Thuis >> 17 januari
17 januari
Jozefs vroege jaren
Na dit genealogische verslag over Esau's familie concentreert Genesis zich sterker op Jakob en zijn nakomelingen, want via die nakomelingen van Jakob (nu Israël genoemd) zullen de beloofde zegeningen werkelijkheid worden. Israëls zoon Jozef neemt in deze voortdurende saga een hoofdrol in. Israëls bijzondere genegenheid voor Jozef, en misschien ook wel Jozefs eigen houding, leidt tot haat en jaloezie onder Jozefs broers. Hun houding ten opzichte van Jozef, en ten opzichte van hun eigen vader, is de positie onwaardig die zij later zullen innemen als hoofden van de stammen die samen het volk van God vormen.
Gen. 37:1
GESCHIEDENIS VAN JAKOBS FAMILIE. Zo vestigde Jakob zich weer in het land Kanaän, waar zijn vader had gewoond.
Gen. 37:2
JOZEF VERKLIKT BROERS. Jakobs zoon Jozef was zeventien jaar oud. Samen met zijn halfbroers, de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, hoedde hij de schapen. Maar Jozef vertelde het zijn vader als de andere jongens een streek uithaalden.
Gen. 37:3,4
BROERS HATEN JOZEF. Nu was het zo dat Israël meer van Jozef hield dan van zijn andere kinderen, omdat hij deze zoon op hoge leeftijd had gekregen. Op een dag gaf Jakob hem een prachtige, veelkleurige mantel. Zijn broers hadden al lang ontdekt dat Jozef de lieveling van hun vader was en daarom haatten zijn hem. Er kon geen vriendelijk woord voor hun broer af.
Gen. 37:5-8
JOZEF DROOMT OVER SCHOVEN. Op een nacht had Jozef een droom, die hij prompt aan zijn broers vertelde. Zo maakte hij zich nog meer gehaat. "Moet je luisteren", kondigde hij trots aan, "we waren met z'n allen op het land schoven aan het binden. Toen ging mijn schoof opeens rechtop staan en jullie schoven kwamen er omheen staan en bogen diep voor hem!"
"Dus jij wilt ons de baas zijn?" vroegen zijn broers smalend. Hierna haatten zij hem nog meer, zowel om zijn droom als om zijn gedrag.
Gen. 37:9-11
JOZEF DROOMT OVER STERREN. Jozef kreeg nog een tweede droom, die hij weer aan zijn broers vertelde. "Moeten jullie nu eens luisteren", zei hij. "De zon, de maan en elf sterren bogen diep voor mij!"
Deze keer vertelde hij zijn droom ook aan zijn vader, maar die wees hem terecht. "Wat zullen we nu krijgen", zei hij, "moeten ik, je moeder en je broers werkelijk voor jou buigen?" Jozefs broers waren jaloers op hem, maar zijn vader hield het verhaal in zijn achterhoofd en vroeg zich af wat die droom kon betekenen.
Gen. 37:12-17
JOZEF NAAR BROERS GESTUURD. Jozefs broers trokken met de schapen naar Sichem om ze daar te laten grazen. Enkele dagen later riep Israël Jozef bij zich en zei:"Je broers laten de schapen bij Sichem grazen. Ik wil graag dat je er heen gaat om te kijken hoe het met hen en de schapen is. Daarna moet je het mij komen vertellen."
"Dat zal ik doen", zei Jozef. Hij reisde vanuit het dal van Hebron naar Sichem
.
Toen hij door de velden zwierf op zoek naar zijn broers, zag een man hem en vroeg: "Wie zoek je?"
"Ik zoek mijn broers en de schapen", gaf Jozef als antwoord. "Hebt u ze soms gezien?"
"Jazeker", zei de man, "maar ze zijn hier niet meer. Ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dothan gingen."
Jozef volgde zijn broers naar Dothan en vond hen daar.
Gen. 37:18-24 - Dothan
BROERS STOPPEN JOZEF IN PUT. Maar toen zij hem zagen aankomen, besloten zij hem te doden!
"Kijk, daar komt die grote dromer aan", riepen ze. "Vooruit, laten we hem doden en dan in een waterput gooien. We kunnen vader vertellen dat een wild dier hem heeft opgegeten. Eens zien wat er van zijn mooie dromen terechtkomt!"
Maar Ruben voelde daar niets voor en zei: "Laten we hem niet doden. We mogen geen bloed vergieten. We kunnen hem beter levend in een waterput gooien, dan hoeven wij onze handen niet vuil te maken" (Ruben wilde Jozef later uit de put halen en hem terugbrengen bij zijn vader).
Dus pakten zij Jozef zo gauw hij bij hen was in zijn kraag, trokken hem zijn mooie, veelkleurige mantel uit en gooiden hem in een droogstaande waterput.
Gen. 37:25-28
JOZEF VERKOCHT AAN HANDELAARS. Toen gingen ze bij elkaar zitten om te eten. Plotseling zagen ze in de verte een rij kamelen aankomen, waarschijnlijk een karavaan van Ismaëlitische handelaars die gom, balsem en hars van Gilead naar Egypte vervoerden.
"Kijk eens", zei Juda tegen de anderen. "Daar komt een stel Ismaëlieten aan. Laten we Jozef aan hen verkopen, in plaats van hem te doden, want hij is tenslotte onze broer." Zijn broers waren het met hem eens.
Toen de karavaan bij hen aankwam, haalden ze Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig zilverstukken aan de handelaars, die hem meenamen naar Egypte.
Gen. 37:29,30
RUBEN VAN STREEK DOOR VERLIES. Een tijdje later kwam Ruben, die er niet bij was toen de karavaan langskwam, terug om Jozef uit de put te halen. Toen hij merkte dat Jozef weg was, scheurde hij zijn kleren als teken van verdriet.
"De jongen is weg. En ik? Waar moet ik nu heen?" zei hij treurig tegen zijn broers.
Gen. 37:31-35
ISRAEL ROUWT OVER VERMEENDE DOOD. Toen doodden de broers een geit en besmeurden Jozefs mantel met het bloed. Die namen zij mee naar hun vader. "We hebben dit in het veld gevonden", zeiden zij hem. "Is het Jozefs mantel of niet?"
Hun vader herkende de mantel ogenblikkelijk. "Ja", zei hij bedroefd, "dat is de mantel van mijn zoon. Een wild dier moet hem hebben opgegeten. Hij is zonder twijfel verscheurd."
Toen scheurde Jakob zijn kleren en trok een rouwmantel aan. Hij treurde diep om zijn zoon, wekenlang. Zijn familieleden probeerden hem te troosten, maar het hielp niets. "Ik zal treuren om mijn zoon tot ik in mijn graf neerdaal", zei Jakob. En toen begon hij weer te huilen.
Gen. 37:36
JOZEF VERKOCHT AAN POTIFAR. In Egypte aangekomen, verkochten de handelaars Jozef aan Potifar, een dienaar van Farao, de koning van Egypte. Potifar was de commandant van de lijfwacht.
Juda en Tamar
Nu Jozef een slaaf wordt in een Egyptisch huishouden, ontvouwt zich in Kanaän een fascinerend verhaal over Juda, één van de zonen van Jakob en Lea. Het heeft te maken met de oude gebruiken aangaande het familiebezit – gebruiken die in ons moderne denken erg vreemd overkomen - waarin de broer van een overleden man zonder kinderen met de vrouw van die broer trouwt zodat het gezin, en het eigendom, van de overleden broer via een gepaste lijn van opvolging kan worden voortgezet. We zien hier het schandelijke optreden van Onan, één van de zonen van Juda. Hij heeft seks met Tamar, de vrouw van zijn broer, maar zorgt er met opzet voor dat er uit die daad geen kinderen kunnen voortkomen. Hierop volgt een nogal opmerkelijk verhaal over Tamar, die besluit om een kind van Juda zelf te krijgen.
Gen. 38:1-5 - Kanaän
JUDA'S HUWELIJK. In deze tijd scheidde Juda zich af van zijn broers en trok naar Adullam, waar hij een vriend kreeg, Hira genaamd. Hij ontmoette daar een Kanaänitisch meisje en trouwde met haar. Zij was de dochter van Sua. Zij woonden in Chezib en kregen drie zonen: Er, Onan en Sela. Hun moeder had hun namen gegeven, uitgezonderd Er, die had zijn naam van zijn vader gekregen.
Gen. 38:6-10
ONAN SCHENDT LEVIRAATSWET. Toen zijn oudste zoon Er opgroeide, regelde Juda een huwelijk voor hem met een meisje, dat Tamar heette. Maar Er was een slecht mens en de HERE doodde hem.
Toen zei Juda tegen Ers broer, Onan: "Jij moet met Tamar trouwen, zoals de wet dat voorschrijft aan de broer van een dode. De zonen, die zij van jou krijgt, zullen Ers erfgenamen zijn." Maar Onan zat helemaal niet te wachten op een kind, dat hij nooit het zijne zou kunnen noemen. Hij trouwde wel met Tamar, maar elke keer dat zij met elkaar sliepen, verspilde hij zijn zaad, zodat zij geen kind kon krijgen dat aan zijn broer behoorde. Dat was echter zonde in de ogen van de HERE en Hij doodde ook Onan.
Gen. 38:11
TAMAR EEN ECHTGENOOT BELOOFD. Toen zei Juda tegen zijn schoondochter Tamar dat ze niet moest hertrouwen, maar teruggaan naar haar ouders. Als Juda's jongste zoon Sela oud genoeg was, kon die met de weduwe van zijn oudere broers trouwen. Hij was eigenlijk niet van plan Sela met haar te laten trouwen, want hij was bang dat Sela dan ook zou sterven. Zo ging Tamar terug naar haar ouderlijk huis.
Gen. 38:12-19
TAMAR BEDRIEGT JUDA. Na verloop van tijd stierf Juda's vrouw. Na de rouwtijd gingen Juda en zijn vriend Hira, de Adullamiet, naar Timna om toezicht te houden op het scheren van de schapen.
Toen iemand Tamar vertelde dat haar schoonvader naar Timna was vertrokken voor het schaapscheren en zij zich realiseerde dat Juda haar nooit met Sela zou laten trouwen, ook al was die nu volwassen, deed ze haar weduwenkleding uit en bedekte haar gezicht met een sluier. Zo vermomd ging zij zitten bij de toegangsweg naar Enaim, langs de weg naar Timna.
Juda zag haar toen hij langs kwam en dacht dat zij een prostituée was, omdat zij een sluier droeg. Hij kwam op haar af en stelde haar voor met hem te slapen, niet wetend dat zij zijn eigen schoondochter was.
"Wat betaalt u mij daarvoor?" vroeg zij.
"Ik zal u een jonge geit uit mijn kudde sturen", beloofde hij.
"Kunt u mij een onderpand geven, zodat ik zeker weet dat u die geit zult sturen?" wilde zij weten.
"Welk onderpand zou u willen hebben?" informeerde hij.
"Uw zegelring en uw wandelstok", antwoordde zij. Die gaf hij haar. Daarna liep hij met haar mee en zij sliepen met elkaar. Zo raakte zij in verwachting. Hierna deed zij haar weduwenkleding weer aan.
Gen. 38:20-23
JUDA KAN PROSTITUEE NIET VINDEN. Juda vroeg zijn vriend Hira haar de jonge geit te bezorgen en het onderpand mee terug te nemen. Maar Hira kon haar niet vinden! Hij deed navraag bij de mannen van de stad: "Waar woont die prostituée, die hier langs de weg zat?"
"Wij hebben hier nooit een publieke vrouw gehad", antwoordden zij.
Hira ging terug naar Juda en vertelde hem dat hij haar nergens kon vinden en wat de mannen van Enaim hadden gezegd.
"Nou, laat ze die spullen dan maar houden!" riep Juda uit. "Wij hebben ons best gedaan. Iedereen zou ons uitlachen als we nog eens teruggingen."
Gen. 38:24-26
JUDA ONTDEKT DAT HET TAMAR WAS. Ongeveer drie maanden later hoorde Juda dat zijn schoondochter Tamar in verwachting was, waarschijnlijk door prostitutie.
"Breng haar naar buiten en verbrand haar!" schreeuwde Juda.
Maar toen zij werd meegenomen, liet Tamar een boodschap naar haar schoonvader sturen: "De eigenaar van deze zegelring en deze wandelstok is de vader van mijn kind. Herkent u ze?"
Juda gaf toe dat de zegelring en de wandelstok van hem waren en zei: "Zij staat meer in haar recht dan ik, want ik heb mijn belofte, dat zij met mijn zoon Sela mocht trouwen, niet gehouden." Maar hij trouwde toch niet met haar.
Gen. 38:27-30
TAMAR KRIJGT TWEELING. Het moment van de bevalling brak aan en Tamar kreeg een tweeling. Bij de geboorte bond de vroedvrouw een rode draad om het polsje van het kind dat het eerst verscheen, maar het trok het handje terug om plaats te maken voor zijn broer. "Nou nou, dat is een doorzetter!" riep de vroedvrouw. Daarom noemde zij het kind Perez (Doorbraak). Even later kwam ook het kind met de rode draad om het polsje ter wereld. Zij noemde hem Zera (Opgang).
Het belangrijkste aspect van dit ogenschijnlijk onbelangrijke verhaal zal pas vele eeuwen later aan het licht komen. Het zal dan duidelijk worden dat een nakomeling van Juda (via Perez) Gods boodschapper voor de hele mensheid zal worden – de Messias.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- januari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen