25 juli
Jeremia de wenende profeet
Hoe wordt iemand een profeet van God? Meestal gebeurt dit door middel van training, maar voor een aantal
van Gods meest uitmuntende dienaren is dit niet het geval. Van Samuël via Elisa tot Amos en andere profeten
is het patroon altijd hetzelfde: God roept Zijn profeten rechtstreeks tot hun bijzondere bediening. Het is dan ook
niet verrassend dat sommige van deze bijzondere profeten de verantwoordelijkheden van dit morele
leiderschap schoorvoetend op zich nemen, omdat dit slechts zelden gewaardeerd wordt en vaak zelfs tot
vervolging leidt.
Een voorbeeld van de manier waarop God Zijn profeten roept, en hoe zij soms enorm aarzelend reageren, is te
zien in de roeping van Jeremia in 625 voor Christus. Eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat Jeremia
wellicht goede redenen had om te weifelen: wanneer hij geroepen wordt, is hij nog steeds een jongeling, al
weten we zijn exacte leeftijd niet. En als hij precies had geweten met hoeveel weerstand, vervolging en
persoonlijke afwijzing hij in de volgende vijftig jaar te maken zou krijgen, dan zou hij waarschijnlijk net als Jona
geprobeerd hebben zich aan zijn roeping te onttrekken. Maar God doet in twee visioenen een beroep op
Jeremia. In het eerste visioen ziet hij de tak van een amandelboom waarmee God, met een woordspeling,
uitlegt hoe Hij de uitvoering van Zijn doeleinden op aarde “bekijkt” (het Hebreeuwse woord voor “bekijken” klinkt
als het Hebreeuwse woord voor amandelboom). Het tweede visioen draait om een kookpot, een oosters
symbool voor een verhitte oorlogsstrijd. Via dat symbool openbaart God aan Jeremia de vernietiging die uit het
noorden zal komen – dat wil zeggen, de invasie door Babylon. God vertelt Jeremia dat zijn missie enerzijds zal
bestaan uit terechtwijzing en veroordeling en anderzijds uit bemoediging. Tenslotte belooft God dat Hij hem in
al zijn persoonlijke beproevingen bij zal staan.
Misschien zijn de vervolgingen die Jeremia zal ervaren wel het gevolg van de tijd waarin hij profeteert.
Wanneer Jeremia zijn bediening begint en waarschuwt voor het dreigende nationale gevaar, geniet Juda heel
voldaan van een ongebruikelijke periode van rust en er zal spoedig weer een korte periode van geestelijke
opleving plaatsvinden. Terwijl Jeremia de val van Jeruzalem voorspelt, is de populaire boodschap van de
priesters en de valse profeten: “Vrede, vrede”. Natuurlijk geloven de mensen liever de optimistische boodschap
en dus keren zij zich tegen de doemprofeet. Maar zij realiseren zich niet dat het politieke klimaat snel aan het
veranderen is. Al in het jaar waarin Jeremia wordt geroepen, zal Nabopolassar tegen Assyrië in opstand komen
en het Neo-Babylonische Rijk stichten. Nog geen vijftien jaar later zal Ninevé door de Medo-Perzische alliantie
ten val worden gebracht en zeven jaar later zullen Assyrië, Babylonië en Egypte bij Karkemis de strijd met
elkaar aanbinden. Nebukadnezar van Babylon zal hieruit als winnaar te voorschijn komen. Juda bevindt zich
tijdens deze gebeurtenissen continu in gevaar en Jeremia's ondankbare karwei is om de boodschap van
oordeel en nationale kwetsbaarheid over te dragen aan mensen die dat niet willen horen. Wat een
ontzagwekkende verantwoordelijkheid voor deze jonge man uit het kleine dorpje Anathoth, slechts enkele
kilometers ten noordoosten van Jeruzalem! Hoe verbazingwekkend moet het voor hem zijn om te vernemen
dat hij al vóór zijn geboorte was uitgekozen voor deze bijzondere missie!
Jer. 1:1-3
VOORWOORD. Dit zijn de boodschappen van God aan Jeremia, de zoon van de priester Hilkia,
uit Anathoth in het land van Benjamin. Deze woorden van de HERE kreeg Jeremia in het
dertiende regeringsjaar van koning Josia van Juda. Verdere boodschappen kreeg hij tijdens de
regering van Josia's zoon, koning Jojakim van Juda, en op verscheidene andere momenten tot
de vijfde maand van het elfde regeringsjaar van Josia's zoon Zedekia, eveneens koning van
Juda. In die maand viel de stad Jeruzalem en werden de Joden als slaven weggevoerd.
Jer. 1:4,5
JEREMIA'S ROEPING. De HERE zei tegen mij:
"Ik kende u al voordat Ik u vormde in uw moeders buik;
nog voordat u werd geboren, heb Ik u al bestemd
als mijn profeet voor de volken op aarde."
Jer. 1:6-8
JEREMIA AARZELT. "Och Oppermachtige HERE", zei ik, "maar dat kan ik niet! Ik ben nog veel te
jong!"
"Zeg dat niet", antwoordde Hij, "want u zult gaan waar Ik u stuur en zeggen wat Ik u opdraag.
Wees niet bang voor de mensen, want Ik zal bij u zijn en u beschermen."
Jer. 1:9-12
VISIOEN VAN AMANDELBOOM. Toen raakte Hij mijn mond aan en zei: "Kijk, Ik heb mijn woorden in
uw mond gelegd! Vandaag begint uw werk: Het waarschuwen van de volken en koninkrijken van
deze wereld. In overeenstemming met mijn woorden, die u doorgeeft, zal Ik enkelen
omverwerpen en verwoesten. In hun plaats zal Ik anderen opbouwen en goed verzorgen, zodat
zij groot en machtig worden."
Toen zei de HERE tegen mij: "Jeremia! Wat ziet u daar?"
Ik antwoordde: "Ik zie de tak van een amandelboom."
En de HERE antwoordde: "Dat is juist. Ik waak over mijn woord en zal mijn dreigementen zeker
uitvoeren."
Jer. 1:13-16
VISIOEN VAN KOOKPOT. Toen vroeg de HERE mij: "Wat ziet u nu?"
Ik antwoordde: "Ik zie een pot kokend water, die zich in zuidelijke richting beweegt en boven
Juda overkookt."
"Dat klopt", zei Hij, "want onheil uit het noorden zal alle inwoners van dit land overstromen.
Ik roep de volken uit het noorden naar Jeruzalem,
waar zij hun tronen voor de poorten
en tegen de stadsmuren moeten neerzetten
en tegen alle andere steden van Juda moeten optrekken.
Op die manier zal Ik mijn volk straffen,
omdat het Mij de rug toekeert,
afgoden aanbidt
en zich neerbuigt voor zelfgemaakte beelden!
Jer. 1:17-19
KRACHT VOOR BEDIENING. Sta op, kleed u aan en ga op weg! Vertel hun wat Ik u opdraag. Wees
niet bang voor hen, anders zal Ik u in hun bijzijn bang maken. Want Ik maak u onaantastbaar
voor hun aanvallen. Zij kunnen u geen kwaad doen. U bent zo sterk als een versterkte stad, die
niet kan worden ingenomen; als een ijzeren pilaar en een koperen muur. Alle koningen van Juda,
hun officieren, hun priesters en hun volk kunnen u niet overwinnen. Zij zullen het wel proberen,
maar het zal niet lukken. Want Ik zal bij u zijn", zegt de HERE, "en u beschermen."
Jeremia berispt een afvallig volk
Het duurt niet lang voordat Jeremia de kern van zijn boodschap bekendmaakt. Jeremia schetst Israël als een
overspelige bruid en openbaart Gods oordeel over het volk vanwege hun hang naar andere goden en roept de
mensen op om tot inkeer te komen.
Jer. 2:1-3
ISRAEL EEN LIEFDEVOLLE BRUID. De HERE sprak opnieuw tegen mij en zei: "Zeg tegen de
mensen van Jeruzalem: De HERE zegt:
Ik herinner Mij dat u lang geleden als een jonge bruid
uw best deed Mij een genoegen te doen.
U hield van Mij en
volgde Mij zelfs dwars door onherbergzame woestijnen.
In die tijd was Israël een heilig volk,
het eerste van mijn kinderen.
Allen die het iets aandeden, werden zwaar schuldig geacht
en er kwam groot onheil over ieder die maar een vinger naar hem uitstak.
Jer. 2:4-9
GEEN REDEN VOOR ONTROUW.
Och Israël,
zegt de HERE,
waarom keerden uw voorouders Mij de rug toe?
Welk onrecht vonden zij in Mij,
dat zij zich van Mij afkeerden
en veranderden in nietsnutten,
die afgodsbeelden aanbaden?
Zij negeerden het feit dat Ik, de HERE,
hen veilig uit Egypte haalde
en hen door de barre wildernis leidde,
een land van rotsen en woestijnen,
van droogte en dood,
waar niemand woont of zelfs maar doorheen reist.
Ik bracht hen in een vruchtbaar land
om daarvan de vruchten en goede opbrengsten te eten,
maar zij maakten er een zondig en verdorven land van
en veranderden mijn erfenis in iets gruwelijks.
Zelfs hun priesters gaven niets om de HERE
en ook hun rechters negeerden Mij.
Hun leiders keerden zich tegen Mij
en hun profeten vereerden Baäl
en dienden nietswaardige afgoden.
Maar u bent nog niet met Mij klaar;
Ik zal u blijven achtervolgen en aandringen op uw terugkeer naar Mij;
ja, zelfs later bij uw kleinkinderen!
Jer. 2:10-12
HEIDENEN TONEN GROTERE TROUW.
Kijk om u heen of enig ander volk zijn oude goden inruilde voor nieuwe;
zelfs al zijn dat geen echte goden.
Stuur mensen naar Cyprus in het westen
en naar Kedar in het oosten.
Vraag daar maar of men wel eens zoiets heeft gehoord.
En toch heeft mijn volk zijn machtige God opgegeven
voor een stelletje stomme afgoden!
De hemel is geschokt door zo'n daad
en huivert van afschuw.
Jer. 2:13-19
LEVEND WATER VERLATEN.
Want mijn volk heeft zich schuldig gemaakt aan twee zonden:
het heeft Mij, de bron van levend water, verlaten
en maakte voor zichzelf gebroken bakken,
die geen druppel water kunnen vasthouden!
Waarom is Israël een slavenvolk geworden?
Waarom is het gevangen genomen
en naar een ver land weggevoerd?
Ik zie grote legers onder machtig geschreeuw naar Israël marcheren
om het te verwoesten
en haar steden in brandende puinhopen te veranderen.
Ik zie de legers van Egypte op mars gaan
vanuit hun steden Memphis en Tachpanhes,
om Israël van haar glorie en kracht te beroven.
En u hebt dit aan uzelf te wijten
door uw opstand tegen de HERE, uw God,
toen Hij u wilde leiden en de weg wilde wijzen!
Wat hebt u bereikt met uw verdragen
met Egypte en Assyrië?
Uw eigen slechtheid zal u straffen.
U zult leren hoe slecht en bitter het is ontrouw te worden aan de HERE, uw God;
Hem zonder enige schroom te verlaten!
zegt de HERE, de God van de hemelse legers.
Jer. 2:20-22
EEN VERDORVEN WIJNRANK.
Lang geleden schudde u mijn juk af
en verbrak u de banden die u met Mij verbonden.
U kwam openlijk in opstand en weigerde Mij te gehoorzamen.
Op elke heuvel en onder elke boom
hebt u diep gebogen voor uw afgoden.
U bent niet beter dan een hoer.
Hoe kon dit zover komen? Want toen Ik u plantte,
heb Ik het zaad zorgvuldig uitgezocht, het allerbeste.
Hoe bent u zo'n diepgezonken ras
van opstandige mensen geworden?
Geen zeep of loog kunnen u nog reinigen.
U bent zo vuil door uw zonden, dat u nooit meer schoon kunt worden.
Ik blijf het altijd zien,
zegt de Oppermachtige HERE.
Jer. 2:23-25
BEGEERTE NAAR ANDERE GODEN.
U ontkent dat u afgoden hebt aanbeden!
Hoe kunt u zoiets zeggen?
Ga maar eens kijken in de dalen!
Laat de vreselijke zonden die u hebt gedaan, maar eens goed op u inwerken.
U lijkt op een rusteloze vrouwtjeskameel!
U bent als een wilde ezelin,
die in de paartijd de wind diep insnuift.
Wie zal haar paringsdrift tegenhouden?
Degene, die u wil hebben, hoeft niet te zoeken,
want u komt vanzelf naar hem toerennen!
Kom toch terug van dat vermoeiende rennen achter andere goden aan.
Maar u zegt: "Verspil Uw adem maar niet.
Ik houd van deze vreemde goden
en ik kan het gewoon niet laten hen achterna te lopen."
Jer. 2:26-29
AFGODEN ZIJN MACHTELOOS.
De enige schande waarvoor Israël nog bang is,
is te worden betrapt als een dief.
Koningen, ambtenaren,
priesters en profeten;
voor allen geldt hetzelfde.
Zij noemen een bewerkt stuk hout hun vader
en hun moeder is een bewerkt stuk steen.
Ze hebben Mij de rug toegekeerd,
maar als zij in moeilijkheden komen,
roepen zij Mij opeens te hulp!
Waarom roept u dan ook niet naar die goden die u hebt gemaakt?
Als het gevaarlijk wordt,
laten zij u dan redden als zij kunnen!
Want, Juda, u hebt net zoveel goden
als er steden bij u zijn.
Kom niet bij Mij aan;
u bent allemaal opstandelingen,
zegt de HERE.
Jer. 2:30-32
GOD VERGEET ISRAEL NIET.
Ik heb uw volk gestraft, maar het hielp niets;
het wil nog steeds niet gehoorzamen.
En uzelf hebt mijn profeten gedood,
zoals een leeuw zijn prooi verscheurt.
O mijn volk, luister naar de woorden van God:
Ben Ik onrechtvaardig tegen Israël geweest?
Ben Ik een onherbergzaam oord en een land van duisternis voor haar geweest?
Waarom zegt mijn volk dan: "Eindelijk zijn we van God bevrijd;
we willen nooit meer iets met Hem te maken hebben!"
Waarom verbreekt u zo alle relaties met uw God?
Vergeet een meisje soms haar sieraden?
En zal een bruid haar bruidsjurk willen verstoppen?
Maar mijn volk heeft Mij allang vergeten;
het kostbaarste van al zijn schatten.
Jer. 2:33-35
ZONDEN WORDEN ONTKEND.
Wat doet u toch een moeite uw geliefden voor u te winnen!
Een prostituée zou nog heel wat van u kunnen leren!
Uw kleren zijn besmeurd
met het bloed van onschuldigen en armen.
Schaamteloos hebt u hen vermoord, zonder enige reden.
En toch zegt u: "Ik heb niets gedaan.
Ik weet zeker dat God niet toornig is!"
Maar Ik zal u streng straffen,
omdat u zegt: "Ik heb niet gezondigd!"
Jer. 2:36,37
BONDGENOTEN ZULLEN TELEURSTELLEN.
U vlindert dan hier dan daar,
van de ene bondgenoot naar de andere om steun te vinden;
uw nieuwe vrienden in Egypte zullen u in de steek laten,
net zoals Assyrië heeft gedaan.
U zult in vertwijfeling worden achtergelaten
en uw handen voor uw gezicht slaan,
want de HERE heeft degenen op wie u vertrouwt, verworpen.
U kunt van hen geen hulp ontvangen."
Jer. 3:1-5
ISRAELS PROSTITUTIE. De HERE zei tegen mij:
"Als een man zijn vrouw verstoot
en zij gaat bij hem weg en trouwt met een andere man,
kan hij dan nog wel bij haar terugkeren?
Als zoiets veel zou voorkomen, zou het hele land ontheiligd worden.
Maar u leeft als een prostituée en houdt er allerlei minnaars op na.
Heeft het dan nog zin om te denken dat u ooit weer naar Mij terugkeert?
zegt de HERE.
Is er één plaats in dit land waar u zich niet hebt laten misbruiken door overspel?
U zit als een prostituée langs de kant van de weg op een klant te wachten!
U zit alleen als een bedoeïen in de woestijn.
U hebt het land verontreinigd
met uw prostitutie en andere goddeloze daden.
Daarom bleven de lenteregens uit.
Want u bent een prostituée en net zo brutaal.
En toch zegt u tegen Mij:
'Och vader, U bent altijd mijn vriend geweest.
U kunt toch niet toornig blijven om zoiets onbelangrijks!
Dat zult U toch wel vergeten?'
Zo praat u,
maar u gaat ondertussen gewoon door met zoveel mogelijk kwaad te doen."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juli
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen