29 maart
De heerschappij van Saul
Saul bewijst als eerste koning van Israël een moedig leider te zijn, maar het is duidelijk dat ook hij slechts
menselijk en dus feilbaar is. Hoewel hij een soeverein heerser is, staat Saul niet boven de berispingen van
Gods profeet Samuël. Sauls ongehoorzaamheid aan God zal uiteindelijk zelfs leiden tot de afwijzing van zijn
koningschap. In schril contrast met zijn vader laat Sauls zoon Jonathan zien dat hij een man met een groot
karakter is. Zijn militaire ondernemingen zijn een toonbeeld van een moed en kracht die niet in Saul zelf
konden worden aangetroffen.
1 Sam. 13:1a, 14:49-51
SAULS GEZIN. Saul was nu al meer dan een jaar koning.
Saul had drie zonen: Jonathan, Jisvi en Malkisua. Merab en Michal waren zijn oudste en zijn
jongste dochter. Sauls vrouw heette Ahinoam en was een dochter van Ahimaäz. De bevelhebber
van zijn leger was zijn neef Abner, een zoon van zijn oom Ner. Kis en Ner, de vaders van Saul en
Abner, waren zonen van Abiël.
1 Kron. 9:35-44
HET HUIS VAN SAUL. Jeïël, wiens vrouw Maächa was, woonde in Gibeon.
Hij had veel zonen: Gibeon, Abdon, de oudste, Zur, Kis, Baäl, Ner, Nadab, Gedor, Ahjo,
Zacharja en Mikloth. Mikloth woonde met zijn zoon Simeam in Jeruzalem, dichtbij zijn
familieleden.
Ner was de vader van Kis, Kis was de vader van Saul, Saul was de vader van Jonathan,
Malkisua, Abinadab en EsBaäl.
Jonathan was de vader van Mefiboseth en deze was de vader van Micha.
Micha was de vader van Pithon, Melech, Tahrea en Achaz.
Achaz was de vader van Jaëra en Jaëra was de vader van Alemeth, Azmaveth en Zimri.
Deze laatste was de vader van Moza. Moza was de vader van Bina, Refaja, Elasa en Azel.
Azel had zes zonen: Azrikam, Bochru, Ismaël, Searja, Obadja en Hanan.
1 Sam. 13:1b-15 - Gilgal
SAMUEL BERISPT SAUL. In zijn tweede regeringsjaar koos hij drieduizend man uit als speciale
troepen. Hij nam tweeduizend man mee naar Michmas en het gebergte bij Bethel. De andere
duizend bleven onder bevel van Sauls zoon Jonathan bij Gibea in het land van Benjamin. De rest
van het leger werd naar huis gestuurd.
Jonathan viel het Filistijnse garnizoen bij Geba aan en vernietigde het. Dat nieuws ging als een
lopend vuurtje door het Filistijnse land en Saul liet de bazuinblazers het nieuws door heel Israël
verspreiden. Hij maakte bekend dat hij het Filistijnse garnizoen had vernietigd en waarschuwde
dat de Filistijnen uit woede wraak zouden nemen. Zo werd het hele Israëlitische leger opnieuw
gemobiliseerd en verzamelde zich bij Gilgal.
De Filistijnen brachten een machtig leger op de been met 3000 strijdwagens, 6000 ruiters en een
ontelbaar aantal soldaten. Zij verzamelden zich bij Michmas, ten oosten van Beth-Aven. Toen de
mannen van Israël die enorme troepenmacht tegenover zich zagen, raakten zij in paniek en
zochten een veilig heenkomen in grotten, dicht struikgewas en onder rotsen, ja, zelfs in
rotsgraven en putten. Enkelen staken de Jordaan over en ontkwamen naar het land van Gad en
Gilead.
Ondertussen bleef Saul in Gilgal en de mannen die bij hem waren, beefden van angst voor wat
hun te wachten stond. Samuël had Saul eerder gezegd dat hij zeven dagen op zijn komst moest
wachten, maar toen hij niet kwam opdagen en Sauls leger steeds verder slonk, besloot deze het
brandoffer en de vrede-offers zelf te brengen. Nadat het brandoffer was gebracht, verscheen
Samuël. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten.
Maar Samuël vroeg: "Wat hebt u nu gedaan?"
Saul antwoordde: "Toen ik zag dat steeds meer mannen mij in de steek lieten en u later
arriveerde dan u had gezegd en bovendien hoe de Filistijnen zich bij Michmas gereed maakten
voor de strijd, 'De Filistijnen zijn klaar voor de strijd en ik heb nog niet eens de hulp van de HERE
gevraagd!' Toen heb ik schoorvoetend het brandoffer gebracht zonder op u te wachten."
"U hebt dwaas gehandeld!" viel Samuël uit. "U bent ongehoorzaam geweest aan het gebod van
de HERE, uw God. Hij was van plan uw koningschap voorgoed op uw nakomelingen te laten
overgaan, maar nu zal er voortijdig een eind aan komen. Want de HERE wil alleen een man die
Hem gehoorzaamt. Hij heeft die man naar Zijn hart al gevonden en hem benoemd tot koning
over Zijn volk; want u hebt het gebod van de HERE niet gehoorzaamd."
Na die woorden verliet Samuël Gilgal en begaf zich naar Gibea in het land van Benjamin. Toen
Saul de soldaten telde die nog waren overgebleven, kwam hij slechts tot 600!
1 Sam. 13:16-18,23,19-22 - Gibea
FILISTIJNSE WAPENSTRATEGIE. Saul, Jonathan en deze 600 mannen sloegen hun kamp op bij
Geba in het land van Benjamin; de Filistijnen bleven echter bij Michmas. Al spoedig verlieten drie
groepen plunderaars het Filistijnse kamp; de ene trok in de richting van Ofra in het land van Sual,
de tweede trok naar Beth-Horon en de derde begaf zich naar een streek boven in het dal van
Zeboïm, vlakbij de woestijn. De bergpas bij Michmas werd ondertussen afgezet door een deel
van het Filistijnse leger.
In die tijd was in het land Israël geen enkele smid te vinden. Daar hadden de Filistijnen voor
gezorgd, omdat zij bang waren dat zij wapens zouden maken voor de Israëlieten. Wanneer de
Israëlieten hun gereedschappen wilden laten slijpen, moesten zij naar een Filistijnse smid. Die
rekende zeven gram zilver voor het slijpen van een zeis of een ploegschaar en 3,5 gram zilver
voor kleiner gereedschap.
Zo kwam het dat er geen speer of zwaard in het Israëlitische leger te vinden was, uitgezonderd
de wapens van Saul en Jonathan.
1 Sam. 14:1-13
JONATHAN VALT FILISTIJNEN AAN. Op een dag zei Jonathan tegen zijn jonge wapenknecht:
"Kom, we gaan door het dal naar het Filistijnse garnizoen aan de overkant." Hij vertelde zijn
vader echter niets van zijn plan.
Saul en zijn 600 mannen lagen in hun kamp aan de rand van Gibea gegroepeerd rond de
granaatappelboom bij Migron. Onder zijn mannen bevond zich ook Ahia, de zoon van Ahitub, een
broer van Ikabod, de kleinzoon van Pinehas en de achterkleinzoon van Eli. Ahia was priester van
de HERE in Silo en droeg de efod, het priesterkleed. Niemand had gemerkt dat Jonathan was
verdwenen.
Om bij het Filistijnse garnizoen te komen, moest Jonathan door een pas, die tussen twee rotsen
lag ingeklemd. De ene rots werd Bozez en de andere Senne genoemd. De noordelijke rots lag
voor Michmas en de zuidelijke voor Geba.
"Vooruit, laten we die onbesneden heidenen eens een bezoekje gaan brengen", zei Jonathan
tegen zijn wapenknecht. "Misschien zal de HERE een wonder voor ons doen. Hij kan de redding
geven door velen, maar ook door weinigen."
"Uitstekend", stemde zijn jonge metgezel enthousiast in. "Doe wat u goed lijkt, ik sta achter u en
zal u trouw blijven."
Jonathan ontvouwde zijn plan: "Als zij ons zien en zeggen: 'Blijf waar u bent totdat wij bij u zijn!',
blijven wij staan en wachten op hen. Maar als zij zeggen: 'Kom hierheen!' doen we dat ook; want
dat is het teken dat de HERE ons de overwinning zal geven!"
Toen de Filistijnen hen zagen komen, riepen zij: "Kijk! De Israëlieten kruipen uit hun holen!" Zij
riepen naar Jonathan: "Kom maar eens hier! We hebben je wat te vertellen!"
"Kom op, klim achter mij aan", riep Jonathan naar zijn wapenknecht, "want de HERE zal ons
helpen hen te verslaan!"
Zo klauterden zij op handen en voeten naar boven en de Filistijnen moesten terugwijken toen
Jonathan en de jongen hen links en rechts neersloegen.
1 Sam. 14:14-23
FILISTIJNEN VERJAAGD. Zij maakten ongeveer twintig slachtoffers, die verspreid lagen op een
stuk grond van zo'n 5000 vierkante meter.
Er brak plotseling paniek uit in het hele Filistijnse leger en ook onder de plunderaars. Op
datzelfde moment barstte een aardbeving los, die hun angst voor God alleen nog maar groter
maakte.
Sauls uitkijkposten in Gibea zagen in de verte iets vreemds gebeuren; het enorme Filistijnse
leger vluchtte uiteen. "Zoek eens uit wie wij hier missen", beval Saul. En na een snel onderzoek
kwamen zij er achter dat Jonathan en zijn wapenknecht ontbraken.
"Breng de ark van God hier", riep Saul priester Ahia toe. Want de ark van God was op dat
moment bij het volk Israël. Terwijl Saul met de priester stond te praten, werd het geschreeuw en
tumult uit het Filistijnse kamp steeds luider, zodat Saul tegen de priester zei: "Trek uw hand terug
en blijf waar u bent!"
Zonder te aarzelen stormden Saul en zijn 600 mannen naar het strijdtoneel, waar de Filistijnen
elkaar te lijf gingen en een vreselijke verwarring heerste. De Hebreeën, die al lange tijd bij de
Filistijnen waren en in hun leger dienden, keerden zich nu tegen hen en vochten aan de kant van
de Israëlieten onder Saul en Jonathan. Tenslotte voegden ook de mannen die zich in het
gebergte van Efraïm hadden verborgen, zich bij de achtervolgers, toen zij zagen dat de Filistijnen
op de vlucht sloegen. Zo redde de HERE Israël die dag en de strijd ging tot Beth-Aven.
1 Sam. 14:24-30
JONATHAN SCHENDT SAULS BEVEL. Op een gegeven moment konden de Israëlieten bijna niet
meer, want Saul had een vervloeking uitgesproken: "Wee degene die vóór de avond al iets eet.
Eerst wil ik een totale overwinning behalen." Daarom at niemand die dag, ook al vonden zij
honingraten in het veld vlakbij de bossen waar zij zich ophielden.
Iedereen was bang voor Sauls vervloeking. Maar Jonathan wist niets van zijn vaders bevel.
Daarom stak hij een stok in een honingraat en nadat hij van de honing had gegeten, voelde hij
zich een stuk beter. Iemand vertelde hem echter: "Uw vader heeft een vloek uitgesproken over
ieder die vandaag zou eten en daardoor zijn alle mannen moe en zwak geworden."
"Hoe kan hij zoiets zeggen!" riep Jonathan uit. "Zo'n bevel brengt ons land alleen maar schade
toe. Kijk eens hoe ík ben opgeknapt na het eten van dat kleine beetje honing. Als de mensen
hadden mogen eten van het voedsel bij de buit, zou onze overwinning op de Filistijnen nog veel
groter zijn geweest."
1 Sam. 14:31-39
Maar ook al waren ze hongerig, toch achtervolgden en doodden zij de hele dag Filistijnen van
Michmas tot Ajalon. Zij voelden zich echter steeds meer verzwakken. Daarom stortten zij zich
tenslotte op de buit en slachtten de schapen, ossen en kalveren en aten het vlees rauw op terwijl
het bloed er nog in zat. Iemand ging naar Saul om te vertellen dat de mensen zondigden tegen
de HERE door vlees met bloed te eten.
"Maar dat is je reinste ontrouw", zei Saul. "Rol een grote steen hier naar toe, ga naar hen toe en
zeg dat zij hun ossen en schapen hier moeten brengen om ze op deze steen te slachten en het
bloed te laten weglopen en niet tegen de HERE zondigen door het bloed te eten."
Dat bevel werd uitgevoerd. Saul bouwde een altaar voor de HERE; zijn eerste.
Daarna zei hij: "Laten wij de Filistijnen de hele nacht blijven achtervolgen om ook de laatsten te
vernietigen."
"Prachtig", vonden zijn mannen. "Doe wat u het beste lijkt."
Maar de priester zei: "Laten wij eerst vragen wat God daarvan vindt."
Daarom vroeg Saul aan God: "Zullen wij de Filistijnen achterna gaan? Zult U ons helpen hen te
verslaan?" Maar de HERE gaf hem geen antwoord.
Toen zei Saul tegen de leiders: "Er is iets mis! We moeten er achter zien te komen welke zonde
vandaag is begaan. Ik zweer bij de naam van God Die Israël redde, dat, ook al is mijn eigen zoon
Jonathan de zondaar, hij zal moeten sterven!" Maar niemand wilde hem iets vertellen.
1 Sam. 14:40-45
Toen stelde Saul voor: "Jonathan en ik zullen hier gaan staan en u moet allen daar gaan staan."
Iedereen ging daarmee akkoord.
Saul zei: "HERE, God van Israël, wilt U ons de waarheid laten zien?" Jonathan en Saul werden
door het heilige lot als de schuldigen aangewezen. Het volk ging dus vrijuit. "Werp nu het lot
tussen mij en Jonathan", zei Saul. Jonathan werd aangewezen als de schuldige.
"Vertel mij wat je hebt gedaan", verlangde Saul van Jonathan.
"Ik heb wat van de honing geproefd", moest Jonathan bekennen. "Het was maar een klein beetje
aan het eind van een stok; moet ik nu echt sterven?"
"Ja, Jonathan", zei Saul, "jij moet sterven. Moge God mij doden als ik je hiervoor niet zou laten
sterven."
Maar daarmee waren de troepen het niet eens: "Zou Jonathan, die vandaag Israël heeft gered,
moeten sterven? Daar komt niets van in! Wij zweren bij het leven van God dat geen haar van zijn
hoofd zal worden gekrenkt, want God heeft hem vandaag gebruikt om een machtig wonder te
doen." Zo redden zij Jonathan van de dood.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen