14 mei
Inwijding van de tempel
De tempel en alle benodigdheden zijn nu gereed voor gebruik. Salomo brengt het volk bijeen voor een
plechtige inwijding van de tempel, die gebouwd is om God te dienen en te eren. Salomo herinnert zijn volk aan
de verbondsrelatie die door de tempel wordt voorgesteld en dus ook aan hun verplichting om God trouw te
blijven. In Salomo's inwijdingsgebed vraagt hij God om de gebeden van het volk te verhoren en om hen in
tijden van bijzondere behoeften te zegenen. Wanneer de inwijding begint, wordt de oude tabernakel naar de
tempel gebracht.
1 Kon. 8:1-11, 2 Kron. 5:2-14 (ca. 960 v.C.) - Jeruzalem
TABERNAKEL VERPLAATST. Salomo riep daarna alle leiders van Israël (de stam en
familiehoofden) naar Jeruzalem voor de plechtigheid van het overbrengen van de ark vanuit de
Stad van David (die ook wel Sion werd genoemd) naar zijn nieuwe onderkomen in de tempel.
Dat gebeurde in de zevende maand tijdens de viering van het Loofhuttenfeest.
Onder het toeziend oog van de leiders van Israël tilden de Levieten de ark op en namen ook de
tent mee, samen met de andere heilige voorwerpen. Koning Salomo en het volk offerden zoveel
schapen en ossen voor de ark, dat niemand de tel kon bijhouden.
Daarna droegen de priesters de ark naar de binnenste kamer van de tempel (het Heilige der
Heiligen) en zetten hem neer onder de vleugels van de engelen; hun vleugels strekten zich uit
over de ark en zijn draagstokken. Deze draagstokken waren zo lang dat hun uiteinden vanuit het
vertrek ernaast zichtbaar waren. Vanuit de buitengang waren ze echter niet te zien. De ark staat
daar nu nog steeds. Er lag niets in de ark dan de twee stenen plaquettes, die Mozes er bij de
berg Horeb had ingelegd, toen de HERE een verbond sloot met het volk Israël na het vertrek uit
Egypte.
Nadat alle priesters de reinigingsceremonieën hadden ondergaan, zonder dat werd gelet op de
afdeling waartoe zij behoorden, kwamen ze naar buiten. En wat prezen de Levieten de HERE
toen de priesters uit het Heilige der Heiligen tevoorschijn kwamen! De zangers waren Asaf,
Heman, Jeduthun en al hun zonen en broers. Zij droegen kleding van fijn linnen en stonden aan
de oostkant van het altaar. Het koor werd begeleid door 120 priesters met trompetten, terwijl
anderen cymbalen, citers en harpen bespeelden. Het orkest en het koor prezen en dankten de
HERE eenstemmig; hun lofprijzing werd begeleid door trompetgeschal, het gerinkel van
cymbalen en het luide spel van de andere muzikanten; allen prezen en dankten de HERE.
Steeds weer herhaalden zij de woorden:
"Hij is goed
en Zijn goedheid en liefde duren tot in eeuwigheid."
En op datzelfde moment vulde de glorie van de HERE de tempel in de gestalte van een lichtende
wolk, waardoor de priesters niet konden blijven staan en hun dienst moesten onderbreken.
1 Kon. 8:12-21, 2 Kron. 6:1-11
INWIJDINGSTOESPRAAK. Dit was het gebed dat Salomo bij de plechtigheid uitsprak: "De HERE
heeft gezegd dat Hij in de duisternis zou wonen. Zo heb ik dan een huis voor U gebouwd, een
woonplaats waar U voor altijd kunt verblijven."
Daarna draaide de koning zich om naar de menigte en zegende die met de woorden:
"Gezegend zij de HERE, de God van Israël, Die rechtstreeks tegen mijn vader David sprak en nu
Zijn belofte aan hem is nagekomen. Want Hij zei tegen hem: 'Nooit eerder, al sinds de dag
waarop Ik mijn volk uit Egypte bevrijdde, heb Ik een stad ergens in Israël uitgekozen om mijn
tempel neer te zetten, opdat mijn naam daar zou worden geëerd; en nooit eerder koos Ik een
koning voor mijn volk Israël. Maar nu heb Ik Jeruzalem tot die stad gekozen en David als die
koning.'
Het was de hartewens van mijn vader David deze tempel te bouwen als een woonplaats voor de
HERE, de God van Israël. Maar de HERE zei tegen mijn vader David: 'Het is goed dat dit in uw
hart is, maar u mag dit zelf niet doen. Uw zoon, die uit u zal voortkomen, zal dit huis voor mijn
naam bouwen.'
En nu heeft de HERE gedaan wat Hij beloofde, want Ik ben mijn vader opgevolgd als koning en
ik heb de tempel gebouwd voor de naam van de HERE, de God van Israël en er de ark een
plaats gegeven. En in die ark rust het verbond tussen de HERE en Zijn volk Israël."
1 Kon. 8:22-30, 2 Kron. 6:12-21
INWIJDINGSGEBED. Terwijl hij deze toespraak hield, stond koning Salomo op een verhoging
midden in de buitenste voorhof voor het altaar van de HERE. Die verhoging was van koper, 2,25
meter in het vierkant en 1,35 meter hoog. Terwijl iedereen toekeek, knielde hij, spreidde zijn
armen uit naar de hemel en sprak het volgende gebed uit:
"O HERE, God van Israël, er is geen God als U in de hele hemel of op aarde. U bent de God Die
Uw beloften van goedheid nakomt tegenover hen die U gehoorzamen en die met vreugde Uw wil
doen. U bent Uw belofte aan mijn vader David nagekomen, zoals vandaag blijkt.
En nu, God van Israël, wilt U zorgen dat ook de rest van wat U hem hebt beloofd, werkelijkheid
wordt? U zei immers: 'Uw nakomelingen zullen voor altijd over Israël regeren als zij mijn wetten
net zo nauwgezet gehoorzamen als u hebt gedaan.' Ja, HERE, God van Israël, laat ook dat
werkelijkheid worden.
Maar zal God werkelijk bij de mensen op aarde willen wonen? Maar waarom dan toch? De
hemel, zelfs de allerhoogste hemelen kunnen U niet bevatten; hoe zou die tempel die ik heb
gebouwd, dat dan wel kunnen? Ik bid dat U mijn gebeden zult verhoren, HERE, mijn God. Luister
naar mijn gebed dat ik nu naar U opzend. Zie dag en nacht vriendelijk neer op deze tempel; op
deze plaats waarvan U hebt gezegd dat U Uw naam er zou vestigen. Wilt U altijd de gebeden die
ik naar deze tempel gekeerd naar U opzend, horen en beantwoorden? Luister naar de gebeden
van mij en van Uw volk Israël, als wij naar deze tempel gericht tot U bidden; ja, luister naar ons
vanuit de hemel en als U ons hoort, vergeef ons dan.
1 Kon. 8:31,32, 2 Kron. 6:22,23
GELOFTEN OP ALTAAR. Als iemand een misdaad heeft begaan en voor dit altaar een
zelfvervloeking over zich afroept, luister dan vanuit de hemel. Straf hem als hij werkelijk schuldig
is en spreek hem vrij als hij onschuldig is.
1 Kon. 8:33,34, 2 Kron. 6:24,25
IN VERSLAGENHEID. Als de Israëlieten worden verslagen door hun vijanden omdat zij tegen U
hebben gezondigd en als zij zich daarna tot U wenden, zichzelf Uw volk noemen en naar deze
tempel gericht tot U bidden, luister dan vanuit de hemel naar hen, vergeef hun zonden en geef
hun het land terug, dat U hun voorouders gaf.
1 Kon. 8:35,36, 2 Kron. 6:26,27
IN TIJDEN VAN DROOGTE. Als de hemel is gesloten en het niet regent omdat wij hebben
gezondigd en wij naar deze tempel gericht bidden, U onze God noemen en wij ons bekeren van
onze zonden nadat U ons hebt gestraft, luister dan vanuit de hemel en vergeef de zonden van
Uw volk en leer het de goede weg te gaan. Stuur dan weer regen naar dit land, dat U aan Uw
volk als eigendom hebt gegeven.
1 Kon. 8:37-40, 2 Kron. 6:28-31
TIJDENS PLAGEN EN HONGERSNOOD. Als hongersnood heerst in Uw land of de pest, er
misoogsten zijn of het land te lijden heeft van sprinkhanen of andere insekten, als de vijanden
van Uw volk het land zijn binnengevallen en de steden belegeren of als er andere plagen of
ziektes zijn, luister dan zowel naar het smeekgebed van ieder persoonlijk als naar het bidden van
Uw gehele volk. Luister vanuit de hemel waar U woont; vergeef en geef ieder wat hij verdient,
want U alleen kent de harten van alle mensen. Dan zullen zij voor altijd diepe eerbied voor U
koesteren en de wegen bewandelen die U hun wijst.
1 Kon. 8:41-43, 2 Kron. 6:32,33
VOOR VREEMDELINGEN. Zelfs als vreemdelingen die niet bij Uw volk Israël horen, iets vernemen
over Uw grote naam en vanuit verre landen hierheen komen om Uw grote naam te vereren en in
de richting van deze tempel bidden, luister dan naar hen vanuit de hemel waar U woont en geef
hun wat zij van U vragen. Dan zullen alle volken ter wereld U leren kennen, eren en
gehoorzamen, net zoals Uw volk Israël dat doet; en ook zij zullen dan beseffen dat deze tempel,
die ik heb gebouwd, inderdaad Uw woning is.
1 Kon. 8:44,45, 2 Kron. 6:34,35
IN OORLOGSTIJD. Als de Israëlieten op Uw bevel de strijd aanbinden met hun vijanden en bidden
in de richting van deze stad Jeruzalem, die U hebt uitgekozen en deze tempel die ik voor Uw
naam heb gebouwd, luister dan vanuit de hemel naar hun gebeden en geef hun de overwinning.
1 Kon. 8:46-53, 2 Kron. 6:36-39
IN GEVANGENSCHAP. Als zij tegen U zondigen (en wie doet dat niet?) en U boos op hen wordt en
toelaat dat hun vijanden hen als gevangenen wegleiden naar een ander land, dichtbij of veraf, en
als zij daar beseffen wat zij hebben gedaan en U roepen met de woorden: 'Wij hebben
gezondigd, wij hebben het helemaal verkeerd gedaan'; als zij eerlijk naar U terugkeren en bidden
in de richting van de stad Jeruzalem die U hebt gekozen en in de richting van deze tempel die ik
voor Uw naam heb gebouwd, luister dan naar hun bidden en smeken vanuit de hemel waar U
woont en kom hen te hulp. Vergeef Uw onderdanen al hun slechte daden waarmee zij tegen U
zondigen en laten hun overwinnaars goed voor hen zijn. Want zij zijn Uw volk; Uw erfdeel, dat U
bevrijdde uit de Egyptische oven.
Mogen Uw ogen geopend zijn en Uw oren luisteren naar hun smeekbeden. O HERE, luister naar
hen en geef antwoord als zij tot U roepen. Want, HERE God, toen U onze voorouders uit Egypte
bevrijdde, hebt U door Uw dienaar Mozes gezegd dat U uit alle volken op aarde Israël had
uitgekozen om Uw eigen volk te zijn."
2 Kron. 6:40-42
SLUITING VAN GEBED. Ja, mijn God, houd Uw ogen en oren geopend voor alle gebeden die
vanuit deze plaats tot U worden gericht.
Sta nu op, HERE God, en vestig U in deze rustplaats
waar de ark van Uw kracht al een plaats heeft gevonden.
Laten Uw priesters, HERE, in heil gekleed gaan
en laten Uw vrienden zich verheugen over Uw vriendelijke optreden.
O HERE God, keer Uw gezicht niet af van mij, Uw gezalfde.
Denk toch aan Uw liefde voor David en de goedheid waarmee U hem hebt behandeld."
1 Kon. 8:54-61
SALOMO'S INZEGENING. Salomo zat geknield met zijn handen uitgestrekt naar de hemel. Na zijn
gebed stond hij op uit zijn geknielde houding voor het altaar van de HERE en sprak luid de
volgende zegen uit over het volk van Israël:
"Gezegend zij de HERE, Die Zijn belofte heeft gehouden en Zijn volk Israël rust heeft gegeven;
elk woord van Zijn wonderbaarlijke beloften die Zijn dienaar Mozes afkondigde, is waarheid
geworden. Moge de HERE, onze God, met ons zijn zoals Hij met onze voorouders was; moge Hij
ons nooit verlaten. Moge Hij ons het verlangen geven in alles Zijn wil te doen en alle geboden en
aanwijzingen te gehoorzamen, die Hij onze voorouders heeft gegeven. En mogen deze woorden
van mijn gebed de HERE dag en nacht voor ogen staan, zodat Hij mij en heel Israël helpt en
geeft wat wij dagelijks nodig hebben. Mogen de volken over de hele aarde weten dat de HERE
God is en dat geen enkele andere God bestaat. O mijn volk, leid een goed en oprecht leven voor
de HERE, onze God; gehoorzaam altijd Zijn wetten en geboden, net zoals u momenteel doet."
2 Kron. 7:1-3
HEERLIJKHEID VULT TEMPEL. Nadat Salomo zijn gebed had beëindigd, flitste vuur vanuit de
hemel naar beneden dat de offers verteerde. En de Heerlijkheid van de HERE vulde de tempel,
zodat de priesters niet naar binnen konden. Alle mensen hadden het zien gebeuren en knielden
met gebogen hoofd om de HERE te aanbidden en te danken. Zij riepen uit:
"Hij is goed
en Zijn goedheid en liefde duren tot in eeuwigheid!"
1 Kon. 8:62-66, 2 Kron. 7:4-1
OFFERANDE EN FEEST. Daarna wijdden de koning en zijn onderdanen de tempel in door
brandoffers aan de HERE te offeren. Koning Salomo's bijdrage daaraan bedroeg 22.000 ossen
en 120.000 schapen. De priesters stonden op hun normale posten en de Levieten speelden een
lied om de HERE te danken voor Zijn eeuwigdurende goedheid. Daarvoor gebruikten zij de
muziekinstrumenten die koning David zelf had gemaakt en had gebruikt om de HERE te loven.
Toen de priesters op de trompetten bliezen, bleef iedereen staan.
Salomo heiligde de binnenhof van de tempel, zodat deze die dag kon worden gebruikt als
offerplaats, want het koperen altaar kon de vele offers niet verwerken. De zeven dagen die
volgden, werden gebruikt voor de viering van het feest. Vanuit heel Israël kwamen grote groepen
mensen en onder hen waren er zelfs uit Hamath, in de ene hoek van het land, en uit de buurt van
de Nijl, in de andere hoek van het land.
Zeven dagen lang werd dit feest van de inwijding van de tempel gevierd. Op de achtste dag werd
tot besluit een plechtige bijeenkomst gehouden. Op de drieëntwintigste dag van de zevende
maand stuurde Salomo de mensen terug naar huis. Iedereen was blij en opgewekt, omdat de
HERE zo goed was geweest voor David, Salomo en Zijn volk Israël.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- mei
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen