18 mei
Delen van wijsheid en reageren op wijsheid
Advies en terechtwijzing
Spr. 3:1,2
Mijn zoon, onthoud alles wat ik je leer
en bewaar mijn geboden in je hart.
Zij zullen je leven verlengen,
goed als ze zijn voor lichaam en geest.
9:7-9
Wie een spotter terechtwijst, krijgt alleen maar problemen;
wie een goddeloze bestraft, wordt schandalig behandeld.
Straf de spotter niet, want dan zal hij u gaan haten;
bestraft u echter een wijze, dan zal hij u dankbaar zijn.
Onderricht u de wijze, dan wordt hij nog wijzer;
onderwijst u de rechtvaardige, dan wordt hij verstandiger.
10:8
Een wijs mens neemt Gods geboden aan,
maar de dwaze prater loopt in de val.
12:15
De dwaas denkt dat hij leeft zoals het hoort,
maar het is beter goede raad te volgen en niet op eigen inzicht te vertrouwen.
13:1
Een verstandige zoon luistert aandachtig naar zijn vaders lessen,
maar een spotter slaat bestraffing in de wind.
13:13
Wie Gods woord en Zijn lessen veracht, komt dat duur te staan;
maar wie eerbiedig ontzag koestert voor het gebod zal Gods genade ondervinden.
15:31
Wie luistert naar opbouwende terechtwijzingen,
bevindt zich in wijs gezelschap.
17:10
Het levert meer op een verstandige te berispen
dan een dwaas honderdmaal te slaan.
19:16
Wie naar Gods geboden leeft, beschermt zichzelf;
wie Zijn leefregels de rug toekeert, zal sterven.
19:20
Luister naar raad en berisping,
zodat u uiteindelijk toch verstandig wordt.
19:25
Bestraf een spotter, want dat is een les voor anderen;
berisp een verstandige, dan krijgt hij inzicht.
19:27
Mijn zoon, als je toch niet van plan bent om verstandige raad op te volgen,
luister dan maar helemaal niet.
23:9
Praat niet tegen een dwaas,
want hij heeft geen enkele waardering voor de wijsheid van uw woorden.
25:12
Een wijze berisping aan een open oor is als een gouden oorbel,
een halsketting van het zuiverste goud.
27:5,6
Een openlijke bestraffing leidt tot meer
dan een verborgen liefde.
De berispingen van iemand die van u houdt, worden ingegeven door vriendschap;
maar vriendelijkheid van iemand die u haat, komt voort uit bedrog.
27:17
Zoals ijzer met ijzer wordt geslepen,
zo scherpt de ene mens de ander.
29:1
Een man die (ondanks veelvuldige waarschuwingen) weigert zijn leven te beteren,
komt onverwacht ten val.
De waarde van adviseurs
Spr. 11:14
Wordt een land niet verstandig geregeerd, dan zet het verval in;
met veel goede adviseurs blijft een land echter welvarend.
15:22
Zonder goede raad gaan plannen teniet,
maar veel adviseurs doen plannen slagen.
20:18
Goede adviezen brengen gedachten tot uitvoer.
Bind de strijd pas aan na overleg.
24:5,6
Een verstandig man bezit een sterke geest
en inzicht is belangrijker dan brute kracht.
Want door goed overleg kun je de oorlog in jouw voordeel beslissen;
betrouwbare adviseurs zijn de basis van de overwinning.
Tuchtiging
Spr. 3:11,12
Mijn zoon, ga niet voorbij aan de tucht van de HERE
en raak niet verbitterd als Hij je straft.
Want de HERE straft degene van wie Hij houdt,
net zoals een vader zijn zoon straft, ook al houdt hij zielsveel van hem.
10:17
Wie wijze lessen ter harte neemt, loopt op de weg van het leven,
maar wie ze in de wind slaat, brengt anderen op een dwaalspoor.
12:1
Wie de onderwijzing naar waarde schat,
weet ook de opgedane kennis te waarderen.
Wie echter de bestraffing haat, is onverstandig.
13:18
Wie niet van het goede onderwijs wil horen staat armoe en schande te wachten,
maar wie zich laat berispen zal worden geëerd.
13:24
Wie nooit straft, bederft zijn zoon;
maar wie zijn zoon liefheeft, straft hem reeds op jonge leeftijd.
15:5
Een dwaas zal de lessen van zijn vader negeren,
maar wie luistert naar de terechtwijzingen van zijn vader, toont zich verstandig.
15:10
Onderwijs en berisping zijn onaangenaam voor wie de goede weg verlaat;
wie terechtwijzing haat, gaat de dood tegemoet.
15:12
Een spotter houdt er niet van als hij bestraft wordt
en vermijdt daarom verstandige mensen.
15:32
Wie de berisping verwerpt, doet zich zelf tekort,
maar wie luistert, krijgt verstand en wijsheid.
19:18
Straf uw zoon, zolang dat nog helpt,
maar laat het uit uw hoofd hem te doden.
20:30
Alleen zware straffen kunnen een boosdoener zuiveren;
alleen slagen die hem diep treffen, kunnen zijn innerlijk veranderen.
22:6
Leer een kind al vroeg wat hij moet weten;
dan zal hij later daarnaar leven.
22:15
Onbezonnenheid is kenmerkend voor de jeugd;
alleen straf kan iemand daarvan bevrijden.
23:13,14
Aarzel niet een jongen te straffen;
van een pak slaag gaat hij echt niet dood.
Door hem af en toe te straffen
kunt u hem voor de ondergang behoeden.
29:15
Straf en berisping leiden tot wijsheid;
maar een kind dat aan zichzelf wordt overgelaten,
wordt een schande voor zijn ouders.
29:17
Als u uw zoon bestraft, komt hij goed terecht;
hij zal u reden tot blijdschap geven.
29:19
Een knecht luistert nauwelijks naar berisping;
hij hoort u wel, maar trekt zich er niets van aan.
29:21
Als u te goed bent voor een knecht,
denkt hij tenslotte dat hij dezelfde rechten heeft als uw zoon.
Gehoorzamen aan de wet
Spr. 28:4
Wie de wet de rug toekeren, hebben bewondering voor de goddelozen;
maar wie naar de wet leven, binden de strijd tegen hen aan.
28:7
Wie leeft naar de wet, is een verstandige zoon;
maar wie het gezelschap van wetsovertreders zoekt,
bezorgt zijn ouders schande en verdriet.
28:9
Wie weigert naar de wet te luisteren,
moet weten dat God zijn gebed verafschuwt.
29:18
Als het volk Gods boodschap niet meer hoort, raakt het uit de koers;
gelukkig is hij, die naar Gods wet leeft.
Inkeer
Spr. 14:9
Iedere dwaas zal zijn zonde verbloemen of daar misschien niet zwaar aan tillen,
maar oprechte mensen komen eerlijk uit voor wat zij fout deden.
28:13
Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed;
maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade.
Goed en kwaad
Rechtschapenheid en goddeloosheid
Spr. 10:6,7
Rechtvaardige mensen worden gezegend;
goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.
De nagedachtenis van een rechtvaardige brengt zegen voort,
maar van de naam van de goddeloze blijft niets over.
10:16
Alles wat een rechtvaardige doet, bezorgt hem voordeel;
wat de goddeloze verdient, leidt tot zijn ondergang.
10:28-30
De hoop van de rechtvaardigen gaat gepaard met blijdschap,
maar de toekomstverwachting van de goddelozen valt in duigen.
De oprechte mens put kracht uit wat de HERE doet,
maar voor de boosdoener leidt dat tot zijn ondergang.
De rechtvaardige mens zal tot in eeuwigheid niet aan het wankelen worden gebracht,
maar van de goddelozen blijft niets over.
11:5-10
De rechtvaardigheid van een oprecht mens maakt hem duidelijk welke weg hij moet
gaan;
maar de goddeloosheid van een goddeloos mens brengt hem ten val.
Eerlijke mensen worden gered door hun oprechtheid,
maar oneerlijke mensen raken verstrikt in hun slechtheid.
Wanneer een goddeloos mens sterft, komt een eind aan al zijn verwachtingen
en ook zijn grootste hoop laat hem in de steek.
De rechtvaardige wordt uit de verdrukking bevrijd,
waarna de goddeloze zijn plaats inneemt.
De huichelaar brengt met zijn woorden zijn naaste ten val,
maar de rechtvaardigen laten zich niet van de wijs brengen
en zich niet door zo'n huichelaar om de tuin leiden.
De inwoners van een stad zijn blij dat het de rechtvaardigen goed gaat;
en als de goddelozen ten val komen, gaat een gejuich op.
11:18-20
Alles wat een goddeloze doet, is nutteloos,
maar er is een beloning voor hem die goed doet.
Zo leidt de gerechtigheid naar het leven,
terwijl de boosdoener zichzelf de dood injaagt.
De HERE verafschuwt slechte mensen,
maar wie oprecht leeft vindt genade in Zijn ogen.
11:23
Rechtvaardige mensen hopen alleen op het goede,
maar goddeloze mensen staat Gods toorn te wachten.
12:2,3
Een goed mens vindt genade in de ogen van de HERE;
maar een boosdoener beschouwt Hij als een goddeloze, die zijn straf verdient.
De goddeloosheid doet de mens geen goed,
maar de rechtvaardigen blijven standvastig, als een boom met sterke wortels.
12:5-8
De gedachten van rechtvaardige mensen zijn goed,
maar wat de goddelozen uitbroeden is bedrog.
Woorden van goddeloze mensen zijn gericht op bloedvergieten en geweld,
maar als een oprechte spreekt, brengt dat redding.
De goddelozen worden uitgeroeid zonder een spoor na te laten,
maar de rechtvaardige blijft bestaan.
Wie laat zien dat hij verstandig is, wordt door iedereen geprezen,
maar wie niet oprecht is, wordt een voorwerp van verachting.
12:12
De goddeloze geniet van de kwaadaardigheid,
maar de wortels van de rechtvaardige doen hem groeien en bloeien.
12:21
Rechtvaardige mensen gaan niet ten onder aan de tegenslagen,
maar goddelozen wacht een heilloos einde.
12:28
Gerechtigheid brengt leven,
maar de zonde leidt tot de dood.
13:9
Het geluk en de vreugde van de rechtvaardigen zullen steeds toenemen,
terwijl de lamp van de goddelozen wordt gedoofd.
13:21
De zondaars zullen hun straf niet ontlopen,
maar de rechtvaardige mens wordt door God beloond.
13:25
De rechtvaardige kan eten tot hij is verzadigd;
maar de maag van de goddelozen zal rammelen.
14:11
Alles wat de goddeloze tot het zijne rekent, wordt verwoest;
het bezit van de oprechte zal echter toenemen.
14:19
De kwaden moeten buigen voor de goeden,
evenals de goddelozen voor de deuren van de rechtvaardigen.
14:34
Als er rechtvaardigheid heerst, wordt een volk geëerd;
maar als de zonde hoogtij viert, is dat een schande voor een land.
15:6
De rechtvaardige bezit een grote schat,
maar de goddeloze doet zichzelf schade aan.
15:9
De HERE verafschuwt goddeloos gedrag,
maar wie zich toelegt op oprechtheid, zal Hij liefhebben.
20:7
Het leven van een rechtvaardige ademt zijn oprechtheid;
zijn kinderen zijn gelukkig te prijzen.
21:18
De goddeloze moet boeten in plaats van de rechtvaardige,
de trouweloze boet voor de oprechte.
24:15,16
Goddeloze! Loer niet op de rechtvaardige!
Gebruik geen geweld tegen zijn woonplaats.
Want de rechtvaardige kan vaak vallen, maar zal net zo vaak weer opstaan;
de goddelozen zullen echter over hun eigen wandaden struikelen.
28:12
Wanneer het de rechtvaardigen goed gaat, gaat het het hele land goed;
maar bij de opkomst van de goddelozen verbergen de mensen zich uit angst.
28:28
Wanneer de goddelozen aan de macht komen, verbergen de mensen zich uit angst;
maar wanneer die goddelozen omkomen, gaat het de rechtvaardigen weer goed.
29:2
Wanneer de rechtvaardigen aan de macht komen, voelt het volk zich tevreden;
maar onder het bewind van een goddeloze wordt het volk verdrukt.
29:16
Groeit het aantal goddelozen, dan neemt ook de zonde toe;
maar de rechtvaardigen zullen hen overleven.
29:27
Een oprecht mens verafschuwt een boosdoener;
op zijn beurt heeft de boosdoener een afkeer van mensen, die eerlijk leven.
Integriteit en verdorvenheid
Spr. 10:9
Wie oprecht leeft, leidt een zeker bestaan,
maar wie verkeerde wegen bewandelt, wordt ontdekt en aan de kaak gesteld.
13:6
De gerechtigheid beschermt wie oprecht leven,
maar zondaren komt hun goddeloosheid duur te staan.
15:26
De HERE verafschuwt de gedachten van een boosdoener,
maar goede voornemens doen Hem goed.
21:8
Een slecht mens leidt een zondig leven
en een goed mens leeft tot eer van God.
24:8,9
Wie van plan is iets verkeerds te doen,
wordt een uitvinder van schandelijke verzinsels genoemd.
De gedachten van een dwaas zijn zonde;
de mens verafschuwt een spotter.
28:18
Wie oprecht leeft, wordt gered;
maar wie van twee walletjes wil eten, zal ten val komen.
29:10
Bloeddorstige lieden hebben een hekel aan eerlijke mensen,
maar oprechten trachten hun leven te redden.
Gepaste gevolgen
Spr. 3:33-35
De HERE vervloekt het huis van de goddelozen,
maar zegent het huis van de rechtvaardigen.
Terwijl Hij spotters bespot,
is Hij genadig voor de zachtmoedigen.
Voor wijzen is eer weggelegd,
voor dwazen schande.
10:3
De HERE zorgt dat een rechtvaardig mens geen honger lijdt,
maar de goddeloze neemt Hij alles af.
10:22
De zegen van de HERE maakt rijk
en laat geen plaats voor ontevredenheid.
10:24,25
Waar de goddeloze bang voor is, gebeurt nog ook;
maar God geeft de rechtvaardigen waar zij naar verlangen.
Verzwolgen door een wervelwind zal de goddeloze verdwijnen;
de rechtvaardige staat echter op een sterk fundament.
11:21
De boosdoener en zijn nageslacht zullen niet ongestraft blijven,
maar God redt de kinderen van de oprechten.
11:27
Wie ijverig goed doet, zal goed ontmoeten,
maar wie het kwade doet, krijgt het op zijn eigen hoofd terug.
11:30,31
Handel en wandel van rechtvaardige mensen lijken op een boom die leven geeft;
en wie mensen tot God brengt, is wijs.
De rechtvaardige ontvangt op aarde zijn beloning,
dus ontlopen goddeloze en zondaar hun straf zeker niet!
14:14
Wie God verlaat, zal de gevolgen in zijn leven merken;
maar een goed mens koestert zich in Gods genade.
14:22
Graven kwaadstichters niet hun eigen graf?
Maar wie goed doet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.
16:7
Als iemand leeft zoals de HERE wil,
laat Hij het zelfs in orde komen met zijn vijanden.
17:13
Wie goed met kwaad vergeldt,
brengt straf over zichzelf en zijn familie.
18:3
Met de goddeloze komt ook de verachting
en met de misdaden komt de schande.
19:29
De spotters staat straf te wachten
en het zal slagen regenen op de ruggen van dwaze mensen.
21:12
De rechtvaardige doet er goed aan op te letten hoe het de goddeloze vergaat,
want God zal de goddelozen in het verderf storten.
21:16
Een mens, die de goede weg verlaat,
kan tot de doden worden gerekend.
21:21
Wie zijn best doet ieder het zijne te geven en gul te zijn,
krijgt alles wat hij nodig heeft, het leven en aanzien.
22:8
Wie onrecht zaait, zal problemen maaien;
zo zal zijn woede tot een einde komen.
26:1
Eer past netzomin bij een dwaas
als sneeuw in de zomer en regen tijdens de oogst.
26:3
De zweep is er voor het paard, het bit is er voor de ezel
en de roe is er voor de rug van de dwaas.
26:27
Wie een kuil graaft voor een ander, zal er zelf invallen;
wie iemand met een steen wil verpletteren, zal zelf onder die steen terechtkomen.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- mei
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen