19 januari


Gen. 42:6-12 - Egypte
JOZEF VEINST ONWETENDHEID. Als leider van Egypte ging Jozef over de verkoop van graan en zo verschenen ook zijn broers voor hem. Zij bogen diep, met hun gezichten vlakbij de grond. Jozef herkende hen direct, maar deed net alsof zij vreemdelingen waren. "Waar komt u vandaan?" vroeg hij bits.
"Uit het land Kanaän", antwoordden zij. "Wij zijn gekomen om graan te kopen."
Op dat moment herinnerde Jozef zich de dromen uit zijn jeugd! Maar hij ging op bitse toon verder: "U bent spionnen; u bent hier om te zien of de honger ons land heeft verzwakt."
"Nee, nee!" riepen zij. "Wij zijn hier echt om voedsel te kopen. Wij zijn allemaal broers en eerlijke mannen! Wij zijn echt geen spionnen!"
"Jawel, dat bent u wel", hield Jozef vol. "U bent hier om onze zwakke plekken te ontdekken."

Gen. 42:13-17
JOZEF BEDENKT PLAN. "Dat is niet zo", zeiden zij, "wij zijn thuis met twaalf zonen en onze vader woont in het land Kanaän. Onze jongste broer is bij hem achtergebleven en een andere broer van ons is dood."
"Dat bewijst natuurlijk niets", vond Jozef. "U blijft spionnen voor mij. Maar u kunt uw verhaal bewijzen: ik zweer bij het leven van Farao dat u hier niet wegkomt voordat ik die jongste broer heb gezien. Eén van u kan hem gaan halen! De rest blijft hier achter in de gevangenis. Dan zullen we zien of uw verhaal klopt. En als er geen jongste broer blijkt te zijn, bent u spionnen!" Hij liet de tien broers drie dagen lang in de gevangenis zetten.

Gen. 42:18-20
PLAN WORDT GEWIJZIGD. De derde dag zei Jozef tegen hen: "Ik ben een godvrezend man en daarom zal ik u een kans geven. Ik ga ervan uit dat u eerlijk bent en daarom: één blijft hier in de boeien achter, de rest mag terugkeren naar huis met graan voor uw gezinnen. Maar kom wel terug met die jongste broer! Op die manier zal ik weten of u de waarheid hebt gesproken. Als dat zo is, zal ik uw leven sparen." De broers konden niets anders doen dan ja-knikken.

Gen. 42:21-24a
RUBENS STEUN BEVESTIGD. Onderling praatten ze opgewonden: "Dit hebben we allemaal te danken aan wat we Jozef vroeger hebben aangedaan. Wij zagen zijn angst en hoorden hem smeken, maar we wilden niet luisteren."
"Heb ik het jullie niet gezegd?" zei Ruben. "Maar jullie wilden niet naar mij luisteren. Nu zijn we ten dode opgeschreven, omdat wij hem hebben vermoord."
De broers konden niet weten dat Jozef, die erbij stond, alles had verstaan, want hij had via een tolk met hen gesproken.
Nu liep hij het vertrek uit en huilde.

Gen. 42:24b-26
BROERS VERTREKKEN. Toen hij terugkwam, wees hij Simeon aan als degene, die moest achterblijven en liet hem vastbinden waar zijn broers bij stonden.
Jozef gaf zijn dienaren opdracht de zakken van de mannen met graan te vullen en liet in het geheim het bedrag, dat elke broer hem voor het graan had betaald, bovenin de zakken leggen! Bovendien zorgde hij voor voedsel voor onderweg. De broers laadden de zakken op hun ezels en begonnen aan de terugtocht.

Gen. 42:27,28
GELD ONTDEKT IN ZAK. Maar toen zij tegen de avond stopten en één van hen zijn zak opende om wat graan voor de ezels te pakken, vond hij zijn geld bovenop het graan! "Kijk nu eens!" riep hij naar de anderen. "Mijn geld zit hier in de zak."
Het klamme zweet brak hen uit. "Wat heeft God ons nu aangedaan?" vroegen zij zich angstig af.

Gen. 42:29-34 - Berseba
ISRAEL VERTELD OVER VOORWAARDEN. Zo kwamen ze tenslotte terug bij hun vader Jakob in het land Kanaän en vertelden hem het hele verhaal. "Die leider van Egypte die over het graan gaat, sloeg gelijk een bitse toon tegen ons aan", vertelden zij Jakob. "Hij beschuldigde ons ervan spionnen te zijn. Wij hebben hem verteld dat wij eerlijke mannen zijn en geen spionnen. Wij zijn thuis met twaalf broers, allen zonen van één vader. Eén van onze broers is dood en de andere is achtergebleven bij onze vader in het land Kanaän.
"Toen zei die man tegen ons: 'U zult moeten bewijzen dat uw verhaal waar is. Eén van u blijft hier. De anderen gaan met graan voor hun gezinnen naar huis. Maar als ze terugkomen, nemen ze die andere broer wel mee. Dan zal ik weten wat u bent: eerlijke mannen of spionnen. Als u bewijst dat u eerlijk bent, zal ik uw broer teruggeven en kunt u hier te allen tijde komen om graan te kopen."

Gen. 42:35
GELD IN ALLE ZAKKEN. Toen zij de zakken met graan leegden, bleek in elke zak het geld te zitten dat zij hadden betaald! De vader en zijn zonen keken elkaar angstig aan.

Gen. 42:36-38
ISRAEL IS BANG. Toen riep Jakob uit: "Jullie hebben mij van mijn kinderen beroofd! Jozef kwam nooit terug. Simeon zit gevangen en nu willen jullie Benjamin ook nog meenemen! Waar heb ik dat toch aan verdiend!"
Ruben probeerde zijn vader te overreden: "Als ik Benjamin niet terugbreng, mag u mijn twee zonen doden. Ik neem de verantwoording voor hem op mij."
Maar Jakob weigerde: "Mijn zoon gaat niet mee. Zijn broer Jozef is dood en hij is de enige, die is overgebleven van zijn moeders kinderen. Als hem iets overkomt, zou dat mijn dood betekenen."

Gen. 43:1-10
JUDA OVERTUIGT ISRAEL. De vreselijke hongersnood bleef op het land drukken. Toen het graan dat zij uit Egypte hadden meegebracht bijna op was, zei Jakob tegen zijn zonen: "Ga nog maar een keer voedsel halen."
Maar Juda zei tegen hem: "De leider van Egypte meende het toen hij zei: 'U kunt hier beter niet terugkomen als u die jongste broer niet meeneemt.' We kunnen geen voedsel halen, tenzij Benjamin met ons meegaat."
"Waarom moesten jullie die man zo nodig vertellen dat jullie nog een jongere broer hadden?" vroeg Israël geërgerd. "Jullie hebben mij mooi in de moeilijkheden gebracht."
"Maar die man vroeg ons speciaal naar onze familie", zeiden zij hem. "Hij wilde weten of onze vader nog leefde en vroeg ook of we nog een andere broer hadden. Daarom vertelden wij het hem. Hoe konden wij weten dat hij zou zeggen: 'Neem uw jongste broer mee?"
Juda zei tegen zijn vader: "Laat mij de jongen meenemen, dan kunnen we gaan. Anders zullen we allemaal verhongeren en niet alleen wij, maar ook u en onze kleine kinderen. Ik verzeker u dat hij veilig zal zijn. Als ik hem niet terugbreng, zal ik voor altijd bij u in de schuld staan. Als u eerder had toegestemd, waren we nu al twee keer heen en terug naar Egypte geweest."

Gen. 43:11-15
ZONEN NEMEN GESCHENKEN MEE. Tenslotte stemde Israël toe met de woorden: "Als het dan niet anders kan, moet het maar zo. Geef die man als geschenk balsem, honing, gom en hars, terpentijnnoten en amandelen. Neem dubbel geld mee, zodat jullie het geld dat bovenin de zakken zat, kunnen terugbetalen. Iemand daar heeft vast een fout gemaakt. Neem jullie broer mee en ga. Moge God, de Almachtige, jullie genadig zijn als jullie bij die man komen, zodat hij Simeon vrijlaat en Benjamin laat terugkomen. Als ik mijn kinderen moet kwijtraken, dan moet het maar."
Zij namen de geschenken en het dubbele geld en trokken naar Egypte, waar ze weer oog in oog kwamen te staan met Jozef.

Gen. 43:16,17 - Egypte
JOZEF ORGANISEERT AVONDMAAL. Toen die zag dat ze Benjamin hadden meegenomen, zei hij tegen zijn huismeester: "Deze mannen zullen vanmiddag bij mij eten. Neem ze mee naar huis en maak een feestelijke maaltijd klaar."
De man voerde de opdracht uit en nam de broers mee naar Jozefs paleis.

Gen. 43:18-23
BROERS GERUSTGESTELD. Zij werden echter alleen maar banger, toen ze zagen waar ze heen werden gebracht. "Dit doet hij vanwege dat geld dat in onze zakken zat", zeiden ze tegen elkaar. "Hij zal wel zeggen dat we het hebben gestolen en ons tot slaven maken. Dan kan hij onze ezels ook in beslag nemen."
Toen ze bij de deur van het paleis kwamen, wendden zij zich tot de huismeester en zeiden: "Och meneer, na onze eerste reis naar Egypte om eten te halen, stopten we op de terugtocht voor de overnachting en openden onze zakken en daar zat het geld in, dat we voor het graan hadden betaald. Kijk, hier is het, we hebben het mee teruggenomen en we hebben nog meer geld om hier weer graan te kopen. We hebben geen flauw idee hoe dat geld in onze zakken is terechtgekomen."
"Maakt u zich daar maar geen zorgen over", zei de huismeester, "uw God of de God van uw vaderen zal het daar hebben gelegd, want wij hebben geen geld gemist." Toen liet de huismeester Simeon vrij.

Gen. 43:24-26
GESCHENKEN AAN JOZEF GEGEVEN. De broers werden het paleis binnengeleid en kregen water om hun voeten te wassen en de ezels werden gevoederd. Ze legden hun geschenken klaar voor Jozef wanneer hij die middag zou komen, want zij hadden gehoord dat hij thuis kwam eten.
Toen Jozef kwam, boden ze hem de geschenken aan en bogen diep voor hem.

Gen. 43:27-30
JOZEF OVERWELDIGD DOOR VREUGDE. Hij vroeg hoe het met hen ging. "En hoe is het met uw vader, die oude man over wie u sprak? Leeft hij nog?"
"Ja zeker", was het antwoord. "Hij leeft en is goed gezond." Daarna bogen zij weer diep voor hem.
Met een knik naar Benjamin vroeg Jozef: "Is dit uw jongste broer over wie u mij vertelde? Hoe is het met je, mijn zoon? God zij je genadig." Toen verliet Jozef haastig het vertrek, want de liefde voor zijn broer overweldigde hem en hij kon zijn tranen niet bedwingen. In zijn slaapkamer huilde hij vrijuit.

Gen. 43:31-34
BROERS FEESTEN. Daarna waste hij zijn gezicht en ging weer terug. Hij had zichzelf weer in bedwang. "Laten we gaan eten", zei hij.
Jozef at alleen. Zijn broers werden aan een andere tafel bediend en de Egyptenaren zaten aan een derde tafel. Egyptenaren verachtten Hebreeërs en aten niet samen met hen. Jozef wees ieder zijn plaats en zette hen op volgorde van leeftijd, van de oudste tot de jongste. Ze keken elkaar verbaasd aan! Hun eten kwam van Jozefs tafel. Maar Benjamin kreeg vijfmaal zoveel als de anderen! Het werd een echt feest met vrolijk gepraat en veel wijn.

Gen. 44:1-5
JOZEF HEEFT WEER EEN PLAN. Toen zijn broers konden vertrekken, riep Jozef zijn huismeester bij zich en zei: "Vul hun zakken met zoveel graan als ze kunnen dragen. Bovenop het graan moet je het geld leggen, dat ze hebben betaald. In de zak van de jongste moet je bovendien mijn eigen zilveren drinkbeker leggen." De huismeester deed wat hem was gezegd.
De broers gingen bij het aanbreken van de dag op weg met hun zwaarbeladen ezels. Toen ze net buiten de stad waren, riep Jozef zijn huismeester en zei: "Ga hen achterna en houd hen aan. Vraag hun: 'Waarom hebt u mijn meesters zilveren drinkbeker gestolen, die hij altijd gebruikt om de toekomst te voorspellen? Wat slecht van u om op deze wijze uw weldoener te behandelen!"

Gen. 44:6-13
BENJAMIN HEEFT ZILVEREN BEKER. De huismeester ging achter de broers aan en zei precies wat Jozef hem had opgedragen. "Waar hebt u het toch over?" vroegen de broers verbaasd. "Wie denkt u dat u voor u hebt, dat u ons van zo'n misdaad beschuldigt? Hebben wij het geld, dat we in onze zakken hadden gevonden, niet teruggebracht? Als u die beker bij één van ons vindt, moge diegene dan sterven. En wij zullen voor altijd slaven van uw meester zijn!"
"Dat lijkt me redelijk", zei de man, "maar alleen de dief zal slaaf worden, de anderen gaan vrijuit."
Ze haalden de zakken van hun ezels en maakten die open. De huismeester begon bij de oudste om de zakken te doorzoeken. Tenslotte werd de beker in Benjamins zak gevonden. De broers scheurden in wanhoop hun kleren, laadden de zakken weer op hun ezels en gingen terug naar de stad.

Gen. 44:14-17
BROERS GECONFRONTEERD MET DIEFSTAL. Jozef was nog thuis toen Juda en zijn broers bij het paleis kwamen. Zij vielen voor hem op de grond. "Wat dacht u eigenlijk?" vroeg Jozef streng. "Dat een man als ik niet zou weten wie die beker kon hebben gestolen?"
Juda antwoordde: "Wat kunnen wij zeggen, meneer? Hoe kunnen wij onze onschuld bewijzen? God straft ons voor onze zonden. Wij zijn teruggekomen om uw slaven te worden, wij en hij, in wiens zak de beker is gevonden."
"Nee", zei Jozef, "alleen de man die de beker heeft gestolen, zal mijn slaaf zijn. De anderen kunnen teruggaan naar hun vader."

Gen. 44:18-34
JUDA VERDEDIGT BENJAMIN. Toen deed Juda een stap naar voren en zei: "Och hoogheid, laat mij dit zeggen. Luistert u even naar mij, want ik weet dat u mij kunt vernietigen, alsof u Farao zelf was. Heb alstublieft even geduld en luister naar mij. U vroeg ons naar onze vader en of wij nog een broer hadden en wij zeiden: 'Ja, wij hebben een vader, een oude man. Hij heeft een kind dat hij op hoge leeftijd heeft gekregen, de jongste. Zijn broer is dood. Hij is de enig overgeblevene van zijn moeders kinderen en zijn vader houdt erg veel van hem.'
Toen zei u tegen ons: 'Breng hem hier, zodat ik hem kan zien.' Maar wij zeiden toen: 'De jongen kan niet bij zijn vader weg, anders zou deze sterven.' Maar u zei ons: 'Kom hier niet terug, tenzij uw jongste broer erbij is.' Wij keerden terug naar onze vader en vertelden hem wat u had gezegd.
En toen hij zei: 'Ga terug en koop wat voedsel', antwoordden wij: 'Dat kunnen wij niet, tenzij u onze jongste broer laat meegaan. Dat is de enige manier.'
Toen zei mijn vader tegen ons: 'Jullie weten dat mijn vrouw twee zonen had en dat één wegging en nooit meer terugkwam. Hoogstwaarschijnlijk werd hij door een wild dier verscheurd. Ik heb hem nooit meer gezien. En als jullie zijn broer nu ook nog van mij afnemen en hem iets overkomt, zal ik sterven van verdriet.'
Zo liggen de zaken. Als ik terugkom bij mijn vader zonder de jongen (aangezien zijn leven zo verbonden is met het leven van zijn zoon) en hij ziet dat hij er niet is, zal hij sterven. En wij zullen er verantwoordelijk voor zijn dat zijn grijze haren met verdriet het graf ingaan. Ik heb mij borg gesteld voor de jongen. Ik zei tegen mijn vader: 'Als ik hem niet bij u terugbreng, zal ik voor altijd bij u in de schuld staan.'
Alstublieft, laat mij als slaaf hier blijven in plaats van de jongen en laat hem met zijn broers terugkeren. Ik kan mijn vader toch niet onder ogen komen zonder de jongen? Ik zou zijn verdriet niet kunnen verdragen."

Gen. 45:1-3
JOZEF ONTHULT ZIJN IDENTITEIT. Jozef kon het niet langer uithouden. "Verdwijn!" riep hij tegen zijn bedienden en hij werd met zijn broers alleen gelaten. Toen huilde hij openlijk. Het geluid klonk door het hele paleis en het nieuws werd al snel overgebracht naar Farao's paleis.
"Ik ben Jozef", zei hij tegen zijn broers. "Leeft mijn vader nog?" Zijn broers konden geen woord uitbrengen. Zij staarden hem alleen stomverbaasd aan.

Gen. 45:4-8
GODS VOORZIENIGHEID UITGELEGD. "Kom eens hier", zei hij. Ze kwamen dichterbij. En hij herhaalde het: "Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar Egypte verkochten! Verwijt het jezelf niet, want God had er een bedoeling mee! Hij stuurde mij vooruit, zodat ik jullie levens kon redden. Deze twee jaren hongersnood zullen er zeven worden en er zal noch geploegd, noch geoogst worden. God heeft mij hierheen gestuurd om jullie en jullie gezinnen in leven te houden, zodat jullie kunnen uitgroeien tot een groot volk.
Ja, God stuurde mij hierheen, niet jullie! Hij heeft mij adviseur van Farao en heerser over diens hele rijk gemaakt. Ik bestuur het hele land Egypte.

Gen. 45:9-15
BROERS MOETEN HET ISRAEL VERTELLEN. Jullie moeten snel teruggaan naar vader en hem zeggen: 'Uw zoon Jozef zegt: God heeft mij heerser over het hele land Egypte gemaakt. Kom onmiddellijk hier naar toe! U kunt in het land Gosen wonen, zodat ik mijn familie dicht bij mij heb. Al uw kinderen en kleinkinderen, uw schapen en runderen kunnen hierheen komen. Ik zal voor jullie zorgen (jullie zijn getuigen van mijn belofte en mijn broer Benjamin heeft het mij horen zeggen), want er komen nog vijf jaren hongersnood. Anders zullen jullie en jullie gezinnen tot de bedelstaf worden gebracht. Vertel vader over de macht, die ik hier in Egypte heb en hoe iedereen mij gehoorzaamt. En breng hem snel hier."
Toen omarmde hij, huilend van vreugde, Benjamin en die huilde met hem mee. Daarna sloot hij al zijn broers, die inmiddels hun spraak weer hadden teruggevonden, in zijn armen.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- januari



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen