Thuis >> 27 augustus
27 augustus
Jeremia ontsnapt aan de dood
Na zijn huisarrest in het koninklijke paleis is Jeremia kennelijk een tijdje vrijgelaten, waarna hij weer gevangen
wordt gezet; eerst in een kerker en vervolgens in een droogstaande put, voordat hij uitgerekend door Zedekia
gered wordt. Het lijkt erop dat Zedekia God en zijn profeet toch echt vreest. Dit wordt in zekere mate bevestigd
wanneer hij Jeremia in het geheim benadert om te vernemen wat Gods plannen zijn. Helaas zal Zedekia Gods
woorden nooit aanvaarden.
Enigszins toevallig wordt onthuld dat Nebukadnezar, vóór het einde van het beleg van Jeruzalem, zijn troepen
tijdelijk terugtrekt om het Egyptische leger terug te drijven naar de Egyptische grens. Egypte had gehoopt Juda
te kunnen helpen om zo deze bufferstaat tussen Babylonië en het eigen territorium te behouden. Maar
Babylonië zegeviert en keert terug om af te rekenen met Jeruzalem.
Hier volgen de gebeurtenissen die vertellen waarom Jeremia weer wordt opgesloten en hoe hij ternauwernood
aan de dood ontsnapt. Deze dingen vinden duidelijk vlak voor de val van Jeruzalem plaats, omdat de
hongersnood is begonnen en brood schaars is.
Jer. 37:3-5
ZEDEKIA OP ZOEK NAAR TOEKOMST. Niettemin stuurde koning Zedekia Juchal, de zoon van
Selemja, en de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, naar Jeremia toe om hem te vragen: "Bid
toch voor ons tot de HERE, onze God."
Jeremia zat op dat moment nog niet gevangen en kon dus gaan en staan waar hij wilde. Toen
het leger van Farao Hofra van Egypte bij de zuidelijke grens van Juda aankwam om de
belegerde stad Jeruzalem te ontzetten, trokken de Babyloniërs weg van Jeruzalem om de
Egyptenaren aan te vallen.
Jer. 37:6-10
BABYLONIERS ZULLEN TERUGKEREN. De HERE stuurde daarop Jeremia de volgende
boodschap: "De HERE, de God van Israël, zegt: Vertel de koning van Juda, die u naar Mij
toestuurde om te vragen wat er gaat gebeuren, dat het leger van Farao, ondanks het feit dat het
kwam om u te helpen, op het punt staat naar Egypte terug te keren! De Babyloniërs zullen
daarna terugkomen en Jeruzalem innemen en platbranden.
Misleid uzelf niet door te denken dat de Babyloniërs niet zullen terugkomen. Ze komen zeker
terug! Ook al zou u het hele Babylonische leger vernietigen, zodat slechts een handvol
gewonden, liggend in hun tenten zou overblijven, dan zouden zij nog naar buiten komen
wankelen en de stad in brand zetten!"
Jer. 37:11-16a
JEREMIA OPGESLOTEN. Toen het Babylonische leger het beleg van Jeruzalem opgaf omdat
Farao's leger in aantocht was, maakte Jeremia zich klaar om de stad te verlaten. Hij wilde het
stuk land dat hij in het land van Benjamin had gekocht, in ontvangst gaan nemen. Maar toen hij
door de Benjaminpoort liep, arresteerde een leider van de stadswacht hem als deserteur. Men
verdacht hem ervan dat hij naar de Babyloniërs wilde overlopen. De wachter die hem
arresteerde, heette Jeria en was de zoon van Selemja en kleinzoon van Hananja.
Hoe Jeremia ook tegensputterde en zei dat hij helemaal niet wilde overlopen, de wachter
luisterde niet naar hem en nam hem mee naar de leiders van de stad. Deze waren woedend op
Jeremia, sloegen hem en zetten hem gevangen onder het huis van de secretaris Jonathan, in
een ruimte die tot gevangenis was omgebouwd.
Jer. 37:16b-17
ZEDEKIA OPNIEUW GEWAARSCHUWD. Jeremia had daar een flinke tijd gezeten, toen koning
Zedekia hem in het geheim naar het paleis liet brengen. De koning vroeg hem of hij kortgeleden
nog een boodschap van de HERE had gekregen.
"Ja", zei Jeremia, "die heb ik gekregen! U zult worden verslagen door de koning van Babel!"
Jer. 37:18-21
BEPERKTE VRIJHEID. Daarna bracht Jeremia zijn gevangenneming ter sprake. "Wat heb ik
gedaan dat ik zo word behandeld?" vroeg hij de koning. "Zeg mij wat ik u, uw functionarissen of
het volk heb misdaan? Waar zijn die profeten nu, die u vertelden dat de koning van Babel niet
zou komen? Luister toch, majesteit: Ik smeek u, stuur mij niet terug naar die kerker, dat zou mijn
dood zijn."
Toen beval koning Zedekia dat Jeremia niet meer in de kerker, maar in de gevangenis van het
paleis moest worden ondergebracht. Verder kreeg hij elke dag een stuk vers brood, zolang dat
nog voorradig was in de stad. Zo verbleef Jeremia als gevangene in het paleis.
Jer. 38:1-4
SAMENZWERING VAN FUNCTIONARISSEN. Maar toen Sefatja, de zoon van Mattan; Gedalja, de
zoon van Pashur; Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon van Malkia, hoorden wat
Jeremia de mensen had verteld; dat iedereen die in Jeruzalem bleef, zou sterven door het
zwaard, de honger of door ziekten, maar dat zij die zich aan de Babyloniërs overgaven, zouden
blijven leven en dat de stad Jeruzalem zeker door de koning van Babel zou worden ingenomen,
gingen zij naar de koning en zeiden: "Majesteit, deze man moet sterven. Dergelijke taal
ondermijnt het moreel van de weinige soldaten die we nog hebben en van alle inwoners. Hij is
niet op vrede uit, maar op de ondergang van ons volk."'
Jer. 38:5,6
JEREMIA IN PUT GESTOPT. Koning Zedekia ging daarmee akkoord. "Goed", zei hij, "doe met hem
wat u wilt; ik kan u niet tegenhouden."
Zij haalden Jeremia uit zijn cel en lieten hem aan touwen in een put op de binnenplaats van de
gevangenis zakken. De put was bezit van Malkia, een zoon van de koning. Er stond geen water
in, maar de bodem was bedekt met een dikke laag modder, waarin Jeremia wegzakte.
Jer. 38:7-13
JEREMIA GERED. Toen de Ethiopiër Ebed-Melech, een belangrijke hoffunctionaris, hoorde dat
Jeremia in de put zat, haastte hij zich naar de Benjaminpoort waar de koning op dat moment
was. "Majesteit", zei hij, "deze mannen hebben iets afschuwelijks gedaan; ze hebben Jeremia in
de put laten zakken. Hij zal daar vast en zeker sterven van de honger wanneer al het brood in de
stad op is."
Toen beval de koning Ebed-Melech met hulp van dertig mannen Jeremia uit de put te trekken,
voordat hij zou sterven.
Ebed-Melech haalde de mannen bij elkaar en ging naar een opslagplaats in het paleis waar
afgedankte kleding lag. Hij pakte daar wat vodden en oude kleren, nam die mee naar de put en
liet ze aan een touw naar Jeremia zakken. Hij riep naar beneden: "Doe die stukken stof onder uw
oksels, anders verwonden de touwen u." Toen Jeremia dat had gedaan, trokken zij hem uit de
put en brachten hem terug naar de paleisgevangenis.
Jer. 38:14-16
ZEDEKIA RAADPLEEGT JEREMIA IN GEHEIM. Op een dag liet koning Zedekia Jeremia halen om
hem bij de zij-ingang van de tempel te ontmoeten. "Ik wil u iets vragen", zei de koning, "en
probeer niet de waarheid voor mij te verbergen."
Jeremia antwoordde: "Als ik u de waarheid vertel, zult u mij doden. En u zult toch niet naar me
luisteren." Daarom zwoer koning Zedekia bij de Almachtige God, zijn schepper, dat hij Jeremia
niet zou doden of in handen geven van de mannen die het op zijn leven hadden voorzien.
Jer. 38:17,18
ZEDEKIA'S OPTIES. Toen zei Jeremia tegen Zedekia: "De HERE, de God van de hemelse legers,
de God van Israël, zegt: Als u zich aan de koning van Babel overgeeft, zullen u en uw familie in
leven blijven en zal de stad niet worden verbrand. Maar als u weigert u over te geven, zal deze
stad door het Babylonische leger in lichterlaaie worden gezet en u zult niet ontsnappen."
Jer. 38:19-23
ZEDEKIA VREEST OVERGAVE. "Maar ik ben bang om mij over te geven", zei de koning, "want de
Babyloniërs zullen mij overdragen aan de Joden die zijn overgelopen en wie weet wat die met mij
zullen doen?"
Jeremia antwoordde: "U zult niet in hun handen vallen, als u alleen maar de HERE gehoorzaamt;
uw leven zal worden gespaard en het zal allemaal goed aflopen voor u. Maar als u weigert u over
te geven, zegt de HERE, zullen alle vrouwen die in uw paleis zijn, naar buiten worden gebracht
en aan de Babylonische officieren worden gegeven. En die vrouwen zullen zich dan tegenover u
bitter beklagen.
'Fijne vrienden hebt u',
zullen zij zeggen,
'uw eigen vertrouwelingen hebben u bedrogen
en aan uw lot overgelaten!'
Al uw vrouwen en kinderen zullen naar de Babyloniërs worden gebracht en u zult niet kunnen
ontsnappen. De koning van Babel zal u gevangen nemen en de stad verbranden."
Jer. 38:24-27
GESPREK GEHEIMGEHOUDEN. Toen zei Zedekia tegen Jeremia: "Laat niemand horen dat u dit
aan mij hebt verteld, want dat zou uw dood betekenen! En als mijn dienaren horen dat u met mij
hebt gesproken en zij u met de dood bedreigen als u niet vertelt waarover het ging, zeg dan
maar dat u mij hebt gesmeekt u niet terug te sturen naar de kerker in Jonathans huis, omdat dat
uw dood zou betekenen."
Inderdaad kwamen de leiders van de stad later bij Jeremia en vroegen hem waarom de koning
hem had ontboden. Hij vertelde hun wat de koning hem had aangeraden en zij vertrokken zonder
de waarheid te hebben ontdekt, want niemand had het gesprek afgeluisterd.
Jer. 38:28
HUISARREST VERLENGD. Jeremia bleef in de gevangenis tot Jeruzalem door de Babyloniërs
werd ingenomen.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- augustus
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen