9 oktober
Neh. 4:1-3
DOOR SAMARITANEN GEPLAAGD. Sanballat werd vreselijk kwaad toen hij hoorde dat wij de muur
aan het herbouwen waren. Ja, razend was hij. Hij dreef de spot met ons en lachte ons uit, waar
zijn vrienden en het Samaritaanse leger bij waren. "Wat denken die Joden dat ze eigenlijk aan
het doen zijn? Zij kunnen er niets van." zei hij spottend. "Ze denken zeker dat dit karwei in één
dag is geklaard, als zij maar genoeg offers brengen! Kijk eens! Zelfs die oude stenen uit het puin
proberen zij opnieuw te gebruiken!"
Tobia, die naast hem stond, deed er nog een schepje bovenop: "Als er maar een vos over die
muur loopt, stort hij al in!"
Neh. 4:4,5
GEBED OVER BESPOTTINGEN. Toen bad ik: "O God, hoor toch hoe wij worden uitgelachen! Laat
hun spot op hun eigen hoofd terechtkomen, laat hen gevangen worden weggevoerd naar een
vreemd land! Vergeef hun hun zonde niet, onthoud wat zij hebben misdaan. Want zij maken U
belachelijk door ons, die de muur herbouwen, te bespotten."
Neh. 4:6-9
TEGENSTAND WORDT GEWELDDADIG. Uiteindelijk was de muur klaar tot de helft van zijn
oorspronkelijke hoogte. Er was heel hard aan gewerkt.
Sanballat, Tobia, de Arabieren, Ammonieten en Asdodieten hoorden dat het herstel van
Jeruzalems muren vorderde en de bressen zich begonnen te sluiten. Hierdoor raakten zij buiten
zichzelf van woede. Zij smeedden een samenzwering en waren van plan Jeruzalem aan te vallen
en paniek te zaaien. Maar wij baden tot onze God en wegens het dreigend gevaar lieten wij de
muren dag en nacht bewaken.
Neh. 4:10-12
ARBEIDERS ONTMOEDIGD. Enkele leiders begonnen te klagen: "Onze werklieden zijn aan het
eind van hun krachten. Het is onbegonnen werk al dat puin alléén te verwijderen!"
Ondertussen hadden onze vijanden het plan ons onverwacht te overvallen en te vermoorden om
zo het werk te verhinderen. Telkens wanneer de werklieden uit de omringende steden voor een
bezoek naar huis gingen, probeerden onze vijanden hen ervan te weerhouden naar Jeruzalem
terug te gaan.
Neh. 4:13-23
NEHEMIA'S PLAN. Daarom plaatste ik wachtposten uit elke familie op het laagstgelegen gedeelte
van het terrein achter de muur. Deze mannen waren bewapend met zwaarden, speren en bogen.
Nadat ik de hele situatie in ogenschouw had genomen, zei ik tegen de leiders en het volk: "Wees
niet bang! Denk aan de Here, Die groot en ontzagwekkend is. Vecht voor uw volk, uw vrouw en
kinderen en uw huis!"
Onze vijanden hoorden dat wij op de hoogte waren van hun samenzwering en begrepen dat God
hun plan had verijdeld. Nu konden wij allemaal weer aan de slag gaan. Iedereen ging weer terug
naar zijn eigen werk. Vanaf dat ogenblik werkte de ene helft terwijl de andere helft (gewapend
met speren, schilden, bogen en pantsers) de wacht hield. De leiders stonden als één man achter
hen die het werk uitvoerden. De sjouwers deden hun werk met één hand en hielden met de
andere een werpspies vast. De bouwlieden hadden tijdens het bouwen steeds een zwaard aan
hun heup hangen. En de hoornblazer bleef voortdurend bij mij om zonodig alarm te blazen.
"Het werk is zo uitgestrekt en we zijn zo ver van elkaar bezig", zei ik tegen de leiders en het volk,
"dat u, zodra u alarm hoort blazen, snel naar mij moet komen; onze God zal Zelf voor ons
strijden."
Wij werkten van zonsopgang tot zonsondergang, terwijl steeds de helft van de mannen de wacht
hield. Ik beval dat alle mensen met hun dienaren in Jeruzalem moesten overnachten. Dan
konden de dienaren 's nachts wachtlopen en overdag werken. Al die tijd kwamen wij, dat wil
zeggen ik, mijn broeders, mijn dienaren en de wachters die bij mij waren, niet uit de kleren. Ook
wij hadden onze wapens voortdurend binnen handbereik.
Neh. 5:1-5
UITBUITING WORDT EEN PROBLEEM. Toen begonnen enkele mannen, gesteund door hun
vrouwen, luid te protesteren tegen enige rijke Joden die hen uitbuitten. Sommigen hadden
namelijk niet genoeg voedsel voor hun kinderen.
Anderen hadden hun akkers, wijngaarden of huizen moeten verpanden om aan geld voor
voedsel te komen.
Weer anderen hadden geld moeten lenen om belasting over hun akkers en wijngaarden te
kunnen betalen. "Wij zijn toch hun broeders en onze kinderen zijn even goed als die van hen",
protesteerden zij. "Maar wij moeten onze kinderen als slaaf verkopen om aan geld te komen. We
hebben zelfs al enkele dochters verkocht. Maar we kunnen hen niet terugkopen, want onze
akkers en wijngaarden zijn ook aan die lui verpand."
Neh. 5:6-11
NEHEMIA KASTIJDT EDELEN. Ik werd erg boos toen ik dit hoorde. Nadat ik alles goed had
overdacht, ging ik naar die rijke regeringsfunctionarissen om hen terecht te wijzen. "Wat zijn dat
voor een woekerpraktijken?" vroeg ik. "Hoe dúrft u rente te vragen van uw volksgenoten?" Ik liet
de zaak in het openbaar voorkomen en tijdens de rechtzitting riep ik hen toe: "Wij hebben zoveel
wij konden onze Joodse broeders die aan heidense volken verkocht waren, losgekocht. Maar nu
dwingt u hen opnieuw slaaf te worden. Hoe vaak moeten wij hen nog loskopen?" De beklaagden
wisten niets tot hun verdediging te zeggen.
Toen vervolgde ik: "Wat u doet, is niet goed. U moet eerbied hebben voor God. Wat zullen onze
heidense vijanden van ons zeggen? Ook wij, mijn broeders en ik, hebben deze mensen geld en
voedsel geleend. Laten wij hun die schuld kwijtschelden. Geef hun vandaag nog hun akkers,
wijngaarden, olijfbomen en huizen terug. En zie af van betaling van rente over geleend geld,
koren, nieuwe wijn of olijfolie."
Neh. 5:12,13
EDELEN STEMMEN TOE. De beklaagden stemden toe: "Wij zullen doen wat u zegt. We beloven
dat wij alles zullen teruggeven en geen geld of goederen meer zullen vorderen."
Toen ontbood ik de priesters en liet die mannen zweren dat zij hun beloften zouden nakomen. Ik
vervloekte ieder die weigerde te gehoorzamen. "God zal uw huis en bezittingen vernietigen als u
zich niet aan uw belofte houdt", zwoer ik.
Het hele volk riep "Amen" en loofde de HERE. En de rijke mensen hielden zich aan hun woord.
Neh. 5:14-16
GEEN AMBTSMISBRUIK. Ik zou verder willen vermelden dat ik twaalf jaar gouverneur van Juda
ben geweest. Mijn ambtsperiode liep van het twintigste tot het tweeëndertigste regeringsjaar van
koning Arthahsasta. En al die tijd accepteerden mijn assistenten en ik geen enkele vorm van
salaris van het volk Israël! Degenen echter die vóór mij gouverneur waren, legden het volk zware
lasten op. Zij eisten dagelijks voedsel en wijn en een bedrag aan geld ter waarde van bijna een
halve kilo zilver. Zelfs hun dienaren gedroegen zich als heer en meester over het volk. Maar uit
eerbied voor en gehoorzaamheid aan God heb ik zoiets nooit gedaan. Ik werkte eveneens aan
de herbouw van de stadsmuur zonder er rijker van te worden. Ook van mijn dienaren verlangde
ik dat zij de handen uit de mouwen staken.
Neh. 5:17-19
NEHEMIA'S GULHEID. En dat terwijl ik regelmatig 150 Joodse leiders te eten had, naast alle
bezoekers uit de ons omringende landen! Elke dag waren één rund, zes vette schapen en allerlei
gevogelte nodig voor de maaltijd. Elke tien dagen moest mijn uitgebreide voorraad wijn worden
aangevuld. Toch weigerde ik (al was ik gouverneur) van het volk een bijdrage te vragen, want het
maakte al een moeilijke tijd door. O mijn God, vergeet niet wat ik allemaal voor dit volk heb
gedaan en zegen mij ervoor.
Neh. 6:1-4
MOORDPLAN VAN SANBALLAT. Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem en onze andere vijanden
hoorden dat wij de muur bijna hadden herbouwd en alle bressen waren gesloten (hoewel wij nog
geen deuren in de poorten hadden aangebracht). Zij stuurden mij een boodschap met het
verzoek hen te ontmoeten in één van de dorpen in het dal Ono.
Ik begreep dat zij van plan waren mij te vermoorden. Ik stuurde afgevaardigden terug met het
antwoord: "Ik ben bezig met belangrijk werk! Waarom zou ik het stilleggen om u te bezoeken?"
Tot viermaal toe stuurden zij mij zo'n verzoek en steeds gaf ik hetzelfde antwoord.
Neh. 6:5-9
VERHULDE BEDREIGING. De vijfde keer kwam Sanballats dienaar bij mij met een open brief,
waarin stond:
"Gesem heeft mij verteld dat overal het gerucht de ronde doet dat de Joden van plan zijn in
opstand te komen en dat u dáárom de muur herbouwt. Hij beweert dat u hun koning wil worden.
U zou ook profeten in Jeruzalem hebben aangesteld, die u moeten aanprijzen als de meest
geschikte man voor het koningschap van Juda! U kunt er zeker van zijn dat ik al deze
interessante gegevens aan koning Arthahsasta zal doorspelen! Maar ik stel voor dat u eerst bij
mij komt om de zaak door te praten."
Mijn antwoord luidde: "Wat u schrijft, zijn allemaal leugens! Er is geen woord waar van alles wat
u zegt! U probeert ons bang te maken, zodat we met dit werk zullen stoppen." (O God, geef mij
kracht!)
Neh. 6:10-13
PLAN OM NEHEMIA IN VERLEGENHEID TE BRENGEN. Enige tijd later bezocht ik Semaja, de zoon
van Delaja en een kleinzoon van Mehetabeël. Hij zei dat hij een boodschap van God had
ontvangen. "We moeten ons in de tempel verbergen en de deuren op slot doen", riep hij uit.
"Vannacht zullen ze komen om u te vermoorden!"
Maar ik antwoordde: "Zou iemand als ik vluchten? Ik zou bovendien mijn leven op het spel zetten
door de tempel binnen te gaan, terwijl ik geen priester ben! Nee, dat doe ik niet!" Ik merkte
namelijk duidelijk dat God hem niet had gezonden. Sanballat en Tobia hadden hem omgekocht
om deze profetie over mij uit te spreken. Hij moest mij bang maken en laten zondigen door de
tempel in te vluchten. Dat zou voor hen een aanleiding zijn geweest mij een slechte naam te
bezorgen.
Neh. 6:17-19
INTIMIDERENDE BRIEVEN. Tijdens die 52 dagen gingen heel wat brieven heen en weer tussen
Tobia en de rijke leiders van Juda. Want veel mannen uit Juda hadden hem trouw gezworen,
omdat hij een schoonzoon was van Sechanja, de zoon van Arag en omdat zijn zoon Johanan
was getrouwd met een dochter van Mesullam, de zoon van Berechja. Zij gaven in mijn
aanwezigheid hoog van hem op en briefden alles wat ik had gezegd aan hem over. Tobia stuurde
mij dan ook een hele stapel dreigbrieven om mij bang te maken.
Neh. 6:14
GEBED OVER VIJANDEN. "O God", bad ik. "Vergeet niet de slechte daden van Tobia, Sanballat,
de profetes Noadja en de andere profeten, die probeerden mij angst aan te jagen."
Neh. 6:15 (444 v.C.)
VOLTOOIING VAN STADSMUUR. In de zesde maand was de muur klaar. Het had maar 52 dagen
gekost hem te herstellen.
Neh. 6:16
VIJANDEN GEVEN OP. Onze vijanden en de omringende volken werden bang toen zij dit nieuws
hoorden. Zij voelden zich vernederd en moesten erkennen dat het werk was verricht met de hulp
van onze God.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- oktober
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen