Thuis >> 3 september
3 september
Egypte heeft de twijfelachtige eer ten voorbeeld gesteld te worden als de krachten van het kwaad. Ezechiël
geeft ons eerst een klaaglied over Egypte. Daarna geeft hij haar een laatste rustplaats in hetzelfde graf als de
hordes van het kwaad, waaronder Mesech en Tubal.
Ezec. 32:1-10 (585 v.C.)
KLAAGLIED OVER EGYPTE. In het twaalfde jaar van koning Jojakins gevangenschap, op de
eerste dag van de twaalfde maand, kreeg ik de volgende boodschap van de HERE:
"Mensenzoon, zing een klaaglied over Farao, de koning van Egypte, en zeg hem:
U zag uzelf als een sterke leeuw onder de volken,
maar u bent slechts een krokodil langs de oevers van de Nijl.
U laat het water uit uw neusgaten spuiten.
Met uw poten bevuilt u het water.
Al zijn stromen maakt u modderig en troebel.
De Oppermachtige HERE zegt:
Ik zal een grote menigte sturen
om u in mijn net te vangen.
Ik zal u uit het water trekken
en op het droge achterlaten
om daar te sterven.
En alle vogels van de hemel zullen op u neerstrijken
en de wilde dieren van de hele aarde zullen u verscheuren
tot zij tevreden en verzadigd zijn.
Ik zal de heuvels met uw vlees bedekken
en de dalen met uw botten vullen.
Ik zal de aarde doordrenken met uw bloed,
de ravijnen zal Ik ermee vullen,
tot aan de bergtoppen toe.
Wanneer Ik u zal wegvagen, zal de hemel worden toegedekt
en Ik zal de sterren verduisteren.
Ik zal de zon met een wolk bedekken
en de maan zal u haar licht niet geven.
Ja, overal in uw land laat Ik het donker worden;
zelfs de heldere sterren boven u zullen niet langer stralen.
En wanneer Ik u zal vernietigen,
zullen vele harten
in verafgelegen landen, die u nooit hebt gezien,
geschokt worden.
Ja, er zal in vele landen angst heersen
en hun koningen zullen de haren te berge rijzen door wat Ik u aandoe.
Zij zullen beven van angst
als Ik mijn zwaard voor hen heen en weer zwaai.
Ieder van hen zal vrezen voor zijn leven
op de dag van uw val.
Ezec. 32:11-16
Want de Oppermachtige HERE zegt:
Het zwaard van de koning van Babel
zal u treffen.
Ik zal u vernietigen
met behulp van zijn machtige leger,
de schrik van de volken.
Het zal de heersende klasse van Egypte uitroeien;
allen zullen sterven.
Ik zal al uw runderen en kleinvee
dat langs de rivieren en beken graast, vernietigen
en geen mens of dier zal zich nog in die wateren begeven.
Daardoor zullen de Egyptische wateren
helder en glad als olijfolie stromen,
zegt de Oppermachtige HERE.
En wanneer Ik Egypte tot een woestijn maak
en al haar bezittingen wegvaag,
zal zij weten dat Ik, de HERE, dat heb gedaan.
Het is een klaaglied, dat treurend wordt gezongen om de tegenslagen van Egypte. Alle volken
zullen om haar en haar volk rouwen", zegt de HERE.
Ezec. 32:17-32
GRAVEN VOOR HET KWAAD. Twee weken later kreeg ik opnieuw een boodschap van de HERE.
Hij zei: "Mensenzoon, huil om het volk van Egypte. Stuur haar samen met de andere machtige
volken weg naar het dodenrijk, naar de mensen die daar al zijn. Denkt u soms een bevoorrechte
positie te hebben, Egypte? Toch zult u worden verbannen naar het diepst van het dodenrijk, waar
u terecht zult komen tussen onreine mensen. Met duizenden tegelijk zullen de Egyptenaren door
het zwaard sterven, want het zwaard is tegen het land Egypte gericht. Het land zal worden
weggesleept naar zijn veroordeling. De machtige strijders in het dodenrijk zullen Egypte
verwelkomen wanneer zij met al haar vrienden arriveert, om daar te liggen naast de onreine
volken, die zij verachtte en die eveneens slachtoffer van het zwaard werden.
Assyrië ligt daar met haar leger, omringd door de graven van haar onderdanen, die door het
zwaard sneuvelden. Hun graven liggen in de diepten van het dodenrijk, temidden van hun
bondgenoten. Al deze machtige mannen, die eens angst zaaiden in ieders hart, liggen daar nu,
gedood door het zwaard.
Ook Elam ligt daar met zijn onderdanen. Tijdens hun leven boezemden zij de volken angst in,
maar nu liggen zij daar, onrein in het dodenrijk; hun schandelijk lot is gelijk aan dat van de
gewone mensen. Zij hebben een rustplaats tussen de gevallenen, omringd door de graven van al
hun onderdanen. Ja, zij onderdrukten de volken tijdens hun leven maar nu liggen zij (allemaal
onrein) in het diepst van het dodenrijk, gedood door het zwaard.
De heersers van Mesech en Tubal zijn daar ook, omringd door de graven van al hun legers
(allemaal afgodendienaars) die eens angst zaaiden in de harten van alle mensen; nu liggen zij
daar, dood. Zij zijn begraven in een gewoon graf en werden niet, als de gesneuvelde helden, met
veel eerbewijzen ter aarde besteld. De helden hebben hun wapens naast zich en worden bedekt
door hun schilden. Tijdens hun leven boezemden zij iedereen schrik in, maar nu liggen hun
zwaarden onder hun hoofden en de straf voor hun zonden bedekt hun gebeente.
Ook u, Farao, zult daar gewond en levenloos tussen de onreinen liggen, tussen hen die met het
zwaard werden gedood.
Ook Edom is daar met haar koningen en heersers! Hoe machtig zij eens ook waren, nu liggen zij
daar temidden van de andere slachtoffers van het zwaard, samen met de onreinen die naar het
diepst van het dodenrijk moesten afdalen.
Alle heersers van het noorden zijn daar en alle Sidoniërs, allemaal gesneuveld. Eens
angstaanjagend, liggen zij daar nu in hun schande. Vernederd en beschaamd liggen zij daar met
alle andere gevallenen die in het diepst van het dodenrijk zijn terechtgekomen.
Wanneer Farao daar terechtkomt, zal het een troost voor hem zijn te merken dat hij niet de enige
is, wiens hele leger sneuvelde, zegt de Oppermachtige HERE. Want Ik heb hem vroeger gebruikt
om alle levenden angst aan te jagen! Maar dan zullen Farao en zijn leger liggen tussen de
onreinen die door het zwaard sneuvelden."
Als boodschapper van de eeuwige vernietiging die zal volgen, ziet Ezechiël dat God hem persoonlijke
verantwoordelijkheid heeft gegeven – niet voor de reactie van zijn toehoorders, maar voor zijn eigen trouw aan
het prediken van Gods woorden. Zijn rol is die van een wachter die gevaar ziet naderen.
Ezec. 33:1-9
VERANTWOORDELIJKHEID VAN WACHTER. Opnieuw ontving ik een boodschap van de HERE. Hij
zei: "Mensenzoon, vertel uw volksgenoten: Als Ik een leger ten strijde laat trekken tegen een
land, moeten de inwoners van dat land een wachter aanstellen. Wanneer hij het leger ziet komen
en alarm blaast om hen te waarschuwen, is ieder, die het alarm hoort maar er geen acht op slaat,
zelf schuldig als hij sterft. Want hij hoorde de waarschuwing, maar wilde niet luisteren; het is dan
zijn eigen fout. Als hij wel op het alarm had gereageerd, had hij zijn leven kunnen redden. Maar
als de wachter de vijand in de gaten krijgt en geen alarm slaat om de mensen te waarschuwen,
is hij verantwoordelijk voor hun dood. Zij zullen in hun zonden sterven, maar hun dood zal Ik de
wachter aanrekenen.
Mensenzoon, Ik heb u aangesteld als wachter over het volk Israël; luister daarom naar wat Ik zeg
en waarschuw het namens Mij. Als Ik tegen de goddeloze zeg: 'U zult sterven!' en u waarschuwt
hem niet dat hij zich moet bekeren, zal hij vanwege zijn schuld sterven. Maar Ik zal u
verantwoordelijk stellen voor zijn dood. Als u hem echter waarschuwt en zegt dat hij zich moet
bekeren en hij doet dat niet, zal hij sterven vanwege zijn zonden. Maar u hebt uw leven dan
veiliggesteld.
De reactie van de mensen die hij waarschuwt, is voorspelbaar: zij eisen dat hij hun vertelt welk recht God heeft
om Israël te straffen. Al heeft Ezechiël hun argumenten reeds beantwoord, toch benadrukt hij een laatste keer
dat de straf onafwendbaar is (en dat niemand zich in een positie bevindt om hier tegenin te gaan), al haat God
die straf die de goddelozen zal worden opgelegd. Toch is er ook een belofte die net zo belangrijk is: zelfs de
boosaardigen kunnen gered worden als zij oprecht tot inkeer komen.
Ezec. 33:10,11
GOD HAAT STRAF. Volk van Israël, u zegt: 'Onze zonden drukken zwaar op ons; wij kwijnen weg
door schuldbesef. Hoe kunnen wij nog leven?' Zeg hun: Zowaar Ik leef, zegt de Oppermachtige
HERE, de dood van de goddelozen doet Mij geen genoegen. Integendeel, Ik wil graag dat de
goddeloze zijn zonden de rug toekeert en in leven blijft. Bekeer u van uw goddeloosheid, want
waarom zou u sterven, Israël?
Ezec. 33:12-16
BEROUW KAN REDDING BRENGEN. Want de goede werken van een rechtvaardige man zullen
hem niet redden als hij gaat zondigen en de zonden van een slechte man zullen hem niet
vernietigen als hij zich bekeert en berouw toont. Ik heb gezegd dat een rechtvaardig mens zal
blijven leven. Maar als hij zondigt en daarbij verwacht dat zijn vroegere goedheid hem zal
redden, zal aan geen van zijn goede daden aandacht worden besteed. Ik zal hem juist om zijn
zonden laten sterven. En als Ik een goddeloze waarschuw dat hij zal sterven en hij bekeert zich
dan van zijn zonden en doet wat goed en rechtvaardig is; als hij het onderpand teruggeeft aan
degene die van hem heeft geleend, het gestolene teruggeeft en een eerlijke weg bewandelt
zonder te zondigen, zal hij zeker leven. Hij zal niet sterven. Geen van zijn vroegere zonden zal
hem worden aangerekend, want hij heeft zich bekeerd tot het goede en zal in leven blijven.
Ezec. 33:17-20
GOD IS RECHTVAARDIG. Toch beweert uw volk dat de HERE niet rechtvaardig is. Maar het
probleem is dat zíj niet rechtvaardig zijn. Want, Ik herhaal het nog één keer, als een rechtvaardig
man gaat zondigen, zal hij sterven. Maar als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid
en goed en rechtvaardig gaat handelen, zal hij leven. Desondanks zegt u dat de HERE niet
rechtvaardig is. Maar Ik zal ieder van u beoordelen naar zijn daden."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- september
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen