30 juli


Om Jeremia zelfs nog meer zekerheid over Zijn plan te geven, geeft God nu een tastbare demonstratie van Zijn plannen.

Jer. 13:1-11
LINNEN RIEM EEN TEKEN. De HERE zei tegen mij: "Koop een linnen riem en doe die om, maar zorg dat hij niet met water in aanraking komt." Ik kocht een riem en deed hem om mijn middel.
Toen kreeg ik opnieuw een boodschap van de HERE. Deze keer zei Hij: "Neem de riem mee naar de Eufraat en verberg hem daar in een grot tussen de rotsen." Dat deed ik; ik verborg de riem, zoals de HERE mij had opgedragen.
Een hele tijd later zei de HERE tegen mij: "Ga weer naar de rivier en haal de riem op." Ik deed dat en groef de riem op uit de grot, waarin ik hem had verborgen. Maar hij was helemaal verrot en viel uit elkaar. Hij was onbruikbaar geworden!
Toen zei de HERE: "Dit laat zien hoe Ik de trots van Juda en Jeruzalem zal breken. Dit slechte volk weigert naar Mij te luisteren, volgt zijn eigen zondige verlangens en vereert afgoden; daarom zal het net als deze riem, totaal onbruikbaar worden. Zoals een riem rond de heupen van een man vastzit, zo zaten Juda en Israël aan Mij vast", zegt de HERE. "Zij waren mijn volk en deden mijn naam eer aan. Maar toen keerden zij Mij de rug toe.

Jeremia is gesterkt en bemoedigd door deze demonstratie en gaat verder met zijn zware opdracht.

Jer. 13:12-14
WAARSCHUWING VAN WIJNKRUIKEN. Zeg hun dit: De HERE, de God van Israël zegt: Al uw kruiken moeten vol zitten met wijn. En zij zullen antwoorden: Natuurlijk, we weten zelf ook wel dat kruiken gevuld moeten zijn. Zeg dan tegen hen: Dit is wat de HERE u te zeggen heeft: Ik zal ieder die in dit land woont, dronken maken; vanaf de koning die op de troon van David zit, de priesters en profeten, tot aan het hele volk in Jeruzalem toe. Ik zal vaders en zonen tegen elkaar aan stukken slaan, zegt de HERE. Ik zal niet toelaten dat medelijden of genade hen van de totale verwoesting redden.

Jer. 13:15-17
DREIGING GEVANGENSCHAP.
  Och, was u maar niet zo trots en koppig!
  Dan zou u wel luisteren
  naar de woorden van de HERE.
  Geef alle eer aan de HERE, uw God, voordat het te laat is.
  Voordat Hij een diepe, ondoordringbare duisternis op u laat neerdalen,
  zodat u struikelt op de donkere bergen.
  Als u dan zoekt naar licht,
  zult u alleen een vreselijke duisternis vinden.
  Weigert u nog steeds te luisteren?
  Dan zal Ik in eenzaamheid huilen
  om uw trots.
  Mijn ogen zullen zich met tranen vullen,
  omdat het volk van de HERE in slavernij zal worden weggevoerd.

Jer. 13:18,19
JOJACHIN ZAL VERBANNEN WORDEN.

  Zeg tegen de koning en de koningin-moeder:
  Kom van uw tronen af,
  want uw prachtige kronen worden u afgenomen.
  Zij zijn niet langer van u.
  De steden van de Negev tot aan de zuidkant van Jeruzalem
  hebben hun poorten voor de vijand gesloten.
  Zij moeten zichzelf verdedigen, want Jeruzalem kan niet helpen.
  Er woont helemaal niemand meer in Juda.

Jer. 13:20,21
BONDGENOTEN ZULLEN OVER HEN HEERSEN.

  Kijk eens hoe de legers uit het noorden oprukken!
  Waar is uw kudde, Jeruzalem,
  de prachtige kudde waarover Ik u de verantwoordelijkheid heb gegeven
  en waarop u zo trots was?
  Hoe zult u zich voelen
  als Ik uw bondgenoten als heersers over u aanstel?
  U zult kronkelen van pijn
  als een vrouw die een kind baart.

Jer. 13:22-27
ZONDEN ZIJN OORZAAK.

  Als u zich afvraagt:
  'Waarom overkomt mij dit?',
  dan is dat om uw vele zonden;
  daarom bent u verkracht en mishandeld
  door het binnenvallende leger.
  Kan de Ethiopiër zijn huidskleur veranderen?
  Kan een luipaard zijn vlekken laten verdwijnen?
  Net zo min kunt u, die zo gewend bent kwaad te doen,
  beginnen goed te doen.

  Omdat u Mij uit uw gedachten hebt verbannen
  en hebt vertrouwd op valse goden,
  zal Ik u verspreiden als kaf,
  dat wordt weggeblazen door de woestijnwind.
  Dit is het lot dat u zichzelf op de hals hebt gehaald
  en dat Ik u heb toegewezen.

  Ik zal zorgen dat uw schaamte en schande
  door iedereen gezien worden.
  Ik heb het allemaal gezien: Uw overspel en uw begeren;
  uw ontrouw tegenover Mij
  en uw afschuwelijke afgoderij in de velden en op de heuvels.
  Pas op Jeruzalem!
  Hoelang duurt het nog voordat u weer rein wordt?"

Jer. 14:1-6
VERNIETIGING VERGELIJKBAAR MET DROOGTE. In de tijd van de grote droogte kreeg Jeremia een boodschap van de HERE, waarin Hij Jeremia uitlegde waarom Hij het niet liet regenen:

  "Juda treurt;
  het openbare leven ligt stil.
  De mensen zijn in de rouw en liggen languit op de grond.
  Er stijgt een jammerklacht op uit Jeruzalem.
  De edelen zenden dienaren weg
  om water uit de bronnen te halen,
  maar deze zijn allemaal opgedroogd.
  De dienaren komen terug met lege kruiken,
  terneergeslagen en vertwijfeld.
  Zij bedekken hun hoofden van verdriet.
  De grond is droog en gebarsten
  door het wegblijven van de regen;
  de boeren zijn ten einde raad.
  Zelfs het hert verlaat haar jong,
  omdat zij geen gras kan vinden.
  De wilde ezels staan op de kale heuvels
  als dorstige jakhalzen naar lucht te happen.
  Zij kunnen geen gras vinden."

Jer. 14:7-9
HOE JUDA ZAL BIDDEN.

  Och HERE, wij hebben vreselijk tegen U gezondigd
  en weten dat onze zonden ons aanklagen,
  maar helpt U ons toch terwille van Uw eigen machtige naam!
  Hoop van Israël,
  onze redder in moeilijke tijden,
  waarom behandelt U ons als vreemden;
  alsof U iemand bent die op doorreis is
  en alleen 's nachts zijn reis onderbreekt?
  Bent U soms ook verbijsterd?
  Bent U niet in staat ons te redden?
  Och HERE, U bent hier in ons midden;
  wij dragen Uw naam en staan bekend als Uw volk.
  HERE, laat ons alstublieft niet in de steek!

Jer. 14:10-12
GEBEDEN ZIJN ZINLOOS. Maar de HERE antwoordde:

  "U hield ervan ver van Mij af te dwalen
  en u hebt niet geprobeerd mijn paden te volgen.
  Nu zal Ik u niet langer als mijn volk behandelen;
  Ik denk alleen nog aan al het kwaad, dat u hebt gedaan
  en zal uw zonden bestraffen."'

De HERE droeg mij opnieuw op: "Vraag Mij niet langer deze mensen te zegenen. Bid niet meer voor hen. Hoewel zij vasten, schenk Ik daar geen aandacht aan; als zij Mij offers en geschenken aanbieden, neem Ik die niet aan. Het enige wat zij van Mij nog krijgen, is oorlog, honger en ziekte."

Terwijl Jeremia profeteert over het naderende gevaar dat Juda bedreigt, wendt het volk zich tot andere profeten. Ongetwijfeld willen zij graag een andere mening horen. In deze tijd van profeten, waarin velen in Gods naam spreken en beweren Zijn wil te kennen, is het immers niet gemakkelijk om te onderscheiden wie de waarheid spreekt. De mensen gaan daarom op zoek naar een boodschap die positiever en geruststellender is dan die van Jeremia.
Mogelijk wankelt Jeremia's eigen vertrouwen nu ook weer. Waarom is hij de enige die over een ondergang predikt? Begrijpt hij Gods openbaringen misschien verkeerd? Is het mogelijk dat de andere profeten gelijk hebben? Of misschien is het zo dat Jeremia niet twijfelt, maar wil weten hoe hij op deze tegenstand moet reageren. Wat de reden ook mag zijn, Jeremia stelt deze vragen aan God en ontvangt een duidelijk antwoord.

Jer. 14:13
JEREMIA'S VRAAG. Toen zei ik: "HERE God, de profeten vertellen hun dat alles in orde is; dat er geen oorlog of hongersnood zal komen. Zij vertellen de mensen dat U voor langdurige vrede zult zorgen en hen zult zegenen."

Jer. 14:14-18
GODS ANTWOORD. Maar de HERE antwoordde daarop: "De profeten vertellen in mijn naam leugens. Ik heb ze niet gestuurd en ook geen opdracht gegeven te spreken of ze een boodschap toevertrouwd. Zij profeteren van visioenen en openbaringen, die zij nooit hebben gezien of gehoord. Zij spreken wartaal, die uit hun eigen leugenachtige harten voortkomt. Daarom", zegt de HERE, "zal Ik deze leugenprofeten straffen, die in mijn naam spreken zonder dat Ik ze heb gestuurd. Want zij zeggen dat er geen oorlog of hongersnood zal komen. Zij zullen zelf door oorlog en hongersnood omkomen! En van de mensen voor wie zij profeteren, zullen de lijken in de straten van Jeruzalem worden neergegooid, slachtoffers van oorlog en hongersnood. Niemand zal de lijken begraven. De mannen en hun zonen en dochters zullen allen omkomen. Want Ik zal hen treffen met een vreselijke straf als loon voor hun zonde. Vertel hun daarom het volgende:

  Dag en nacht zullen mijn ogen nat zijn van tranen
  en Ik kan niet ophouden met huilen,
  want mijn volk is met het zwaard geslagen
  en dodelijk gewond.
  Als Ik de velden inga,
  liggen daar de lijken van hen die met het zwaard zijn gedood.
  Als Ik door de velden en de straten loop,
  zie Ik overal lijken van hen, die door honger en oorlog zijn omgekomen.
  De profeten en priesters reizen het land door en zijn radeloos.
  Zij weten niet wat zij moeten zeggen."

Er moeten toch mensen zijn die Jeremia's prediking begrijpen en geloven. Er moeten onder dit zondige volk toch nog rechtschapen individuen zijn (koning Josia is bijvoorbeeld al begonnen met de eerste van zijn vele hervormingen). Het is daarom waarschijnlijk dat de mensen die nog steeds proberen Gods wil uit te voeren nu vurig bidden dat God zijn oordeel over Juda niet zal uitspreken. Waarom, zo vragen zij, moeten zij juist in deze tijd van geestelijke opleving gestraft worden? Jeremia verwoordt de kwestie in een gebed en ontvangt een schijnbaar hardvochtig antwoord.

Jer. 14:19-22
GEBED VAN VROMEN.

  "Och HERE", zullen de mensen roepen, "hebt U Juda nu echt de rug toegekeerd?
  Hebt U een afkeer van Jeruzalem?
  Zal er zelfs na deze straf nog geen vrede komen?
  Wij dachten: Nu zal Hij ons tenslotte genezen
  en onze wonden verbinden.
  Maar de vrede is uitgebleven,
  de moeilijkheden en verschrikkingen zijn gebleven.
  HERE, wij geven toe dat wij goddeloos zijn,
  net zo schuldig als onze voorouders.
  Haat ons niet, HERE, terwille van Uw eigen naam.
  Onteer Uzelf en Uw glorieuze troon niet
  door Uw verbond met ons te verbreken,
  waarin U beloofde ons te zegenen.
  Welke heidense god kan ons regen geven?
  Of misschien de hemel zelf?
  HERE, onze God,
  U bent toch de enige Die zulke dingen kan doen?
  Daarom zullen wij wachten tot U ons te hulp komt."

Jer. 15:1,2
VONNIS AL UITGESPROKEN. Toen zei de HERE tegen mij: "Zelfs al stonden Mozes en Samuël samen voor Mij om voor dit volk te pleiten, dan zou Ik het nog niet helpen. Weg ermee! Laat het uit mijn ogen verdwijnen! En als de mensen tegen u zeggen: 'Maar waar moeten wij dan heen?', vertel hun dan dat de HERE zegt:

  Zij die bestemd zijn voor de dood, naar de dood;
  zij die door het zwaard moeten sterven, naar het zwaard;
  zij die gedoemd zijn te verhongeren, naar de hongersnood;
  zij die gevangen moeten worden genomen, naar de gevangenschap.

Jer. 15:3,4
VIER EXECUTIES. Ik zal vier soorten vernietigers op hen loslaten", zegt de HERE. "Het zwaard om ze te doden, de honden om ze weg te slepen, de gieren en wilde dieren om de lijken te verscheuren en op te eten. Vanwege de goddeloze dingen die koning Manasse van Juda, de zoon van Hizkia, in Jeruzalem deed, zal Ik u zo streng straffen dat uw lot de volken van de wereld zal laten rillen van afschuw.

Jer. 15:5-9
GEEN MEDEDOGEN.

  Wie zal medelijden met u hebben, Jeruzalem?
  Wie zal om u rouwen?
  Wie zal zelfs maar de moeite nemen naar u te vragen?
  U hebt Mij verlaten
  en tegen Mij gezondigd.
  Daarom zal Ik u met eigen handen vernietigen.
  Ik heb er genoeg van u steeds weer een nieuwe kans te geven.
  Ik zal u bij de poorten van uw steden uitzeven
  en alles waarvan u houdt, van u afnemen.
  Ik zal mijn volk vernietigen,
  omdat het weigert naar Mij terug te keren.
  Er zullen talloze weduwen zijn;
  in de middag zal Ik jonge mannen laten kennismaken met de dood
  en hun moeders zullen het verdriet leren kennen.
  Ik zal plotseling angst en verschrikkingen op hen afsturen.
  Een moeder van zeven kinderen
  zal ziek worden en bezwijken.
  Haar zon zal ondergaan,
  al is het nog klaarlichte dag.
  Zij zit daar, kinderloos en onteerd,
  want al haar kinderen zijn door het zwaard van de vijand gedood."

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- juli



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen