15 september
Bildad
Job 25:1-6
RECHTSCHAPENHEID ONMOGELIJK. De Suhiet Bildad antwoordde Job:
"God is machtig en ontzagwekkend.
Hij handhaaft de vrede in de hemel.
Wie kan Zijn engelenlegers tellen?
Zijn licht straalt over iedereen op de hele wereld.
Hoe kan een gewone sterveling voor God gaan staan
en beweren dat hij rechtvaardig is?
Wie op aarde kan in ernst zeggen dat hij rein is?
God heeft zoveel heerlijkheid
dat zelfs de maan en de sterren vergeleken bij Hem in het niet vallen.
Hoeveel minder is dan de mens!
Die is immers slechts een worm in Zijn ogen!"
Job
Job 26:1-4
WOORDEN BIEDEN GEEN TROOST. Job antwoordde Bildad:
"Wat zijn jullie toch waardevolle helpers!
Wat ben ik blij dat jullie mij in mijn ellende een hart onder de riem hebt gestoken!
Wat een wijsheden hebben jullie mij toevertrouwd.
Jullie wijze woorden hebben een wereld van inzicht voor mij geopend!
Hoe komen jullie op zulke briljante antwoorden?
Job 26:5-14
GODS WEGEN ONDOORGRONDELIJK.
De doden staan naakt en bevend voor God,
evenals de zeeën en alles wat daarin leeft.
God spreidt de hemel uit over een leegte
en hangt de aarde op aan het niets.
Hij verpakt de regen in Zijn dikke wolken,
zonder dat het wolkendek daardoor scheurt.
Hij onttrekt met de wolken Zijn troon aan het gezicht.
Hij trekt een cirkel over het wateroppervlak,
als een grens tussen licht en donker.
Als Hij gaat dreigen, wankelen de pijlers van de hemel,
geschrokken door Zijn toorn.
En door Zijn macht wordt de zee rustig;
Hij bezit de wijsheid haar trots te breken.
Door Zijn adem werd de hemel helder:
Zijn hand doorboorde de snel voortglijdende slang.
Dit is nog maar de buitenste franje van Zijn werken,
waarvan we alleen maar een zwak gefluister horen.
Wie zou dus kunnen standhouden onder het geweld van Zijn donder?"
Job 27:1-6
JOBS GELOOF ZAL STANDHOUDEN. En Job vervolgde:
"Ik zweer bij de levende God. Hij ontnam mij mijn rechten.
Ja, ik zweer bij de Almachtige God (Hij heeft mijn ziel zoveel verdriet aangedaan)
dat zolang ik leef
door de adem van God,
mijn lippen geen goddeloze dingen zullen zeggen
en mijn tong niet zal liegen.
Ik zal mij nooit, maar dan ook nooit, neerleggen bij jullie mening;
tot mijn dood zal ik aan mijn onschuld blijven vasthouden.
Ik ben geen zondaar en zal mijn rechtvaardigheid handhaven.
Mijn geweten zal mij niet aanklagen zolang ik leef.
Job 27:7-12
BOOSAARDIGEN WORDEN NIET GEHOORD.
Degenen die iets anders zeggen, zijn mijn goddeloze vijanden.
Dat zijn slechte mannen.
Want welke hoop heeft de goddeloze als God hem afsnijdt
en hem zijn leven afneemt?
Zal God naar zijn hulpgeroep luisteren
als hij in moeilijkheden komt?
En zal hij blij zijn met de Almachtige
en Hem altijd aanroepen?
Ik zal jullie iets leren over Gods doen en laten met de mens.
Eigenlijk hoef ik dat helemaal niet te doen,
want jullie weten net zoveel over Hem als ik;
toch doen jullie allemaal van die onzinnige uitspraken.
Job 27:13-23
LOT VAN BOOSAARDIGEN.
Dit is het lot dat de Almachtige heeft klaarliggen voor de goddeloze:
als hij veel kinderen heeft, zullen die in de strijd sneuvelen
en zijn nageslacht zal honger lijden.
Degenen die dat overleven, zullen sterven door de pest
en niemand, ook niet hun eigen vrouw, zal om hen rouwen.
Ook al verdient een slechte man geld als water
en heeft hij zoveel kleren dat hij elke dag iets anders kan dragen,
de goede en onschuldige mensen zullen die kleren dragen
en zijn geld onder elkaar verdelen.
Elk huis dat door een goddeloze is gebouwd, is breekbaar als dat van een mot
en zo lek als een hutje dat zo maar even wordt gebouwd.
Hij gaat als een rijke naar bed,
maar wordt wakker en merkt dat al zijn rijkdom is verdwenen.
De angst overvalt hem
en de nachtelijke stormen voeren hem weg.
De oostenwind neemt hem op en voert hem weg en hij is er niet meer.
Zo wordt hij van zijn plaats weggevaagd.
Want God zal hem er genadeloos van langs geven.
Hij zal snel van God willen wegvluchten.
Onder handgeklap en gefluit
zal hij zijn huis ontvluchten."
Job 28:1-19
WIJSHEID IS VERBORGEN. Job vervolgde:
"De mens weet waar hij zilver en goud kan vinden
en hoe hij het moet zuiveren.
Hij weet hoe hij ijzer uit de grond moet halen
en koper uit steen moet smelten.
De mens weet hoe hij licht moet maken in het donker,
zodat hij onder de grond kan werken,
de aarde kan onderzoeken en haar grondstoffen kan ontdekken.
Diep onder de zwarte rotsen graaft hij schachten
en bungelt hij aan touwen naar beneden,
ver van de bewoonde wereld.
De mens weet hoe hij uit de aarde voedsel kan verkrijgen,
terwijl onder in de bodem het vuur brandt.
Hij weet hoe hij edelgesteente
en goudstof kan vinden;
schatten die geen roofvogel kan zien,
waar zelfs het oog van de gier niet scherp genoeg voor is.
Geen enkel wild dier heeft ooit over die schatten gelopen;
de leeuw heeft ze nog nooit met een klauw aangeraakt.
De mens weet hoe hij een harde rots kapot kan krijgen
en tot in de fundamenten van een berg kan doordringen.
Hij boort tunnels door de rots
en legt kostbare gesteenten bloot.
Hij damt rivieren af
en brengt aan het licht wat verborgen is.
Maar hoewel de mens dit alles kan,
weet hij niet waar hij wijsheid en inzicht kan vinden.
En niet alleen weet hij niet hoe hij ze kan krijgen,
maar uiteindelijk is het ook niet onder de levenden te vinden.
'Hier zijn ze niet', zeggen de oceanen;
en de zeëen voegen daaraan toe: 'Hier zijn ze ook niet'.
Zij zijn niet te koop voor goud of zilver
en ook niet voor al het goud van Ofir,
kostbare onyx of saffieren.
Wijsheid is oneindig veel waardevoller dan goud en kristal.
Zij kan niet worden gekocht met gouden sieraden.
Koraal en kristal zijn waardeloos als het erom gaat de wijsheid te bemachtigen;
de prijs van de wijsheid ligt ver boven die van parels.
Topaas uit Ethiopië voldoet niet,
net zo min als het puurste goud.
Job 28:20-28
WIJSHEID VINDEN IN VREES VOOR GOD.
Maar waar kunnen wij die wijsheid dan krijgen?
Waar is echt inzicht te vinden?
Want zij is onzichtbaar voor de ogen van al wat leeft,
zelfs de scherpste vogelogen kunnen haar niet ontdekken.
Zelfs het verderf en de dood zeggen
dat zij er alleen ooit geruchten over gehoord hebben.
Natuurlijk weet alleen God waar het te vinden is,
want Hij kan de hele aarde
en alles wat zich onder de hemelen bevindt, overzien.
Hij stelt de kracht van de wind vast
en bepaalt de grenzen van de oceanen.
Hij maakt de wetten van de regen
en baant een pad voor het onweer.
Hij weet waar de wijsheid is
en vertelt het aan ieder die wil luisteren.
Hij schiep de wijsheid en doorgrondde haar.
En dit zegt Hij tegen de hele mensheid:
'Ontzag te hebben voor de HERE, dat is de ware wijsheid;
het vermijden van het kwaad, is inzicht."
Job 29:1-6
JOBS VROEGERE WELVAART. Job vervolgde:
"Och, was het nog maar zoals in vroeger jaren,
toen God mij behoedde,
toen Hij de weg voor mij verlichtte
en ik veilig door het donker kon lopen.
Ja, zoals in mijn jongere jaren,
toen in mijn huis de vertrouwelijke omgang met God voelbaar was,
toen de Almachtige nog dicht bij mij was
en ik mijn kinderen om mij heen had;
toen mijn zaken goed liepen
en er room in overvloed was
en de rots stromen olijfolie voor mij leverde!
Job 29:7-25
JOBS VROEGERE AANZIEN.
In die tijd liep ik nog naar de stadspoort
en nam daar mijn plaats in tussen de gerespecteerde leiders.
De jongeren zagen mij en deden een stap opzij
en zelfs de ouderen gingen uit eerbied voor mij staan.
Vooraanstaande mensen stonden er zwijgend bij
en namen aan wat ik zei.
Zelfs de hoogste ambtenaren in de stad
bewaarden het stilzwijgen.
Allen luisterden graag naar wat ik zei.
Ieder die mij zag, sprak goed van mij.
Want ik hielp als eerlijke rechter de armen in hun nood
en de vaderloze kinderen, die verder niemand hadden om hen te helpen.
Ik hielp mannen die op het punt stonden te sterven en zij zegenden mij.
Het hart van menige weduwe liet ik weer zingen van vreugde.
Alles wat ik deed, was oprecht en eerlijk,
want ik hulde mij in rechtvaardigheid!
Ik diende als ogen voor de blinde
en als voeten voor de verlamde.
Ik was als een vader voor de armen
en ik zorgde ervoor dat ook vreemdelingen op een eerlijke manier werden berecht.
Ik sloeg de slagtanden van goddeloze onderdrukkers uit
en dwong hen hun slachtoffers met rust te laten.
Ik dacht: 'Ik sterf vast en zeker een rustige dood
in mijn eigen vertrouwde omgeving, na een lang en goed leven.
De dauw zal de hele nacht op mijn takken liggen
en ze voorzien van water.
Steeds opnieuw zal men mij lof toezwaaien
en steeds weer zal ik nieuwe energie ontvangen
om met gemak mijn boog te spannen.'
Iedereen luisterde naar mij
en stelde prijs op mijn advies.
Als ik sprak, zweeg ieder ander.
Als ik was uitgesproken, zeiden zij niets meer,
want mijn woorden bevredigden hen.
Zij verlangden naar mijn uitspraken,
zoals mensen in de droge tijd naar regen verlangen.
Met open mond vingen zij mijn woorden op
als waren die een lenteregen.
Als zij de moed lieten zakken, lachte ik hen toe en dat gaf hun weer nieuwe moed.
Mijn opgewektheid betekende veel voor hen.
Ik vertelde hun wat zij moesten doen en trad onder hen op als leider,
als een koning die zijn leger bevelen geeft
en als iemand die de rouwenden troost."
Job 30:1-15
VAN WAARDIGHEID BEROOFD.
"Maar nu lachen de jongeren mij uit;
jonge mannen,
wiens vaders niet goed genoeg zijn
om op mijn herdershonden te passen.
Trouwens, hoe zou de kracht van hun handen mij hebben kunnen helpen,
nu hun levenskracht is vergaan?
Uitgeput door de honger
hebben zij 's nachts rondgezworven,
in verschroeid land, in verlaten woestijnen.
Daar eten ze de zoutige neerslag van het struikgewas
en de wortels van de brem,
omdat zij als dieven uit de beschaafde wereld zijn verdreven.
Nu houden zij zich op in uitgedroogde rivierbeddingen,
in grotten en tussen de rotsen.
Zij maken geluiden als dieren, die zich door het struikgewas bewegen
en schuilen dicht bij elkaar onder de netels.
Een laag en naamloos uitschot,
dat het land werd uitgeschopt.
En nu ben ik het onderwerp van hun spotterij geworden!
Zij maken mij belachelijk!
Zij hebben een hekel aan mij en willen niet bij mij in de buurt komen.
Zij durven mij zelfs in het gezicht te spugen.
Nu God de kracht uit mijn leven heeft weggenomen en mij met deze rampen treft,
hebben deze jonge mannen helemaal geen eerbied meer voor mij,
maar vernederen zij mij.
Deze belagers proberen mij te laten struikelen
en leggen valstrikken op mijn weg.
Van alle kanten proberen zij mij eronder te krijgen.
Zij versperren mij de weg
en doen al het mogelijke om mijn ondergang te bewerken,
wetend dat ik niemand heb die mij kan helpen.
Zij komen als één grote horde dreigend op mij af.
Als golven stromen ze over mij heen, temidden van alle ellende.
Ik word ontzettend bang. Zij houden mij in hun greep.
Mijn waardigheid is verdwenen
als een wolk die door een storm wordt meegevoerd.
Job 30:16-19
VAN GEZONDHEID BEROOFD.
Het leven stroomt weg uit mijn ziel.
Dagen vol ellende moet ik doormaken.
Mijn trieste nachten zijn gevuld met pijn,
die voortdurend aan mijn botten knaagt.
Ik lig de hele nacht te woelen
en mijn hemd draait zich knellend om mijn lichaam.
God heeft mij in de modder gegooid.
Ik voel me alsof ik stof en as ben.
Job 30:20-26
GEEN ANTWOORD OP KLACHTEN.
Ik roep naar U, o God, maar U geeft geen antwoord.
Ik sta voor U, maar U keurt mij geen blik waardig.
U bent wreed geworden tegen mij
en Uw hand slaat mij met grote kracht.
U geeft mij over aan een zware storm
en slingert mij heen en weer in een vreselijk noodweer.
Ik weet dat het Uw bedoeling is mij te doden
en me daar te brengen waar alle levenden heengaan.
Heb ik soms de noodlijdenden niet geholpen,
wanneer zij om hulp schreeuwden?
Huilde ik niet mee met hen die het moeilijk hadden?
Was ik niet diepbedroefd over het lot van de armen?
Wanneer ik echter verwachtte dat het goede zou komen,
kwam in plaats daarvan het kwade.
Er kwam duisternis in plaats van licht.
Job 30:27-31
AFGRIJSELIJKE PIJN.
Mijn hart is bedroefd en rusteloos
en ik zie op tegen dagen vol ellende.
Ik loop treurend rond. De zon is er voor mij niet meer.
Ik sta in het midden van de gemeente en roep om hulp.
Maar ik kan net zo goed niet roepen,
want in hun ogen ben ik een broer van de jakhalzen
en een metgezel van de struisvogels.
Mijn huid is zwart en schilfert af.
Mijn botten branden van de koorts.
Mijn blijde en opgewekte stem
klinkt nu als de stem van een rouwende."
Job 31:1-4
OGEN GESLOTEN VOOR BEGEERTE. Daarop vervolgde Job tenslotte:
"Ik had een overeenkomst gesloten met mijn ogen
dat zij niet met lustgevoel naar vrouwen zouden kijken.
Ik weet heel goed dat de Almachtige God ons lot in handen heeft.
De slechten en goddelozen treft Hij met ellende en rampen.
Hij ziet alles wat ik doe
en telt elke stap die ik zet.
Job 31:5-8
BEDROG VERACHT.
Als ik zou hebben gelogen en bedrogen,
laat God mij dan maar in Zijn weegschaal wegen;
dan zal Hij zien dat ik onschuldig ben.
Als ik Gods levensweg heb verlaten,
als mijn hart begeerte heeft gevoeld voor wat mijn ogen zagen
of als ik met mijn handen heb gezondigd,
laat iemand anders dan de gewassen die ik heb gezaaid, oogsten
en laat alles wat ik heb geplant, met wortel en tak worden uitgeroeid.
Job 31:9-12
TROUW AAN ECHTGENOTE.
Als ik ooit heb verlangd naar de vrouw van een ander,
mag mijn vrouw terechtkomen in het huis van een andere man
en iemand anders haar nemen.
Want begeerte is een schandelijke zonde,
een misdaad die moet worden bestraft.
Het is een verterend vuur dat tot vernietiging leidt
en alles zou uitroeien wat ik heb geplant.
Job 31:13-15
DIENAREN EERLIJK BEHANDELD.
Hoe zou ik God onder ogen kunnen komen
als ik ooit mijn dienaren onrechtvaardig had behandeld?
Wat zou ik kunnen zeggen
als Hij mij daarnaar zou vragen?
Want God heeft mij en ook mijn dienaar gemaakt.
Hij heeft ons beiden geschapen in de buik van onze moeders.
Job 31:16-23
GUL VOOR ARMEN.
Als ik de armen verdriet heb gedaan
en weduwen reden tot huilen heb gegeven;
als ik arme wezen voedsel heb geweigerd
(ik heb echter altijd wezen in ons huis opgenomen
en hen verzorgd als mijn eigen kinderen
en ik heb de weduwen altijd geholpen);
als ik iemand heb zien omkomen van de kou
zonder hem kleren of de vacht van één van mijn schapen te geven;
als ik een wees heb uitgebuit
omdat ik dacht dat niemand mij daarop zou betrappen;
als ik één van deze dingen heb gedaan,
mag mijn arm uit zijn gewricht worden getrokken!
Laat dan mijn schouder maar worden ontwricht!
Liever dat dan het oordeel van God af te wachten,
want daarvoor ben ik banger dan voor enig ander ding.
Want juist vanwege de majesteit van God
heb ik al die misdaden nooit begaan.
Job 31:24,25
GEEN VERTROUWEN IN RIJKDOM.
Als ik op geld heb vertrouwd;
als mijn geluk berustte op rijkdom
die ik met eigen handen heb verdiend;
Job 31:26-28
GEEN AFGODERIJ.
of als ik heb gekeken naar de stralende zon aan de hemel
of naar de maan op haar zilveren pad langs de hemel
en mijn hart geen weerstand heeft kunnen bieden
aan de verleiding om hen stiekem te aanbidden
en hen met mijn hand een kus toe te werpen,
dan zouden deze misdaden ook moeten worden gestraft.
Want als ik zulke dingen had gedaan,
zou dat betekenen dat ik de God van de hemel heb bedrogen.
Job 31:29,30
GEEN WRAAKZUCHTIGE TROTS.
Als ik blij ben geweest over het ongeluk
en de tegenslagen van mijn vijand
(maar het is een feit dat ik nooit heb gezondigd
door iemand te vervloeken)
Job 31:31,32
GASTVRIJHEID VOOR VREEMDEN.
als één van mijn dienaren ooit honger heeft geleden
(ik heb echter nooit een vreemde bij de deur weggestuurd,
maar altijd iedereen met open armen ontvangen)
Job 31:33,34
GEEN SCHIJNHEILIGHEID.
of als ik net als Adam mijn zonden heb proberen te verbergen
uit angst voor de minachting van het publiek
en ik mijn mond heb gehouden en mezelf heb opgesloten;
dan ben ik het waard te worden gestraft.
Job 31:35-37
AANKLACHT VERWELKOMD.
Ach, was er maar iemand die naar mij wilde luisteren
en de zaak van mijn kant wilde bekijken.
Kijk, ik onderteken mijn verdediging met mijn handtekening;
laat de Almachtige nu maar eens bewijzen dat ik iets verkeerds heb gedaan
en laat Hij maar een oordeel geven over de schriftelijke aanklacht,
die mijn vijanden tegen mij hebben ingediend.
Ik zou die op mijn schouders willen nemen
en als een kroon opzetten.
Dan zou ik Hem precies vertellen wat ik heb gedaan en waarom;
als een koning zou ik dit met Hem bespreken.
Job 31:38-40
LANDEIGENAREN GOED BEHANDELD.
Als mijn land mij aanklaagt
omdat ik de vruchten heb gestolen die het heeft voortgebracht,
of als ik het leven van zijn eigenaren heb vergald,
laten dan distels op dat land groeien in plaats van tarwe
en onkruid in plaats van gerst."
Met die woorden besloot Job zijn uitvoerige antwoord.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- september
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen