28 juli
Jer. 7:1-11
GEVEINSDE GODSDIENST VEROORDEELD. Opnieuw sprak de HERE tegen Jeremia: "Ga naar de
ingang van de tempel en zeg tegen het volk:
Mensen van Juda, luister naar wat God zegt. Luister, allen die hier de HERE aanbidden. De
HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: Zelfs nu ben Ik nog bereid u in uw land te
laten blijven, als u uw slechte wegen verlaat en breekt met uw slechte praktijken. Laat u niet
misleiden door bedriegers, die zeggen dat God Jeruzalem niet zal laten verwoesten, omdat hier
de tempel van de HERE staat. Alleen onder deze voorwaarden mag u blijven: U moet een halt
toeroepen aan uw slechte gedachten en daden, u moet rechtvaardig zijn tegenover elkaar en u
moet wezen, weduwen en vreemdelingen niet langer uitbuiten. Houd op met moorden. En houd
op met het aanbidden van afgoden, zoals u nu tot uw eigen schade doet. Alleen dan zal Ik u
laten wonen in dit land, dat Ik als een eeuwig bezit aan uw voorouders gaf. Bedrieg uzelf toch
niet met leugenachtige overwegingen.
Denkt u werkelijk dat u kunt stelen, moorden, overspel kunt plegen, liegen en Baäl en al die
andere nieuwe onbekende goden vereren, en dan voor Mij in mijn tempel kunt komen staan en
jubelen: "Wij zijn verlost!", om dan gelijk weer door te gaan met al deze gruwelijke daden? Is mijn
tempel een rovershol in uw ogen? Want Ik zie al het kwaad dat in die tempel gebeurt.
Jer. 7:12-15
TEMPEL ZAL VERWOEST WORDEN. Ga naar Silo, de stad waar Ik eerst mijn naam gevestigd had
en kijk maar eens wat Ik haar aandeed vanwege de goddeloosheid van mijn volk Israël. En nu,
zegt de HERE, zal Ik hier hetzelfde doen wegens al uw zonden. Keer op keer heb Ik er met u
over gesproken, maar u weigerde te luisteren en te antwoorden. Ja, Ik zal deze tempel
verwoesten, zoals Ik in Silo deed; deze tempel, die naar Mij is genoemd en waarin u een groot
vertrouwen hebt, deze plaats die Ik u en uw vaders heb gegeven. Ik zal u in ballingschap sturen
en u verstoten uit mijn nabijheid, net zoals Ik deed met uw broeders, het volk Israël.
Jer. 7:16-20
AFGODERIJ IS RAMPZALIG. Bid daarom niet langer voor deze mensen, Jeremia. Huil, bid en
smeek niet dat Ik hen zou moeten helpen, want Ik zal niet luisteren. Ziet u niet wat zij doen in de
steden van Juda en in de straten van Jeruzalem? Het is toch geen wonder dat Ik zo boos ben?
Kijk hoe de kinderen hout sprokkelen en de vaders vuur maken en hoe de vrouwen deeg kneden
voor de koeken, die zij aan de 'koningin van de hemel' en aan andere afgoden offeren! Doe Ik
hun pijn? vraagt de HERE. Zij doen zichzelf het meeste pijn, tot hun eigen schande.
Daarom zegt de Oppermachtige HERE: Ik zal mijn toorn, ja, mijn woede over deze plaats
uitgieten; mensen, dieren, bomen en planten zullen worden verteerd door het onuitblusbare vuur.
Jer. 7:21-26
ISRAEL ALTIJD KOPPIG. De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: Weg met uw
offers en geschenken; eet het zelf maar op! Het waren geen offers en geschenken, die Ik van uw
voorouders wilde, toen Ik hen uit Egypte leidde. Dat was niet de inhoud van mijn gebod. Maar
wat Ik hun zei, was dit: Gehoorzaam Mij, dan zal Ik uw God zijn en u zult mijn volk zijn; doe wat
Ik zeg en het zal u goed gaan! Maar zij wilden niet luisteren; zij gingen door met te doen wat zij
zelf wilden. Zij volgden hun eigen koppige en slechte gedachten. Zij gingen achteruit in plaats
van vooruit. Sinds de dag dat uw voorouders Egypte verlieten, heb Ik u mijn knechten, de
profeten gestuurd, elke dag weer. Maar zij wilden niet naar hen luisteren en gaven niet de
geringste aandacht aan de boodschap. Zij zijn koppig en opstandig; hun zonden zijn nog erger
dan die van hun voorouders.
Jer. 7:27-29
JEREMIA ZAL AFGEWEZEN WORDEN. Vertel hun alles wat Ik hun zal aandoen, maar verwacht niet
dat zij luisteren. Schreeuw uw waarschuwingen uit, maar denk niet dat zij erop reageren. Zeg
tegen hen: Dit is het volk dat weigert te gehoorzamen aan de HERE, zijn God, en weigert zich te
veranderen. Het gaat door met een leugenachtig leven te leiden. De waarheid kent het niet meer.
O mijn volk, scheer uw hoofd uit schande en huil eenzaam op de bergen; want de HERE heeft dit
volk door Zijn toorn verworpen en in de steek gelaten.
Jer. 7:30-34
HET MOORDDAL. Het volk van Juda heeft voor mijn ogen gezondigd, zegt de HERE. Het heeft
zijn afschuwelijke afgoden in mijn eigen tempel neergezet en hem zo verontreinigd. In het dal
Ben-Hinnom is het altaar Tofeth gebouwd en daarop verbranden zij hun kinderen als offers aan
hun goden; een daad die zo vreselijk is, dat Ik er nooit aan heb gedacht, laat staan dat Ik gebood
dat dat moest gebeuren. Er komt een tijd, zegt de HERE, dat dat dal niet langer Tofeth of BenHinnom
wordt genoemd, maar Moorddal. Er zullen zoveel slachtoffers te begraven zijn, dat er
niet genoeg plaats is voor alle graven en zij zullen de lijken in het dal gooien. De lijken van mijn
volk zullen voedsel zijn voor de vogels en de wilde dieren en er zal niemand zijn, die ze
wegjaagt. Ik zal een einde maken aan het vrolijke gezang en gelach in de straten van Jeruzalem
en in de steden van Juda en aan de blijde stemmen van bruid en bruidegom. Het land zal er dan
verlaten en verwoest bij liggen.
Jer. 8:1-3
BEENDEREN ZULLEN WORDEN BLOOTGELEGD. Dan, zegt de HERE, zal de vijand de graven van
de koningen van Juda, van de bestuurders en priesters en van de profeten en het volk van
Jeruzalem openbreken. Hun beenderen zullen zij uitgraven en over de grond verspreiden voor
de zon, de maan en de sterren (de goden van mijn volk!) van wie zij hielden en die zij om raad
vroegen en vereerden. Hun beenderen zullen niet weer worden verzameld of begraven, maar als
vuilnis op de grond blijven liggen. En zij die van dit slechte volk nog in leven zijn, zullen naar de
dood verlangen. Waar Ik ze ook heen zal verbannen, ze zullen liever sterven dan leven, zegt de
HERE van de hemelse legers.
Jer. 8:4-7
ISRAEL WEIGERT TERUG TE KEREN. Geef hun deze boodschap van de HERE:
Als iemand valt, springt hij weer overeind.
Als hij op de verkeerde weg is en ontdekt dat hij fout zit,
gaat hij terug naar de kruising waar hij de verkeerde kant op ging.
Waarom blijft Jeruzalem gewoon het slechte pad volgen, ook al waarschuw Ik haar?
Zij houdt vast aan bedrog en weigert zich te bekeren.
Ik luister naar haar gesprekken en wat hoor Ik?
Zou er iemand zijn die berouw heeft van zijn zonde?
Zegt iemand: "Wat voor vreselijks heb ik gedaan?"
Nee hoor, ze rennen allemaal hals over kop langs het pad van de zonde,
zo snel als paarden die naar het slagveld galopperen!
De ooievaar weet precies wanneer hij aan zijn trek moet beginnen,
net als de tortelduif en de zwaluw.
Zij trekken weg en komen allemaal terug op de tijd die God heeft vastgesteld.
Maar mijn volk niet!
Dat negeert de wetten van de HERE.
Jer. 8:8,9
LEERMEESTERS HEBBEN DE WET MISBRUIKT.
Hoe kunt u zeggen dat u wijs bent
omdat u de wet van de HERE hebt,
als uw leraren die hebben verdraaid
tot iets wat Ik nooit heb gezegd?
Deze wijze leraren van u zullen voor schut worden gezet vanwege deze zonde,
diep bedroefd zullen zij zijn en gevangen in hun eigen valstrik.
Zij hebben het woord van de HERE veracht,
hoe kunnen zij dan wijs zijn?
Jer. 8:10-12
LEIDERS OPNIEUW BERISPT.
Ik zal hun vrouwen en akkers
aan anderen geven.
Het zijn allemaal bedriegers,
groot en klein,
profeet en priester.
Want zij hebben maar één doel voor ogen:
De hand te leggen op dingen die niet van hen zijn.
Zij geven waardeloze medicijnen voor de diepe wond van mijn volk,
want zij verzekeren iedereen dat het vrede is, maar dat is niet zo!
Schamen zij zich niet dat zij afgoden vereren?
Nee hoor, helemaal niet;
ze weten niet eens hoe zij zich moeten schamen!
Daarom zal Ik ervoor zorgen dat zij tussen de gesneuvelden komen te liggen.
Ik zal hen bezoeken met de dood.
Jer. 8:13
ONTBERINGEN OP KOMST.
Het zal gedaan zijn met hun goede oogsten.
Hun vijgen en druiven zullen verdwijnen,
hun fruitbomen zullen sterven
en alle goede dingen die Ik hun had gegeven,
zullen van hen worden afgenomen.
Jer. 8:14-17
VERNIETIGING VANWEGE ZONDEN.
Dan zullen de mensen zeggen:
"Waarom zouden we hier op onze dood wachten?
Vooruit, laten we naar de ommuurde steden gaan
en daar omkomen.
Want de HERE, onze God, heeft ons lot bezegeld
en ons een beker met vergif te drinken gegeven,
vanwege al onze zonden.
Wij verwachtten vrede,
maar er kwam geen vrede;
we hoopten op genezing,
maar er was alleen diepe ellende."
Het oorlogsgeweld klinkt op vanaf de noordgrens.
Het hele land beeft bij de verschijning van het vreselijke leger,
want de vijand is in aantocht
en loopt het hele land onder de voet;
mensen en steden, niets uitgezonderd.
Want Ik zal deze vijandelijke troepen onder u loslaten als giftige slangen,
waartegen geen bezwering mogelijk is.
Wat u ook doet, zij zullen u bijten en u zult sterven,
zegt de HERE.
Jer. 8:18-9:2
GODS VERDRIET.
Ik ben ontroostbaar,
mijn hart is gebroken.
Luister naar het huilen van mijn volk,
overal in het land.
"Waar is de HERE?" vragen zij.
"Heeft God ons verlaten?"
"O, waarom hebben zij Mij zo toornig gemaakt
met hun waardeloze afgodsbeelden en duistere riten?"
geeft de HERE als antwoord.
De oogst is voorbij;
de zomer loopt ten einde
en wij zijn niet gered.
Ik huil om de verwoesting van mijn volk;
Ik ben in de rouw en verlamd door angst.
Is er nergens een medicijn in Gilead?
Is er geen dokter?
Waarom is de wond van mijn volk niet genezen?
Ik wilde wel dat mijn ogen fonteinen van tranen waren,
dan zou ik dag en nacht huilen
om de gesneuvelden van mijn volk!
Och, kon ik maar weggaan, hen vergeten
en in een hut in de woestijn gaan wonen,
want het zijn allemaal echtbrekers en verraders.
Jer. 9:3-9
EEN VOLK VAN LEUGENAARS.
"Zij buigen hun tongen als bogen
om hun leugens als pijlen weg te schieten.
Zij besturen het land onrechtvaardig
en gaan van kwaad tot erger;
zij geven niets om Mij",
zegt de HERE.
"Pas op voor uw buurman!
Kijk uit voor uw broer!
Zij geven niets om een ander
en verspreiden gemene leugens.
De ene vriend bedriegt de andere.
Met geoefende tong leiden zij elkaar met leugens om de tuin
en zij vermoeien zichzelf met al hun zonden.
Zij bouwen hun huis op bedrog
en weigeren Mij te erkennen",
zegt de HERE.
Daarom zegt de HERE van hemelse legers:
"Kijk, Ik zal hen smelten in een oven van lijden.
Ik zal hen zuiveren en testen als metaal.
Wat kan Ik anders met hen doen?
Want hun tongen zijn net dodelijke speren.
Zij praten vriendelijk met hun naasten,
terwijl zij van plan zijn hen te doden.
Moet Ik hen voor zulke dingen niet straffen?"
vraagt de HERE.
"Moet Ik Mij niet wreken
op een volk als dit?
Jer. 9:10,11
VOLLEDIGE VERNIETIGING.
Treurend en huilend kijk Ik naar de bergen en weilanden,
want die liggen er verlaten bij.
Er is geen levende ziel meer te bekennen.
Weg is het geloei van het vee,
weg zijn de vogels en de wilde dieren.
Ze zijn allemaal gevlucht.
Ik zal van Jeruzalem één grote steenhoop maken,
een schuilplaats voor de jakhalzen.
De steden van Juda zullen er verlaten en levenloos bijliggen."
Jer. 9:12-16
REDEN VOOR VERNIETIGING. Wie is wijs genoeg om dit alles te begrijpen? Waar is Gods
vertrouweling, die dit allemaal kan uitleggen? Waarom is het land één wildernis, waar niemand
doorheen durft te reizen?
Omdat", antwoordt de HERE, "mijn volk mijn geboden heeft verlaten en mijn wetten niet heeft
nageleefd. Het deed zijn eigen zin en vereerde de afgoden van Baäl, zoals de vaders hun
kinderen leerden." Daarom zegt de HERE, de God van Israël: "Kijk, Ik zal hun bitter eten en
vergif te drinken geven. Ik zal hen over de hele wereld verspreiden, zodat zij vreemdelingen zijn
in verre landen; en zelfs daar zal het zwaard van verwoesting hen najagen tot Ik hen volledig heb
vernietigd."
Jer. 9:17-22
GEWEEN OM SION. De HERE van de hemelse legers zegt:
"Snel, haal klaagvrouwen hier!
Begin snel met uw rouwklachten,
zodat onze tranen stromen.
Hoor hoe Jeruzalem vertwijfeld huilt."
Dit is het einde!
Wat een schaamte!
Wij moeten onze huizen en ons land verlaten;
alles is totaal vernield!
Luister naar de woorden van God,
treurende vrouwen.
Leer uw dochters te rouwen
en leer het ook elkaar.
Want door de ramen is de dood ons huis binnengeslopen.
Hij heeft de jeugd te vroeg laten sterven.
Er spelen geen kinderen meer op straat
en de jonge mannen ontmoeten elkaar niet meer op de pleinen.
"Vertel hun dit", zegt de HERE:
"Lijken liggen als mest over de akkers verspreid,
als schoven achter de maaier
en niemand zal ze verzamelen."
Jer. 9:23,24
WANNEER POCHEN GEPAST IS. De HERE zegt:
"Laat de wijze man niet pochen op zijn wijsheid,
de sterke niet op zijn kracht
en de rijke niet op zijn rijkdom.
Laten zij alleen roemen
in het feit dat zij Mij werkelijk kennen.
Dat zij weten dat Ik de HERE ben, een God van vriendelijkheid
Die de aarde rechtvaardig regeert,
want in deze dingen heb Ik genoegen."
Jer. 9:25,26
BESNIJDENIS GEEN GARANTIE. "Er komt een tijd", zegt de HERE, "dat Ik allen zal straffen die wel
lichamelijk, maar niet geestelijk zijn besneden; de Egyptenaren, Edomieten, Ammonieten,
Moabieten, Arabieren en ja, zelfs u, het volk van Juda. Want al deze heidense volken zijn
onbesneden. Maar, Israël, als u uw harten niet besnijdt door van Mij te houden, dan bent u in
wezen aan hen gelijk."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juli
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen