat: "Ze namen de dertig zilveren munten. Meer vond het volk van
Israël hem niet waard. Daarvoor kochten ze het land van de pottenbakker. Dit moest ik van de
Here zeggen."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- november
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen