Thuis >> 14 november
14 november
De kamer op de bovenverdieping
Het plan om Jezus te doden begint vaste vorm aan te nemen. Nu de roep om zijn dood een crescendo bereikt,
vormt een kamer op de bovenverdieping in Jeruzalem een rustpunt in het oog van de storm. Hier trekken Jezus
en Zijn gekozen discipelen zich terug om te wachten op het Paschafeest. De apostelen beginnen onder elkaar
te discussiëren over de vraag wie van hen het grootst zal zijn in het koninkrijk, ongetwijfeld omdat Jezus heeft
aangegeven dat de komst van Zijn koninkrijk op handen is. Is het werkelijk mogelijk dat Zijn gekozen twaalf
discipelen nog steeds politieke aspiraties hebben en op zoek zijn naar macht en belangrijke posities in een
aards koninkrijk, nadat zij zoveel tijd met Jezus hebben doorgebracht en naar al Zijn woorden over de aard van
het koninkrijk hebben geluisterd? Wat moet Jezus doen om hen van hun foutieve denkwijze af te brengen?
Jezus neemt nu de rol van dienaar op zich en begint de voeten van Zijn discipelen te wassen om hen te leren
wat zij werkelijk nodig hebben: nederigheid en dienstbaarheid aan anderen, in plaats van macht en
vooraanstaande posities.
Tijdens de maaltijd neemt Jezus het brood en de wijn en zegt tegen Zijn discipelen dat zij die moeten eten en
drinken als symbolen voor Zijn bloed en Zijn lichaam. Hiermee stelt Hij een bijzondere herdenking en een
bijzonder verbond met al Zijn discipelen in. Daarna openbaart Jezus dat Judas Hem zal verraden, alsof Hij
hiermee voorbereidingen treft voor de verzegeling van het verbond. Hij stuurt Judas op pad om het verraad te
voltooien.
Wat volgt is een oproep tot wederzijdse liefde, niet alleen omdat onbenullige rivaliteiten nog steeds
verdeeldheid zaaien onder de discipelen, maar ook omdat Jezus weet dat zij elkaar nodig zullen hebben om de
uitdagingen het hoofd te kunnen bieden waar zij spoedig mee te maken zullen hebben.
Wanneer Jezus hun vertelt dat Hij zal weggaan, zegt Petrus dat hij Hem wil volgen. Wanneer Jezus antwoordt
dat Petrus op dit moment niet met Hem mee kan gaan, staat Peter erop dat hij, mocht dat nodig zijn, bereid is
voor Jezus te sterven. Lukas en Johannes beschrijven de eerste van twee waarschuwingen aan Petrus dat hij
Jezus vóór het aanbreken van de ochtend zal verloochenen. Matteüs en Markus laten zien dat Jezus deze
waarschuwing iets later herhaalt, wanneer de discipelen op weg zijn naar de Olijfberg.
De gebeurtenissen op de bovenverdieping beginnen met een uitdrukking van Jezus' liefde voor Zijn discipelen.
Luk. 22:14-16 - Kamer op de bovenverdieping
BELANG VAN GELEGENHEID. 's Avonds kwam Jezus met de andere apostelen en ze gingen
allemaal aan tafel. Hij zei: "Ik heb er geweldig naar verlangd dit Paasmaal met jullie te eten. Nog
even en dan breekt voor Mij een tijd van groot lijden aan. Ik zeg jullie dat Ik het Paasmaal beslist
niet meer zal eten tot het Koninkrijk van God volle werkelijkheid is geworden."
Mat. 26:26-29, Mar. 14:22-25, Luk. 22:17-20
INSTELLING VAN HERDENKING. Hij nam een beker wijn, dankte God ervoor en zei tegen Zijn
discipelen: "Neem deze beker en drink er allemaal uit, want Ik zal geen wijn meer drinken tot het
Koninkrijk van God is gekomen."
Daarna nam Hij een brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het Zijn discipelen. "Dit
is mijn lichaam dat voor jullie wordt gegeven", zei Hij. "Eet het ter herinnering aan Mij."
Na het eten gaf Hij hun de beker en zei: "Deze beker wijn is het teken van Gods nieuwe verbond
met jullie. Een verbond dat wordt bekrachtigd door mijn bloed, dat zal vloeien als een offer voor
jullie.
Luk. 22:21,23
JEZUS ZINSPEELT OP VERRAAD. Maar hier bij ons aan tafel zit de man die Mij zal verraden." De
discipelen vroegen zich af wie van hen zoiets zou kunnen doen.
Luk. 22:24-30
APOSTELEN RUZIEN. Zij kregen ook een meningsverschil over de vraag wie van hen de
belangrijkste in het Koninkrijk van God zou zijn. Jezus kwam tussenbeide en zei: "In deze wereld
doen de koningen en heersers met hun onderdanen wat ze willen. En de onderdanen moeten het
maar goed vinden. Maar onder jullie mag dat niet zo zijn. Wie van jullie het meeste dient, zal je
leider zijn. In de wereld zit de meester aan tafel en laat zich door zijn knechten bedienen. Maar
hier is het anders. Ik ben jullie Dienaar. Jullie zijn Mij in deze vreselijk moeilijke dagen altijd trouw
gebleven. Daarom zullen jullie mogen eten en drinken aan mijn tafel in het koninkrijk, dat mijn
Vader Mij heeft gegeven. Jullie zullen op tronen zitten om recht te spreken over de twaalf
stammen van Israël."
Joh. 13:1-5
JEZUS WAST VOETEN VAN APOSTELEN. Voordat het Paasfeest begon, wist Jezus dat de tijd was
aangebroken dat Hij deze wereld zou verlaten om naar Zijn Vader te gaan. Juist toen liet Hij tot
het einde toe zien hoe groot Zijn liefde was voor hen die in deze wereld bij Hem hoorden.
Terwijl zij zaten te eten, wist Jezus dat de duivel Judas Iskariot had overgehaald Hem te
verraden. Hij was Zich tenvolle bewust dat de Vader Hem de macht over alle dingen had
gegeven. Hij wist dat Hij bij God vandaan kwam en weer naar God zou teruggaan. Hij stond van
tafel op, legde Zijn mantel af en deed een linnen doek om Zijn middel. Daarna goot Hij water in
een kom en begon de voeten van Zijn discipelen te wassen. Hij droogde ze af met de doek die
Hij om Zijn middel had.
Joh. 13:6-11
PETRUS AARZELT. "Here", protesteerde Simon Petrus, "U gaat mijn voeten toch niet wassen?"
Jezus antwoordde: "Nu begrijp je nog niet waarom Ik dit doe, maar dat komt later wel."
"Geen sprake van! Ik wil niet dat U mijn voeten wast!" zei Petrus.
"Als Ik ze niet mag wassen, Petrus, ben je mijn vriend niet", antwoordde Jezus.
"Och Here, dan maar helemaal! Mijn voeten, mijn handen en mijn hoofd!" was Petrus'
weerwoord.
Jezus zei: "Wie zich gebaad heeft, hoeft zich niet nog eens te wassen. Hij is helemaal schoon.
Jullie zijn schoon en zuiver, maar niet allemaal." Hij zei dat omdat Hij wist wie Hem zou verraden.
Joh. 13:12-17
JEZUS VERKLAART WASSEN VAN VOETEN. Toen Hij klaar was, sloeg Hij Zijn mantel om en ging
weer aan tafel. "Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?" vroeg Hij. "Jullie noemen mij Meester en
Here. En dat is juist, want dat ben Ik ook. Als Ik nu jullie voeten heb gewassen, moeten jullie dat
ook bij elkaar doen. Want Ik deed het om een duidelijk voorbeeld te geven. Volg Mij hierin na.
Luister goed, een knecht is niet de meerdere van zijn baas en een boodschapper niet van wie
hem gestuurd heeft! Jullie zullen gelukkig zijn, als je van deze kennis gebruik maakt.
Mat. 26:20,21, Mar. 14:17,18, Joh. 13:18-21
JEZUS VOORSPELT VERRAAD. Wat Ik zeg, geldt niet voor iedereen hier. Ik weet wie Ik uitgekozen
heb. Het moet gaan zoals geschreven staat: 'Hij die regelmatig met Mij at, heeft zich tegen Mij
gekeerd.'
Ik vertel het nu alvast. Als het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat Ik ben die Ik ben. Luister
goed naar wat Ik zeg: Wie iemand ontvangt die door Mij gestuurd is, ontvangt Mij; en wie Mij
ontvangt, ontvangt mijn Vader, Die Mij gestuurd heeft."
Nadat Hij dit had gezegd, werd Jezus diep ontroerd. "De waarheid is", zei Hij, "dat één van jullie
Mij zal verraden."
Mat. 26:22-25, Mar. 14:19-21, Luk. 22:22, Joh. 13:22-27a
VERRADER AANGEWEZEN. Mt Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: "Ik
ben het toch niet?"
Jezus antwoordde: "Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het. Ik moet wel sterven
zoals door de profeten is gezegd. Maar wat ziet het er slecht uit voor de man, die Mij verraadt.
Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was." Jo Geschrokken keken de discipelen
elkaar aan. Zij hadden geen idee wie Hij bedoelde. Rechts van Jezus zat Johannes, Zijn beste
vriend. Simon Petrus wenkte hem en zei dat hij aan Jezus moest vragen wie Hij bedoelde.
Johannes boog zich naar Jezus toe en vroeg: "Here, wie doet dat dan?"
Jezus antwoordde: "Ik zal een stuk brood indopen en dat geven aan degene die het is." Hij nam
een stuk brood, doopte het in de saus en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat
moment kwam de duivel in Judas. Mt Ook Judas vroeg: "Meester, ben ik het?" En Jezus
antwoordde: "Ja."
Joh. 13:27b-30
JUDAS OP PAD GESTUURD. "Als je iets van plan bent, doe het dan vlug", zei Jezus tegen hem.
Niemand aan tafel begreep wat Hij daarmee bedoelde. Omdat Judas het geld beheerde, dachten
sommigen dat hij iets voor het feest moest kopen of iets aan de armen moest gaan geven. Nadat
hij het brood van Jezus had aangenomen, ging Judas vlug naar buiten, de nacht in.
Joh. 13:31-35
JEZUS DRINGT AAN OP LIEFDE. Toen Judas de deur uit was, zei Jezus: "Nu blijkt hoe groot en
machtig Ik ben. En daardoor blijkt ook hoe groot en machtig God is. Door wat er gaat gebeuren,
zullen God en Ik in elkaar herkenbaar zijn en onze grootheid en macht zullen zichtbaar worden.
Vrienden, Ik ben nog maar kort bij u! Wat zult u Mij missen! Zoals Ik al tegen de Joden zei, kunt u
niet op de plaats komen, waar Ik ben.
Dit is een nieuwe opdracht die Ik u geef: heb liefde voor elkaar. Heb voor elkaar net zoveel liefde
als Ik voor u heb. Aan de onderlinge liefde zullen de mensen zien dat u mijn discipelen bent."
Luk. 22:31-34, Joh. 13:36-38
VERZOEK VAN PETRUS. Jo Simon Petrus vroeg: "Here, waar gaat U dan heen?"
"Daarheen kun je Mij nu niet volgen", antwoordde Jezus, "maar later wel."
"Maar waarom kan ik nu niet met U meegaan? Ik heb alles voor U over!" zei Petrus.
Lk "Simon, Simon, let op. Satan heeft gesmeekt of hij jullie door elkaar mag schudden als tarwe in
een zeef. Maar Ik heb gebeden dat je geloof je niet in de steek zal laten. Wanneer je van je
verkeerde weg bent teruggekomen, sterk dan je broeders in hun geloof."
Simon zei: "Here, ik ben bereid met U de gevangenis in te gaan en zelfs de dood."
Maar Jezus antwoordde: "Ik wil je één ding zeggen, Petrus: Voordat de haan kraait, zul je drie
keer hebben gezegd dat je Mij niet kent."
Joh. 14:1-4
JEZUS ZAL PLAATS VOORBEREIDEN. "Laat uw hart niet bezwaard worden. Vertrouw op God en
vertrouw ook op Mij. Waar mijn Vader woont, zijn vele huizen. Als dat niet zo was, zou Ik het u
wel gezegd hebben. Ik ga er nu heen om alles voor u in orde te maken. Wanneer Ik daarmee
klaar ben, kom Ik terug om u op te halen. Dan mag u voor altijd bij Mij zijn. U weet de weg waar
Ik naar toe ga."
Joh. 14:5-7
THOMAS WIL DE WEG WETEN. "Maar Here", zei Thomas, "wij weten niet eens waar U heengaat.
Hoe zouden wij dan de weg weten?"
"Ik ben de weg, de waarheid en het leven", antwoordde Jezus, "Ik ben de enige weg tot de
Vader. Als u Mij kent, moet u ook mijn Vader kennen. Van nu af aan kent u Hem; want door Mij
hebt u Hem gezien."
Joh. 14:8-15
FILIPPUS WIL DE VADER ZIEN. Maar Filippus zei: "Here, laat ons de Vader zien; dat is genoeg."
"Nu ben Ik al zo lang bij u, Filippus. Kent u Mij nu nog niet? Wie Mij gezien heeft, heeft immers
de Vader gezien? Hoe kunt u Mij dan vragen u de Vader te laten zien? Gelooft u niet dat Ik in de
Vader ben en dat de Vader in Mij is? Wat Ik tegen u zeg, komt niet van Mijzelf, maar van mijn
Vader. Hij leeft in Mij en doet in Mij Zijn werk. Geloof toch dat Ik in de Vader ben en dat de Vader
in Mij is. De dingen die Ik doe, zijn het bewijs daarvan. Luister goed, wie op Mij vertrouwt, zal
dezelfde dingen doen als Ik. Zelfs nog grotere, want Ik ga naar de Vader. Wat u in mijn naam
biddend vraagt, zal Ik doen. Want daardoor zal blijken hoe groot en machtig de Vader in Mij is.
Als u Mij iets vraagt in mijn naam, zal Ik het doen.
Wie van Mij houdt, zal altijd volgens mijn geboden leven.
Joh. 14:16-21
JEZUS BELOOFT DE HEILIGE GEEST. Ik zal de Vader bidden of Hij een Plaatsvervanger wil sturen,
Die altijd bij u zal blijven. Dat is de Heilige Geest, Die de wereld niet kan ontvangen, omdat zij
Hem niet kan zien en dus ook niet kent. U kent Hem wel omdat Hij bij u blijft en in u zal wonen. Ik
zal u niet als ouderloze kinderen achterlaten. Ik kom bij u terug. Nog even en dan kan de wereld
Mij niet meer zien. Maar u zult Mij wel kunnen zien, omdat Ik dan weer leef. Daardoor zult u het
echte leven ontvangen. Op die dag zult u begrijpen dat Ik in mijn Vader ben, dat u in Mij bent en
Ik in u. Als iemand Mij gehoorzaamt, blijkt daaruit dat hij van Mij houdt. Wie van Mij houdt, zal
ervaren dat mijn Vader ook van hém houdt. Ik zal van hem houden en hem duidelijk laten zien
wie Ik ben."
Joh. 14:22-24
JUDAS STAAT VERSTELD. Judas (niet Judas Iskariot, maar een andere discipel) vroeg: "Here,
waarom wilt U alleen aan ons laten zien wie U bent en niet aan de hele wereld?"
Jezus antwoordde hem: "Als iemand van Mij houdt, zal hij doen wat Ik heb gezegd. Mijn Vader
zal van hem houden en samen zullen Wij bij hem komen wonen. Maar wie niet van Mij houdt,
trekt zich niets van mijn woorden aan. Wat Ik tegen u allen zeg, komt niet van Mijzelf maar van
mijn Vader, Die Mij gestuurd heeft.
Joh. 14:25-31a
JEZUS VOORSPELT TERUGKOMST. Ik vertel dit allemaal omdat Ik nu nog hier ben. Maar de Vader
zal de Plaatsvervanger sturen. Dat is de Heilige Geest, Die u in mijn naam alles zal leren en u
steeds weer zal herinneren aan wat Ik gezegd heb. Mijn vrede laat Ik bij u achter. Die vrede is
heel anders dan die van de wereld. Wees dus nooit meer bang of ongerust.
U hebt Mij horen zeggen dat Ik wegga en weer terugkom. Als u werkelijk van Mij hield, zou u blij
zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik. Ik zeg het nu alvast. Als Ik straks
weg ben, zult u in Mij geloven. Ik heb niet veel tijd meer om met u te praten, want de overheerser
van de wereld is in aantocht en heeft niets met Mij te maken. De wereld moet echter weten dat Ik
van de Vader houd en uitsluitend doe wat Hij Mij opdraagt.
Luk. 22:35-38
VERVULLING VAN PROFETIE. Daarna vroeg Jezus Zijn discipelen: "Ik heb jullie er eens zonder
geld, tas of extra kleren op uit gestuurd om de mensen het goede nieuws te brengen. Kwamen
jullie toen iets tekort?"
"Nee, niets", antwoordden ze.
"Maar", ging Hij verder, "neem nu een beurs mee als je er één hebt en een tas. Als je geen
zwaard hebt, verkoop dan je mantel. Dan kun je een zwaard kopen. Want het is bijna zover dat
deze profetie zal uitkomen: 'Hij zal worden veroordeeld als een misdadiger.' Alles wat de profeten
over Mij hebben geschreven, zal uitkomen."
"Meester, kijk", zeiden ze. "We hebben hier twee zwaarden."
"Dat is genoeg!" antwoordde Hij.
Mat. 26:30, Mar. 14:26, Luk. 22:39, Joh. 14:31b
NAAR DE OLIJFBERG. Jo "Kom, laten wij hier vandaan gaan." Mt Na de maaltijd zongen zij een lied
tot eer van God en gingen vervolgens naar de Olijfberg.
Mat. 26:31,32, Mar. 14:27,28
WAARSCHUWING OVER OPGAVE. Onderweg zei Jezus tegen hen: "Vannacht zullen jullie Mij
allemaal in de steek laten. Want in de Boeken staat dat de herder zal worden geslagen en de
schapen uiteengejaagd. Maar nadat Ik weer levend ben geworden, zal Ik naar Galilea gaan en
jullie daar ontmoeten."
Mat. 26:33-35, Mar. 14:29-31
PETRUS SCHEPT OP OVER LOYALITEIT. Petrus protesteerde: "Al laat iedereen U in de steek, ik
niet!"
"Petrus", antwoordde Jezus. "De waarheid is dat jij voordat vannacht een haan kraait, drie keer
zult beweren dat je Mij niet kent."
"Ik zou liever sterven!" hield Petrus vol. Dat zeiden ook de andere discipelen.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- november
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen