Thuis >> 11 augustus
11 augustus
Jeremia's profetieën tijdens Zedekia's heerschappij
Tijdens het eerste gedeelte van Zedekia's heerschappij is Jeremia's grootste zorg het aantal valse profeten dat
nog steeds verkondigt dat alles in kannen en kruiken is en dat niet Juda, maar Babylonië gebroken zal worden.
Jeremia voert een scherpe aanval uit op degenen die zich voordoen als Gods profeten, zelfs onder de
ballingen in Babylonië. Mogelijk doet hij dit vanwege de hevige vervolging waar hij zelf als echte profeet van
God mee te maken heeft. Jeremia ziet zich gedwongen de mensen in ballingschap te schrijven en hun te
vertellen dat zij zich moeten opmaken voor een langdurige gevangenschap van zeventig jaar.
Jer. 24:1-10
VISIOEN VAN VIJGEN. Nadat koning Nebukadnezar van Babel koning Jechonja van Juda, de
zoon van Jojakim, gevangen had genomen en tot slaaf gemaakt en hem samen met de
bewindslieden van Juda en de beste handwerkslieden (timmerlieden en smeden) verbannen had
naar Babel, gaf de HERE mij het volgende visioen: Ik zag twee manden met vijgen voor de
tempel in Jeruzalem staan. In de ene mand zaten verse, net gerijpte vijgen, maar in de andere
zaten slechte vijgen, te rot om op te eten.
Toen vroeg de HERE: "Wat ziet u, Jeremia?"
Ik antwoordde: "Vijgen, een mand met goede en een mand met slechte vijgen."
Daarna zei de HERE: "De goede vijgen zijn een teken van de bannelingen uit Juda, die naar
Babel zijn gestuurd. Ik heb het voor hun bestwil gedaan. Ik zal ervoor zorgen dat zij goed worden
behandeld en hen hier weer terugbrengen. Ik zal hen helpen en geen pijn doen; Ik zal hen
planten en niet uitrukken. Ik zal hun een hart geven, dat Mij wil kennen. Zij zullen mijn volk zijn en
Ik zal hun God zijn, want zij zullen met grote blijdschap naar Mij terugkeren.
Maar de rotte vijgen zijn een beeld van koning Zedekia van Juda, zijn dienaren en alle anderen
uit Jeruzalem, die in dit land zijn achtergebleven. Ook zij die in Egypte wonen, horen hierbij. Ik
zal hen behandelen als slechte vijgen, niet geschikt om te eten. Ik zal hen verspreiden over alle
landen van de wereld. Overal waar Ik hen stuur, zullen zij worden beledigd, uitgelachen en
vervloekt. Ik zal hen laten kennismaken met de gewelddadige dood, honger en ziekten tot zij zijn
verdwenen uit het land Israël, dat Ik aan hen en hun vaders gaf."
Jer. 29:1-23
BRIEF AAN BALLINGEN. Nadat koning Jechonja, de koningin-moeder, de hooggeplaatsten aan het
hof, de stamleiders en handwerkslieden door Nebukadnezar naar Babel waren gedeporteerd,
schreef Jeremia hun vanuit Jeruzalem een brief, die hij adresseerde aan de Joodse leiders, de
priesters en profeten en aan alle andere mensen, die daarheen waren overgebracht. Hij gaf de
brief mee aan Elasa, de zoon van Safan, en Gemarja, de zoon van Hilkia, toen zij als afgezanten
van koning Zedekia naar koning Nebukadnezar in Babel reisden. Dit is de inhoud van de brief:
De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, richt de volgende boodschap aan alle
gevangenen die Hij vanuit Jeruzalem in ballingschap naar Babel heeft gestuurd: Bouw huizen om
in te wonen; leg tuinen aan en leef van de opbrengsten. Trouw en krijg kinderen, zoek partners
voor hen en krijg vele kleinkinderen. Vermenigvuldig u! Zorg dat uw aantal niet kleiner wordt!
Werk voor de vrede en welvaart van de stad waarheen Ik u heb verbannen. Bid voor haar tot de
HERE, want als uw stad welvarend is, bent u het ook. De HERE van de hemelse legers, de God
van Israël, zegt: Laat u niet beïnvloeden door de valse profeten en waarzeggers die daar bij u
zijn. Luister niet naar de dromen die zij hebben, want zij profeteren leugens in mijn naam. Ik heb
hen niet gestuurd, zegt de HERE.
Dit is de waarheid: U zult zeventig jaar in Babel blijven. Maar daarna zal Ik komen en alle goede
dingen voor u doen, die Ik heb beloofd en u weer naar uw vaderland terugbrengen. Want Ik weet
welke plannen Ik voor u heb, zegt de HERE. Met deze plannen heb Ik voor u het goede op het
oog en niet het kwade. Ik wil u weer een toekomst en nieuwe hoop geven. Als u tot Mij bidt, zal Ik
luisteren. U zult Mij vinden als u Mij zoekt en het oprecht van Mij verwacht. Ja, zegt de HERE, Ik
zal Mij door u laten vinden en een einde maken aan uw slavernij. Ik zal u bijeenbrengen uit de
plaatsen waarheen Ik u heb gestuurd en u daarna weer terugbrengen naar uw vaderland.
Maar nu zal Ik (omdat u de valse profeten in uw midden accepteert en zegt dat de HERE hen
heeft gezonden) oorlog, hongersnood en ziekten laten komen over de mensen die hier in
Jeruzalem zijn achtergebleven (over uw familieleden die niet naar Babel zijn verbannen en over
de koning, die op Davids troon zit) en Ik zal hen maken tot rotte vijgen, niet geschikt om te eten.
Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, de honger en met ziekten. Onder de volken waar Ik hen
plaats, zullen zij vervloekt, verwenst en bespot worden. Ik stuurde mijn profeten keer op keer,
maar zij wilden niet luisteren toen Ik tegen hen sprak, zegt de HERE. En ook u, degenen die Ik
verbannen heb, hebt niet willen luisteren.
Luister daarom nu naar het woord van de HERE, allen die vanuit Jeruzalem zijn weggevoerd
naar Babel. De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt het volgende over uw
valse profeten Achab, de zoon van Kolaja, en Zedekia, de zoon van Maäseja, die in mijn naam
leugens vertellen: "Kijk, Ik geef hen over aan Nebukadnezar, zodat hij hen in het openbaar kan
laten doden. Hun lot zal spreekwoordelijk worden voor het kwaad, want als iemand voortaan een
ander wil vervloeken, zal hij zeggen: 'De HERE doe met u hetzelfde als met Zedekia en Achab,
die door de koning van Babel levend werden verbrand!' Want deze mannen hebben vreselijke
dingen gedaan onder mijn volk. Zij hebben overspel gepleegd met de vrouw van een ander en in
mijn naam leugens verteld. Ik weet het, want Ik heb alles gezien wat zij deden", zegt de HERE.
Jer. 29:24-32
BOODSCHAP VOOR SEMAJA. En zeg het volgende tegen Semaja, de dromer: "De HERE van de
hemelse legers, de God van Israël, zegt: U hebt de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, een
brief gestuurd en afschriften van die brief hebt u verspreid onder de andere priesters en alle
inwoners van Jeruzalem. In die brief zegt u tegen Zefanja: De HERE heeft u aangewezen als
vervanger van Jojada, de priester in Jeruzalem. Het is daarom uw taak iedere dwaas die zich
voor profeet uitgeeft, te arresteren en in de boeien te slaan met een blok om de nek. Waarom
bent u dan niet opgetreden tegen de profeet Jeremia uit Anathoth? Hij heeft ons hier in Babel
een brief gestuurd, waarin hij zei dat onze gevangenschap hier lang zal duren, dat wij
permanente huizen moeten bouwen en erop moeten rekenen dat we er vele jaren moeten
wonen. Dat we fruitbomen moeten planten, omdat we dan nog vele jaren van hun vruchten
kunnen genieten."
Zefanja had namelijk de brief aan Jeremia voorgelezen. Toen gaf de HERE Jeremia de volgende
boodschap: "Stuur een open brief naar alle ballingen in Babel en vertel hun het volgende: De
HERE zegt dat Hij de Nechelamiet Semaja en zijn familie zal straffen, omdat hij heeft
'geprofeteerd' tegen u, hoewel Ik hem niet had gestuurd en hij u heeft misleid, zodat u zijn
leugens geloofde. Hij zal het goede niet te zien krijgen dat klaarligt voor mijn volk, want hij heeft u
ertoe aangezet opstandig te worden tegen de HERE."
Jer. 27:1-4a (593 v.C.)
JEREMIA MOET JUK DRAGEN. Deze boodschap kreeg Jeremia van de HERE aan het begin van
de regering van koning Zedekia van Juda de zoon van Josia: "Maak een juk, leg dat op uw nek
en maak het met leren riemen vast. Stuur daarna boodschappen naar de koningen van Edom,
Moab, Ammon, Tyrus en Sidon, via hun afgezanten in Jeruzalem, met de woorden:
Jer. 27:4b-11
BETEKENIS VOOR VOLKEN. Vertel uw meesters dat de HERE van de hemelse legers, de God
van Israël, u deze boodschap stuurt: 'Door mijn grote kracht heb Ik de aarde, de mensheid en
alle dieren gemaakt. Ik geef die in eigendom aan wie Ik wil. Zo ga Ik nu al uw landen geven aan
mijn dienaar, koning Nebukadnezar van Babel. Ik zal hem zelfs alle wilde dieren geven, zodat hij
over hen zal heersen. Alle volken zullen hem, zijn zoon en zijn kleinzoon dienen, totdat zijn tijd
om is. Dan zullen vele volken en grote koningen Babel veroveren en het tot hun slaaf maken.
Onderwerp u aan hem en dien hem; buig uw koppige nek onder het Babylonische juk! Ik zal elk
volk dat weigert zijn slaaf te zijn, straffen; Ik zal oorlog, hongersnood en ziekten op dat land
loslaten tot hij het totaal heeft vernietigd. Luister niet naar uw valse profeten, waarzeggers,
dromers en tovenaars, die zeggen dat de koning van Babel u niet tot slaven zal maken. Het zijn
allemaal leugenaars. Als u hun raad opvolgt en weigert u te onderwerpen aan de koning van
Babel, zal Ik u uit uw land jagen en naar een ver land sturen om daar te sterven. Maar de
bewoners van de landen die zich aan de koning van Babel onderwerpen, zullen in hun eigen land
mogen blijven en hun land net als altijd mogen bebouwen."
Jer. 27:12-15
BETEKENIS VOOR JUDA. Jeremia herhaalde al deze profetieën voor koning Zedekia van Juda.
"Als u in leven wilt blijven, moet u zich onderwerpen aan de koning van Babel", zei hij. "Waarom
zouden u en uw volk sterven? Waarom zou u kiezen voor oorlog, hongersnood en ziekten, die de
HERE heeft aangekondigd voor elk land, dat weigert zich te onderwerpen aan de koning van
Babel?
Luister niet naar de valse profeten, die volhouden dat de koning van Babel u niet zal overwinnen,
want zij zijn leugenaars. 'Ik heb hen niet gestuurd', zegt de HERE, 'en zij vertellen u leugens in
mijn naam. Als u er de voorkeur aan geeft hen te geloven, zal Ik u uit uw land verdrijven en u zult
omkomen; u en al die zogenaamde profeten."
Jer. 27:16-22
LOT VAN TEMPELVOORWERPEN. Ik sprak steeds weer met de priesters en het hele volk en
vertelde hun: "De HERE zegt: 'Luister niet naar uw profeten, die u vertellen dat de gouden
schalen die uit de tempel werden geroofd, binnenkort uit Babel terugkomen. Dat is een leugen.
Luister niet naar hen. Geef u over aan de koning van Babel, dan zult u blijven leven. Anders
wordt de hele stad verwoest. Als zij werkelijk Gods profeten zijn en het woord van de HERE
spreken, laten zij dan bidden tot de HERE van de hemelse legers en Hem vragen ervoor te
zorgen dat de gouden schalen die nog zijn overgebleven in de tempel, in het koninklijk paleis en
in de andere paleizen in Jeruzalem, niet met u worden meegenomen naar Babel! Want de HERE
van de hemelse legers zegt: 'De pilaren die voor de tempel staan, het wasvat op het tempelplein,
de staanders en alle andere voorwerpen die koning Nebukadnezar van Babel heeft
achtergelaten toen hij alle belangrijke personen uit Juda en Jeruzalem naar Babel verbande,
samen met koning Jechonja van Juda, de zoon van Jojakim, zullen nu toch allemaal naar Babel
worden weggevoerd tot Ik ze laat ophalen. Dan zal Ik ze allemaal weer terugbrengen naar
Jeruzalem."
Jer. 28:1-4 (593 v.C.)
HANANJA SPREEKT JEREMIA TEGEN. Op een dag in de vijfde maand van datzelfde jaar (het
vierde regeringsjaar van koning Zedekia van Juda) richtte Hananja, de zoon van Azzur, uit
Gibeon ten aanhoren van de priesters en alle aanwezigen in de tempel het woord tot mij. Hij zei:
"De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, verklaart: Ik heb het juk van de koning van
Babel van uw nek afgenomen. Binnen twee jaar zal Ik alle tempelschatten die Nebukadnezar
naar Babel heeft weggevoerd hier terugbrengen, evenals koning Jechonja van Juda, de zoon
van Jojakim, en alle andere gevangenen die naar Babel zijn verbannen. Ik zal het juk, dat de
koning van Babel op uw nek heeft gelegd, in stukken breken."
Jer. 28:5-9
JEREMIA'S REACTIE. Toen zei Jeremia tegen Hananja, waar de priesters en alle mensen bij
waren: "Amen! Mogen uw profetieën werkelijkheid worden! Ik hoop dat de HERE alles doet wat u
hebt gezegd en de tempelschatten en de ballingen uit Babel zal terugbrengen. Maar luister nu
naar wat ik te zeggen heb in de aanwezigheid van al deze mensen. De oude profeten, die vóór u
en mij leefden, spraken tegen vele volken en waarschuwden voortdurend voor oorlog, rampen en
plagen. Daarom heeft een profeet die vrede aankondigt, de plicht te bewijzen dat God hem
werkelijk heeft gestuurd. Alleen als zijn voorspelling uitkomt, kan worden aangenomen dat hij
werkelijk door God is gezonden."
Jer. 28:10,11
HANANJA BREEKT JUK. Toen nam de valse profeet Hananja het juk van Jeremia's nek en brak
het in tweeën. En Hananja herhaalde tegen de mensen, die toegestroomd waren: "De HERE
heeft beloofd dat Hij op dezelfde manier binnen twee jaar alle volken die nu zijn onderworpen
aan de koning van Babel, zal bevrijden." Na die woorden liep Jeremia weg.
Jer. 28:12-17
HANANJA'S STRAF. Kort daarna gaf de HERE Jeremia de volgende boodschap: "Ga naar
Hananja en vertel hem dat de HERE zegt: 'U hebt een houten juk gebroken, maar er tevens voor
gezorgd dat deze mensen een ijzeren juk op hun nek dragen.' De HERE van de hemelse legers,
de God van Israël, zegt: 'Ik zal een ijzeren juk op de nekken van al deze volken leggen en hen
slaven maken van koning Nebukadnezar van Babel. En niets kan deze beslissing veranderen,
want Ik heb hem zelfs macht over de wilde dieren gegeven."
Toen zei Jeremia tegen Hananja: "Luister, Hananja, de HERE heeft u niet gestuurd, maar het
volk gelooft uw leugens. Daarom zegt de HERE dat u gauw zult sterven. Nog dit jaar zal er een
einde aan uw leven komen, omdat u het volk hebt opgeroepen in opstand te komen tegen de
HERE."
En zo gebeurde het. Twee maanden later stierf Hananja.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- augustus
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen