17 april


Het nationale congres

In zijn laatste jaren als koning gaat David aan het werk om een soepele machtsoverdracht naar Salomo te waarborgen. David is zich bewust van Salomo's jeugdige leeftijd en zijn onervarenheid en doet daarom veel moeite om zijn overheidsfunctionarissen en zijn religieuze leiders goed te organiseren. Wanneer de noodzakelijke benoemingen achter de rug zijn, roept David alle leiders bijeen voor een nationaal congres. Tijdens dit congres spreekt hij hen toe over de noodzaak van eenheid en onderlinge steun, met name voor de bouw van de tempel. Zowel aan het begin als aan het einde van het congres wordt Salomo als de aangewezen koninklijke troonopvolger van zijn vader voorgesteld.

1 Kron. 23:1-6
DE LEVIETEN BIJEENGEROEPEN. Toen David dit alles zei, was hij al erg oud. Dat was voor hem reden troonsafstand te doen ten gunste van zijn zoon Salomo.
Voordat het echter zover was, riep hij alle leiders van Israël bijeen, evenals de priesters en de Levieten. Hij liet een telling houden onder de mannen van dertig jaar en ouder van de stam van Levi. De uitkomst bedroeg 38.000 mannen. "Van hen moeten 24.000 toezicht houden op het werk aan het huis van de HERE", besloot David, "6000 moeten ambtenaren en rechters worden, 4000 worden tempelwachters en de andere 4000 moeten de HERE prijzen met de muziekinstrumenten die ik daarvoor heb gemaakt."
Daarna verdeelde David hen in drie grote groepen, die werden gevormd naar families van de zonen van Levi: de Gersom-, Kehath- en Merari-familie.

1 Kron. 23:7-11
GERSOMIETEN. De groepen van de Gersom-familie werden genoemd naar diens zonen Ladan en Simeï.
  Deze groepen werden in zes kleinere groepen verdeeld, die de namen kregen van de zonen van Ladan: Jehiël, de leider, Zetham en Joël en van de zonen van Simeï: Selomith, Haziël en Haran.
  De families van Simeï werden naar zijn vier zonen genoemd: Jahath, die de belangrijkste was, Ziza, Jeüs en Beria. Deze laatste twee vormden samen één familie, omdat geen van beiden veel zonen had.

1 Kron. 23:12-20, 24:20-25
KEHATHIETEN. De Kehath-familie was onderverdeeld in vier groepen, genoemd naar zijn zonen Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël.
  Amram was de vader van Aäron en Mozes.
  Aäron en zijn zonen kregen de heilige taak toebedeeld voor altijd de offers van het volk aan de HERE te offeren, de HERE onafgebroken te dienen en altijd in Zijn naam de zegen uit te spreken.
  Wat Mozes, de man van God, betreft: zijn zonen Gersom en Eliëzer werden tot de stam van Levi gerekend.
  Gersoms zonen stonden onder leiding van Sebuël en Eliëzers enige zoon Rehabja leidde zijn eigen familie, want hij had veel kinderen.
  De zonen van Jizhar stonden onder leiding van Selomith.
  De zonen van Hebron werden door Jeria geleid. Onder hem stonden Amarja, Jahaziël en Jekameam.
  De zonen van Uzziël stonden onder leiding van Micha, met als tweede man Jissia.

1 Kron. 23:21-23, 24:26-30a
MERARIETEN. De zonen van Merari waren Mahli en Musi.
  De zonen van Mahli waren Eleazar en Kis.
  Eleazar stierf zonder zonen te hebben gekregen en zijn dochters trouwden met hun neven, de zonen van Kis.
  Musi's zonen waren Mahli, Eder en Jeremoth.

1 Kron. 23:24-27, 24:30b
PLICHTEN VAN DE LEVIETEN GEWIJZIGD. Bij de volkstelling werden alle mannen van de stam van Levi van twintig jaar en ouder gerangschikt onder de namen van deze families en gezinnen. Zij waren allemaal voorbestemd om dienst te doen bij de tempel. Want David zei: "De Oppermachtige HERE van Israël heeft ons vrede gegeven en zal voor altijd in Jeruzalem blijven wonen. Nu hoeven de Levieten niet langer de tabernakel en het bijbehorende materiaal van de ene naar de andere plaats te dragen." Deze telling onder de stam van Levi was één van de laatste dingen, die David voor zijn dood deed.

1 Kron. 23:28-32, 24:31
HOE DE LEVIETEN DIENEN. Het was de taak van de Levieten de priesters (de nakomelingen van Aäron) te helpen bij de offerdienst in de tempel; zij fungeerden ook als opzichters en letten nauwkeurig op de bepalingen voor de ceremoniële reinheid. Zij zorgden voor de toonbroden, het meel voor de spijsoffers en de ongezuurde broden, de bakplaat en het beslag en controleerden de gewichten en maten. Elke ochtend en avond stonden zij voor de HERE om dankliederen te zingen en Hem te prijzen. Zij hielpen bij het brengen van de brandoffers, de offers op de sabbat, de viering van de nieuwe maand en bij alle andere feesten. Er waren altijd precies zoveel Levieten aanwezig als nodig was voor de gelegenheid.
Hun taak was het dus alle voorkomende werkzaamheden in de tabernakel en de tempel te verrichten en de priesters waar dat nodig was, te helpen. Evenals de nakomelingen van Aäron werden ook zij door middel van het lot ingedeeld, zonder dat daarbij werd gelet op leeftijd of rang. Dat gebeurde in het bijzijn van koning David, Zadok, Ahimelech en de leiders van de priesters en Levieten.

1 Kron. 24:1-5
PRIESTERS DOOR LOTING INGEDEELD. Ook de priesters, de nakomelingen van Aäron, waren onderverdeeld in twee groepen, die de namen droegen van de zonen van Aäron:
Eleazar en Ithamar. Nadab en Abihu waren ook zonen van Aäron, maar zij stierven eerder dan hun vader en hadden geen kinderen; zo bleven alleen Eleazar en Ithamar over voor de bediening van het priesterambt. Na overleg met Zadok en Ahimelech, de leiders van respectievelijk de Eleazar- en de Ithamar-groep, verdeelde David Aärons nakomelingen over talloze kleine groepen, al naar gelang het soort werk dat zij verrichtten. Eleazars nakomelingen werden onderverdeeld in zestien en Ithamars nakomelingen in acht groepen. Het bleek namelijk dat onder de nakomelingen van Eleazar meer groepshoofden waren dan onder de nakomelingen van Ithamar. Door middel van het lot werden de priesters bij de groepen ingedeeld, zodat niemand werd bevoordeeld, want er bevonden zich heel wat beroemde mannen en hoogwaardigheidsbekleders van de tempel in elke groep.

1 Kron. 24:6-19
VIERENTWINTIG DIVISIES. Semaja, een Leviet en de zoon van Nethaneël, fungeerde als secretaris en noteerde de namen in het bijzijn van de koning, de leiders van Israël, de priester Zadok, Abjathars zoon Ahimelech en de hoofden van de priesters en de Levieten. Beurtelings werd één familie getrokken voor de Eleazar-groep en één voor de Ithamar-groep. De families werden door middel van het lot op de volgende manier verdeeld:

  als eerste viel het lot op Jojarib;
  als tweede op Jedaja;
  de derde was Harim;
  de vierde was Seorim;
  vijfde was Malkia;
  zesde Mijamin;
  zevende Hakkoz;
  achtste Abia;
  negende Jesua;
  tiende Sechanja;
  elfde Eljasib;
  twaalfde Jakim;
  dertiende Huppa;
  veertiende Jesebeab;
  vijftiende Bilga;
  zestiende Immer;
  zeventiende Hezir;
  achttiende Happizzes;
  negentiende Petahja;
  twintigste Jehezkel;
  eenentwintigste Jachin;
  tweeëntwintigste Gamul;
  drieëntwintigste Delaja;
  vierentwintigste Maäzja.

Elke groep voerde zijn eigen taken in de tempel uit, zoals God die aan hun voorvader Aäron had opgedragen.

1 Kron. 25:1-5
BENOEMING VAN MUZIKANTEN. David en de legerofficieren benoemden daarna talentvolle mannen, die zorgden voor de muzikale begeleiding van de koorzang met citers, harpen en cymbalen. Deze mannen kwamen uit de families van Asaf, Heman en Jeduthun. Hier volgt een lijst met hun namen en taken.

Onder Asaf, die op aanwijzing van de koning de dienst verrichtte, stonden zijn zonen Zakkur, Jozef, Nethanja en Asarela.
Onder Jeduthun, die leiding gaf bij het danken en prijzen van de HERE en daarbij de citer bespeelde, stonden zijn zes zonen Gedalja, Zeri, Jesaja, Simeï, Hasabja en Mattithja.
Onder Heman, de geestelijke verzorger van de koning, stonden zijn zonen Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuël, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth. God had hem gezegend met veertien zonen en drie dochters, waardoor hij overal aanzien genoot.

1 Kron. 25:6-31
VIERENTWINTIG ONDERVERDELINGEN. Hun muzikale taak omvatte het bespelen van cymbalen, harpen en citers; zij stonden allemaal onder leiding van hun vader wanneer zij deze taak in de tempel uitvoerden. Asaf, Jeduthun en Heman voerden dit alles uit volgens de aanwijzingen van de koning. Zij en hun gezinnen waren geoefend in het zingen van lofliederen voor de HERE; ieder van hen (288 in totaal) was een kunstenaar. De zangers kregen hun eigen taak door het lot toegewezen, waarbij niet werd gelet op rang of stand.

  Het eerste lot viel op Jozef van de familie van Asaf,
  het tweede op Gedalja, samen met elf van zijn zonen en broers;
  het derde op Zakkur en elf van zijn zonen en broers,
  het vierde op Jizri en elf van zijn zonen en broers,
  het vijfde op Nethanja en elf van zijn zonen en broers,
  het zesde was Bukkia met elf van zijn zonen en broers,
  zevende was Jesarela en elf van zijn zonen en broers,
  achtste was Jesaja met elf van zijn zonen en broers,
  negende was Mattanja met elf van zijn zonen en broers,
  tiende was Simeï met elf van zijn zonen en broers,
  elfde was Azareël met elf van zijn zonen en broers,
  twaalfde was Hasabja met elf van zijn zonen en broers,
  dertiende was Subaël met elf van zijn zonen en broers,
  veertiende was Mattithja met elf van zijn zonen en broers,
  vijftiende was Jeremoth met elf van zijn zonen en broers,
  zestiende was Hananja met elf van zijn zonen en broers,
  zeventiende was Josbekasa met elf van zijn zonen en broers,
  achttiende was Hanani met elf van zijn zonen en broers,
  negentiende was Mallothi met elf van zijn zonen en broers,
  twintigste was Eliatha met elf van zijn zonen en broers,
  eenentwintigste was Hothir met elf van zijn zonen en broers,
  tweeëntwintigste was Giddalti met elf van zijn zonen en broers,
  drieëntwintigste was Mahazioth met elf van zijn zonen en broers,
  vierentwintigste was Romamti-Ezer met elf van zijn zonen en broers.

1 Kron. 26:1-11
POORTWACHTERS BENOEMD. De tempelwachters kwamen onder meer uit het geslacht van Korach.

Hoofd van de wacht was Meselemja, de zoon van Kore uit de familie van Asaf. Zijn helpers waren zijn zonen:
  Zecharja, de oudste,
  Jediaël, de tweede,
  Zebadja, de derde,
  Jathniël, de vierde,
  Elam, de vijfde,
  Johanan, de zesde
  en Eljoënai, de zevende.

Ook de zonen van Obed-Edom werden als tempelwachters aangesteld:
  Semaja, de oudste,
  Jozabad, de tweede,
  Joah, de derde,
  Sachar, de vierde,
  Nethaneël, de vijfde,
  Ammiël, de zesde,
  Issaschar, de zevende,
  en Peüllethai, de achtste.
Wat zegende God hem door hem zoveel zonen te geven!

Semaja's zonen waren allemaal buitengewone mannen met invloedrijke posities in hun familie. Hun namen waren Othni, Refaël, Obed en Elzabad. Hun moedige broers Elihu en Semachja waren ook zeer bekwame mannen. Al deze zonen en kleinzonen van Obed-Edom (in totaal 62) waren buitengewone mannen, die uitzonderlijk geschikt bleken voor hun werk.
Meselemja's achttien zonen en broers waren dat ook.

Hosa, een lid van de Merari-groep, benoemde Simri tot leider van zijn zonen, ook al was hij niet de oudste. De namen van enkele anderen van zijn zonen waren Hilkia, de tweede, Tebalja, de derde en Zecharja, de vierde. Hosa's zonen en broers waren in totaal met dertien man.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- april



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen