20 januari


Gen. 45:16-20
UITNODIGING VAN FARAO. Het nieuws -"Jozefs broers zijn hier"- bereikte Farao. Hij en zijn dienaren waren net zo blij als Jozef. Toen zei Farao tegen Jozef: "Zeg uw broers dat ze hun lastdieren bepakken en snel terugkeren naar hun gezinnen in Kanaän. Laten ze uw vader en alle gezinnen mee terugnemen om hier te wonen. Vertel hun maar dat Farao hun het beste deel van het land tot woonplaats zal geven en dat ze van onze overvloed kunnen leven!
Zeg uw broers dat ze rijtuigen van hier meenemen om hun gezinnen in te vervoeren. Ze moeten uw vader hierheen brengen! Ze hoeven geen spijt te hebben dat ze hun huisraad niet kunnen meenemen, want het beste van het land Egypte zal het hunne zijn."

Gen. 45:21-24
JOZEF STUURT GESCHENKEN. Jozef gaf hun de rijtuigen, zoals Farao hem had gezegd, eten voor onderweg en voor ieder een nieuw stel kleren. Maar Benjamin gaf hij vijf stel nieuwe kleren en bovendien nog 300 zilverstukken! Hij stuurde zijn vader tien ezelbepakkingen met Egyptische goederen en tien ezels, beladen met graan en allerlei andere soorten voedsel, als leeftocht voor de reis naar Egypte. Zo stuurde hij zijn broers terug naar huis. Hij deed hen uitgeleide en waarschuwde nog een keer: "Maak geen ruzie onderweg, hoor!"

Gen. 45:25-28 - Berseba
ISRAEL OVER JOZEF VERTELD. Zo kwamen de broers met de geschenken en het goede nieuws bij hun vader Jakob in Kanaän terug. "Jozef leeft nog!" riepen zij hem toe. "Hij is heerser over het hele land Egypte!" Maar Jakobs hart bleef zo koud als een steen, hij kon het niet geloven. Toen zij hem echter de boodschap van Jozef overbrachten en hij de rijtuigen met voedsel zag, leefde hij op. Hij riep: "Het moet wel waar zijn! Mijn zoon Jozef leeft! Ik ga met jullie mee en zal hem nog een keer zien, voordat ik sterf!"

Gen. 46:1-4
GOD STELT ISRAEL GERUST. Zo trok Israël met al zijn bezittingen naar Berséba en bracht daar offers aan de God van zijn vader Isaäk.
In de loop van de nacht sprak God tot hem in een visioen. "Jakob, Jakob!" riep Hij.
"Ja HERE, hier ben ik!" antwoordde Jakob.
"Ik ben God", zei de stem, "de God van uw vader. Wees niet bang om naar Egypte te gaan, want Ik zal ervoor zorgen dat u daar uitgroeit tot een groot volk. Ik zal met u meegaan naar Egypte en uw nakomelingen er ook weer vandaan brengen; maar u zult in Egypte, met uw zoon Jozef naast u, sterven."

Gen. 46:5-7 - Naar Egypte
ISRAEL EN ZIJN ZONEN IMMIGREREN. Zo verliet Jakob Berséba en zijn zonen brachten hem naar Egypte, samen met hun vrouwen en kinderen in de rijtuigen, die Farao ter beschikking had gesteld. Ze namen ook hun vee en hun huisraad mee; alle bezittingen, die zij in Kanaän hadden vergaard en kwamen in Egypte. Jakob en al zijn kinderen, zonen en dochters, kleinzonen en kleindochters, allen van wie hij hield.

Gen. 46:8-27
OPSOMMING VAN DE IMMIGRANTEN. Hier zijn de namen van zijn zonen en kleinkinderen, die met hem meegingen naar Egypte:
Ruben, zijn oudste zoon en diens zonen Henoch, Pallu, Hezron en Karmi.
Simeon en zijn zonen Jemuël, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul (Sauls moeder was een Kanaänitische).
Levi en zijn zonen Gerson, Kehath en Merari.
Juda en zijn zonen Er, Onan, Sela, Perez en Zerah (Er en Onan waren in Kanaän gestorven).
Perez had ook twee zonen: Hezron en Hamul.
Issaschar en zijn zonen Tola, Pua, Job en Simron.
Zebulon en zijn zonen Sered, Elon en Jahleël.
Al deze afstammelingen van Jakob en Lea, zonder hun dochter Dina, kreeg Jakob in Paddan-Aram; 33 in totaal.

Onder het gezelschap waren ook:
Gad en zijn zonen Zifjon, Chaggi, Schuni, Ezbon, Eri, Arodi en Areli.
Aser en zijn zonen Jimna, Jisva, Jisvi en Beria en hun zuster Serah. Beria's zonen heetten Heber en Malkiël.
Deze zestien personen waren afstammelingen van Jakob en Zilpa, de dienares die Lea van haar vader Laban kreeg.
Bij Jakobs huishouding waren ook de veertien afstammelingen van Jakob en Rachel:
Jozef en Benjamin.
Jozefs zonen, die hij in Egypte kreeg, waren Manasse en Efraïm (hun moeder was Asnath, de dochter van Potifera, de priester van Heliopolis).
Benjamins zonen Bela, Becher, Asbel, Gera, Naäman, Ehi, Ros, Muppim, Huppim en Ard.

Tot de groep behoorden ook de zeven afstammelingen van Jakob en Bilha, de dienares die Rachel van haar vader Laban kreeg:
Dan en zijn zoon Husim. Naftali en zijn zonen Jahzeël, Guni, Jezer en Sillem.

Zo kwam het totaal van de groep die naar Egypte ging (allemaal afstammelingen van Jakob en zonder de vrouwen van zijn zonen) op 66 personen. Met Jozefs twee zonen meegerekend, bestond de gehele familie daar in Egypte uit 70 mensen.

Gen. 46:28-30
JOZEF EN ZIJN VADER HERENIGD. Jakob stuurde Juda vooruit om Jozef te vertellen dat zij onderweg waren en al snel in Gosen zouden aankomen, wat ook gebeurde. Jozef sprong in zijn rijtuig en reisde naar Gosen om zijn vader te ontmoeten. Zij vielen elkaar om de hals en huilden een tijd.
Toen zei Israël tegen Jozef: "Nu kan ik eindelijk sterven, want ik heb jou weer gezien en weet dat je nog leeft."

Gen. 46:31-34
JOZEF STELT BEROEP VOOR. Jozef richtte zich tot zijn broers en zei: "Ik zal Farao gaan vertellen dat jullie uit het land Kanaän zijn gekomen om bij mij te zijn. En ik zal hem zeggen: 'Deze mannen zijn schaapherders. Zij hebben hun kudden en al hun andere bezittingen meegenomen.' Als Farao dus met jullie wil praten en vraagt wat jullie beroep is, moet je zeggen: 'Wij zijn sinds onze jeugd schaapherders, net zoals onze vaders al generaties lang zijn geweest.' Als jullie hem dat vertellen, zal hij jullie rustig in Gosen laten wonen." Want in andere delen van Egypte werden schaapherders veracht en gehaat.

Gen. 47:1-6
BROERS MOGEN VEE HOEDEN. Na hun aankomst ging Jozef naar Farao. "Mijn vader en mijn broers zijn aangekomen vanuit Kanaän", rapporteerde hij, "met hun schapen, runderen en andere bezittingen. Zij willen zich graag in het land Gosen vestigen." Hij had vijf broers meegenomen en stelde hen aan Farao voor.
Die vroeg: "Wat is uw beroep?"
Zij antwoordden: "Wij zijn schaapherders, net als onze voorouders. Wij zijn gekomen om ons hier in Egypte te vestigen, want in Kanaän is geen voedsel voor onze kudden. De hongersnood is daar erg zwaar. Wij willen u graag toestemming vragen om ons in het land Gosen te mogen vestigen."
Farao zei tegen Jozef: "Kies maar een plaats waar ze zich kunnen vestigen. Geef hun het beste land van Egypte. Het land Gosen lijkt mij wel geschikt. En als er geschikte mensen bij zijn, mag u die wel als opzichters over mijn schaapskudden aanstellen."

Gen. 47:7-10 (ca. 1876 v.C.)
ISRAEL ZEGENT FARAO. Toen bracht Jozef zijn vader Jakob bij Farao. En Jakob zegende Farao. "Hoe oud bent u?" vroeg Farao.
Jakob antwoordde: "Ik heb 130 lange, harde jaren geleefd en ben nog lang niet zo oud als sommigen van mijn voorouders zijn geworden." Voor hij vertrok, zegende Jakob Farao nog een keer.

Gen. 47:11,12 - Gosen
NEDERZETTING IN GOSEN. Zo wees Jozef het beste stuk land van Egypte (het land Rameses) toe aan zijn vader en zijn broers, precies zoals Farao het had geboden. Jozef voorzag hen bovendien van voedsel, genoeg voor iedereen.

Gen. 47:13-17
VEE VOOR VOEDSEL. De hongersnood werd steeds erger en Egypte en Kanaän hadden er veel van te lijden. Jozef verzamelde al het geld in Egypte en Kanaän in ruil voor graan en bracht al dat geld onder in Farao's kluizen. Toen de mensen geen geld meer hadden, kwamen zij naar Jozef toe en smeekten om voedsel. "Al ons geld is op", zeiden zij, "maar wij moeten toch eten, waarom zouden wij sterven?"
"Goed", zei Jozef, "u kunt mij betalen met het vee dat u bezit. Vee in ruil voor graan." Zo brachten de mensen hun vee naar Jozef in ruil voor voedsel. Al spoedig bezat Farao alle paarden, schapen, runderen en ezels, die in Egypte te vinden waren.

Gen. 47:18,19
EGYPTENAREN BIEDEN LAND AAN. Een jaar later kwamen de mensen weer terug en zeiden: "Ons geld is op en al het vee is nu van u. Wij hebben alleen onze lichamen en ons land nog. Waarom zouden wij sterven? Koop ons en ons land en wij zullen de lijfeigenen van Farao zijn. Wij zullen onszelf ruilen voor voedsel, dan blijven wij in leven en komt het land niet braak te liggen."

Gen. 47:20-22
FARAO KOOPT ALLES. Zo kocht Jozef al het land in Egypte voor Farao; alle Egyptenaren verkochten hem hun grond vanwege de zware hongersnood. Al het land werd zo het eigendom van Farao. Op die manier werden de Egyptenaren lijfeigenen van Farao. Het enige land dat hij niet kocht, was dat van de priesters. Zij kregen voedsel toegewezen door Farao en hoefden het niet te kopen.

Gen. 47:23-26
VOLK BETAALT EENVIJFDE BELASTING. Toen zei Jozef tegen de mensen: "Ik heb u en uw land voor Farao gekocht. Hier is graan. Ga terug naar uw land en zaai het in. En wanneer u de oogst binnenhaalt, is éénvijfde deel ervan voor Farao. Viervijfde deel kunt u houden als zaaisel voor het volgende jaar en als voedsel voor uw gezinnen."
"U hebt onze levens gered", vonden de mensen. "Wij zullen Farao graag dienen als lijfeigenen."
Jozef maakte een wet voor het land Egypte (en die wet is nog steeds van kracht) dat 20 procent van alle oogsten door Farao werd opgeëist als een belasting. De enige uitzondering daarop vormde het land, dat eigendom was van de tempels.

Gen. 47:27,28 (ca. 1859 v.C.)
ISRALIETEN LEVEN WEELDERIG. Zo woonde Israël in het land Gosen en raakte daar ingeburgerd. De familie was vruchtbaar en groeide snel. Jakob leefde nog zeventien jaar na zijn aankomst in Egypte. Hij was 147 jaar oud toen hij stierf.

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- januari



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen