11 juni
In Juda
2 Kon. 8:23,24a, 2 Kron. 21:19,20b - Jeruzalem (841 v.C.)
JORAM STERFT. Ko De rest van de geschiedenis van koning Joram is beschreven in de Kronieken
van de koningen van Juda. Kr Twee jaar later kwamen als gevolg van die ziekte zijn ingewanden
naar buiten en stierf hij onder vreselijke pijnen. Bij zijn begrafenis staken zijn onderdanen geen
vuur voor hem aan, wat zij voor vroegere koningen wel hadden gedaan.
Niemand rouwde om hem na zijn dood. Hij werd begraven in Jeruzalem, maar niet op de
koninklijke begraafplaats.
2 Kon. 8:24b-26,9:29, 2 Kron. 22:1,2 (841 v.C.)
AHAZIA WORDT KONING. Ko Zijn zoon Ahazia werd de nieuwe koning. Dat gebeurde in het
twaalfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab. Kr De inwoners van
Jeruzalem kozen toen Ahazia, zijn jongste zoon, als nieuwe koning. Dat kon ook nauwelijks
anders, want zijn oudere broers waren door de plunderende Arabieren gedood.
Ahazia was 22 jaar toen hij de troon besteeg en regeerde één jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder
heette Athalia en was een kleindochter van Omri.
2 Kon. 8:27, 2 Kron. 22:3,4
KARAKTER VAN AHAZIA. Ook hij bewandelde de goddeloze wegen van Achab, want zijn moeder
zette hem aan tot slechte daden. Hij was net zo goddeloos als Achab, want na de dood van zijn
vader werd Achabs familie zijn adviseur en die mensen leidden hem naar de ondergang.
In Israël
2 Kon. 8:7-13
ELISA ONTMOET HAZAEL. Korte tijd later ging Elisa naar Damascus, de hoofdstad van Syrië,
waar koning Benhadad ziek lag. Iemand vertelde de koning dat de profeet was aangekomen. Bij
het horen van dat nieuws zei de koning tegen Hazaël: "Breng een geschenk naar de man van
God en verzoek hem de HERE te vragen of ik weer beter zal worden."
Hazaël ging met veertig kameelladingen van de beste produkten uit Damascus als geschenk
naar Elisa en zei tegen hem: "Koning Benhadad van Syrië heeft mij gestuurd om u te vragen of
hij van deze ziekte zal genezen."
Elisa antwoordde: "Ga terug en zeg tegen hem: U zult niet van deze ziekte genezen, want de
HERE heeft mij laten zien dat u spoedig zult sterven." Elisa staarde Hazaël net zolang aan tot hij
verlegen werd en barstte toen in tranen uit.
"Wat is er aan de hand, heer?" vroeg Hazaël hem.
Elisa antwoordde: "Ik weet welke vreselijke dingen u zult gaan doen met het volk van Israël; u
zult hun forten verbranden, de jonge mannen doden, hun kinderen tegen de rotsen doodslaan en
de buiken van zwangere vrouwen opensnijden."
"Maar ik ben toch een onbelangrijk man!" zei Hazaël. "Zoiets zou ik nooit kunnen doen!"
Maar Elisa zei: "De HERE heeft mij laten zien dat u koning van Syrië zult worden."
2 Kon. 8:14,15
HAZAEL DOODT BENHADAD. Toen Hazaël terugkwam, vroeg de koning hem: "En, wat heeft hij u
verteld?" Hazaël antwoordde: "Hij zei dat u weer beter zult worden." Maar de volgende dag
doopte Hazaël een deken in water en drukte die op het gezicht van de koning, net zolang tot hij
stikte. Zo werd Hazaël koning van Syrië.
2 Kon. 8:28, 2 Kron. 22:5 (841 v.C.)
AHAZIA HELPT JORAM. Hij koos de kant van koning Joram van Israël, de zoon van Achab, in
diens strijd tegen koning Hazaël van Syrië bij Ramoth in Gilead. Koning Joram werd in de
veldslag gewond.
2 Kon. 8:29a, 9:14b,15a, 2 Kron. 22:6a
JORAM VERWOND. Koning Joram was met zijn leger bij Ramoth in Gilead geweest, waar hij
Israël beschermde tegen de troepen van koning Hazaël van Syrië. Hij was echter teruggekeerd
naar Jizreël om zijn wonden te laten genezen.
2 Kon. 8:29b, 2 Kron. 22:6b
AHAZIA BEZOEKT JORAM. Tijdens zijn verblijf daar kwam koning Ahazia van Juda hem opzoeken.
2 Kon. 9:1-13 - Ramoth Gilead (841 v.C.)
JEHU TOT KONING VAN ISRAEL GEZALFD. In de tussentijd had Elisa één van de jonge profeten bij
zich geroepen. "Maak je klaar om naar Ramoth in Gilead te gaan", droeg hij hem op. "Neem
deze oliekruik mee en zoek Jehu, de zoon van Josafat en kleinzoon van Nimsi, op. Roep hem bij
zijn vrienden weg, ga naar een privévertrek en giet daar de olie over zijn hoofd. Zeg tegen hem:
'De HERE heeft u tot koning over Israël gezalfd.' Ga daarna snel weer weg!"
De jonge profeet deed wat hem was opgedragen. Toen hij in Ramoth in Gilead aankwam, vond
hij Jehu in het gezelschap van enkele andere legerofficieren. "Ik heb een boodschap voor u,
heer", zei hij.
"Voor wie van ons?" vroeg Jehu.
"Voor u", antwoordde hij.
Jehu verliet de anderen en liep het huis binnen. Daar goot de jongeman de olie over zijn hoofd
en zei: "De HERE, de God van Israël, zegt: 'Ik zalf u tot koning van Israël, het volk van de HERE.
U moet de familie van Achab doden; op die manier zult u de moord op mijn profeten en al mijn
dienaren aan Izébel wreken. De hele familie van Achab moet van de aardbodem verdwijnen;
ieder mannelijk lid, niet één uitgezonderd. Ik zal de familie van Achab net zo uitroeien als de
families van Jerobeam, de zoon van Nebat, en van Baësa, de zoon van Ahia. De honden zullen
Achabs vrouw Izébel in Jizreël opeten en niemand zal haar begraven." Daarna gooide hij de deur
open en rende weg.
Jehu ging terug naar zijn vrienden en één van hen vroeg: "Wat wilde die rare kerel? Alles in
orde?"
"Je weet toch wat voor man dat was en wat voor onzin hij uitslaat", zei Jehu.
"Nee, dat weten wij niet", zeiden zij. "Vertel ons wat hij heeft gezegd."
Zo vertelde hij hun wat de man had gezegd en dat hij door de HERE tot koning van Israël was
gezalfd.
Zij gooiden snel hun mantels over de treden van de trap, bliezen op de trompet en riepen: "Jehu
is koning!"
2 Kon. 9:14a, 15b-26
JEHU DOODT JORAM. Zo kwam Jehu, de zoon van Josafat en de kleinzoon van Nimsi, in opstand
tegen koning Joram. "Als jullie willen dat ik koning word", zei Jehu tegen de mannen die bij hem
waren, "laat dan niemand ontsnappen naar Jizreël om daar te vertellen wat hier gebeurd is."
Jehu sprong op een strijdwagen en reed zelf naar Jizreël, naar koning Joram die daar gewond
lag. Koning Ahazia van Juda was daar ook. Hij bracht de zieke Joram een bezoek.
De wachter op de toren van Jizreël zag Jehu en zijn gezelschap naderen en riep: "Er komt
iemand aan!"
"Stuur er een man te paard op af om te kijken of het een vriend of een vijand is", riep koning
Joram terug.
Zo ging een soldaat te paard Jehu tegemoet. "De koning wil weten of u een vriend of een vijand
bent", zei hij. "Komt u in vrede?"
Jehu antwoordde: "Wat weet u van vrede? Volg mij!"
De wachter meldde de koning dat de boodschapper hen had ontmoet, maar niet was
teruggekeerd.
De koning stuurde er een tweede op af. Ook deze reed naar hen toe en verlangde in naam van
de koning te horen of zij met goede bedoelingen kwamen of niet.
Jehu antwoordde: "Wat weet u van goede bedoelingen? Volg mij!"
"Hij komt ook al niet terug" riep de wachter. "Het moet Jehu, de kleinzoon van Nimsi, zijn die daar
aankomt, want hij rijdt als een wilde!"
"Snel, maak mijn wagen klaar!" commandeerde koning Joram. Samen met koning Ahazia van
Juda reed hij Jehu tegemoet. De twee partijen ontmoetten elkaar op het veld van Naboth en
koning Joram vroeg: "Komt u hier als een vriend, Jehu?"
Waarop Jehu antwoordde met: "Hoe kan vrede bestaan zolang goddeloosheden als hoererij en
tovenarij van uw moeder Izébel rondom ons zijn?"
Na die woorden wendde koning Joram zijn wagen en ging er in volle vaart vandoor. Hij
schreeuwde naar koning Ahazia: "Snel, Ahazia! We worden bedrogen!"
Toen spande Jehu met al zijn kracht zijn boog en schoot Joram een pijl tussen de schouders. De
pijl doorboorde zijn hart en hij zakte dood in elkaar. Jehu zei tegen zijn officier Bidkar: "Gooi hem
in het veld van Naboth, want eens, toen u en ik achter zijn vader Achab aanreden, openbaarde
de HERE de volgende profetie aan mij: 'Ik zal hem de moord op Naboth en zijn zonen hier op
Naboths grondgebied betaald zetten.' Gooi hem dus maar op Naboths veld, precies zoals de
HERE heeft gezegd."
2 Kon. 9:27, 2 Kron. 22:7
AHAZIA OOK VERWOND. Kr Door dit bezoek van Ahazia aan Joram bracht God echter Ahazia's
ondergang nabij. Tijdens het bezoek ging Ahazia met Joram naar buiten om Jehu, de zoon van
Nimsi, te ontmoeten. Deze Jehu was door de HERE aangewezen om een einde te maken aan de
familie van Achab. Ko Intussen was koning Ahazia van Juda gevlucht langs de weg naar BethHaggan.
Jehu zette de achtervolging in en schreeuwde: "Schiet hem ook neer!" Op de plaats
waar de weg naar Gur bij Jibleam omhoog gaat, schoten zij hem neer. Hij wist nog door te rijden
naar Megiddo, maar daar stierf hij.
2 Kon. 9:30-36 - Jizreël
IZEBEL GEDOOD. Toen Izébel hoorde dat Jehu naar Jizreël was gekomen, maakte zij haar ogen
op, verzorgde haar kapsel en ging bij een raam zitten. Jehu kwam de paleispoort binnenrijden en
zij schreeuwde naar hem: "Hoe is het met Zimri, de moordenaar van je heer?"
Hij keek omhoog, zag haar bij het raam en schreeuwde: "Is er hier iemand die aan mijn kant
staat?" Twee of drie hovelingen keken hem aan. "Gooi haar naar beneden!" riep hij. De
hovelingen gooiden haar uit het raam, zodat haar bloed tegen de muur en de paarden opspatte.
Waarna Jehu nog eens met zijn paard en wagen over haar heenreed.
Daarna ging hij het paleis in om iets te eten en te drinken. Hij zei: "Laat iemand deze vervloekte
vrouw begraven, want zij is tenslotte een koningsdochter." Maar toen zij haar wilden begraven,
vonden zij alleen nog haar schedel, haar voeten en haar handen. Zij gingen terug en vertelden
het hem, waarop hij zei: "Dat is precies wat de HERE heeft voorzegd. Hij heeft tegen de profeet
Elia gezegd dat de honden haar vlees zouden opeten en dat haar lichaam zou worden verspreid
als mest over het land, zodat niemand kon zeggen: 'Hier ligt Izébel."
2 Kon. 10:1-11 - Samaria
PRINSEN VAN ACHAB AFGESLACHT. Jehu schreef daarop een brief aan de stadsbestuurders van
Samaria, de leiders van Jizreël en degenen die waren belast met de opvoeding van Achabs
zeventig zonen. Deze brief had de volgende inhoud: "Wanneer u deze brief hebt ontvangen,
moet u de beste van Achabs zonen als uw koning kiezen en u klaarmaken voor hem te vechten.
U hebt strijdwagens, paarden, een versterkte stad en wapens."
Zij misten echter de moed dit te doen. "Twee koningen konden het niet opnemen tegen deze
man! Hoe zouden wij het dan kunnen?" zeiden zij.
Daarom stuurden het hoofd van de hofhouding, de hoogste stadsbestuurder, het stadsbestuur en
de opvoeders van Achabs zonen hem de volgende boodschap: "Jehu, wij zijn uw dienaren en
zullen alles doen wat u zegt. Wij hebben besloten niemand tot koning te kiezen. Doe wat u het
beste lijkt."
Jehu reageerde daarop met de mededeling: "Als u aan mijn kant staat en mij wilt gehoorzamen,
breng dan morgen om deze tijd de hoofden van de zonen van uw meester bij mij in Jizreël."
De zeventig zonen van koning Achab woonden bij de notabelen van de stad, door wie zij vanaf
hun vroegste jeugd waren opgevoed. Toen deze mededeling van Jehu Samaria bereikte, werden
alle zeventig zonen vermoord. Hun hoofden werden in manden gelegd en bij Jehu in Jizreël
afgeleverd. Toen een boodschapper aan Jehu meldde dat de hoofden van de zonen van de
koning waren aangekomen, beval hij dat ze in twee hopen bij de stadspoort moesten worden
neergelegd en daar tot de volgende morgen moesten blijven liggen.
's Morgens ging hij naar buiten en sprak de menigte toe, die rond de twee hopen was
samengestroomd. "Het is niet uw schuld", zei hij tegen hen. "Ik heb een samenzwering tegen
mijn meester gesmeed en hem gedood, maar ik heb zijn zonen niet gedood! Dat heeft de HERE
gedaan, want alles wat Hij heeft gezegd, is uitgekomen. Door Zijn dienaar Elia heeft Hij verklaard
dat dit zou gaan gebeuren met de nakomelingen van Achab." Jehu doodde daarna alle
familieleden van Achab die zich in Jizreël bevonden, evenals diens invloedrijke ambtenaren,
persoonlijke vrienden en priesters. Tenslotte was er niemand meer over die op welke manier dan
ook met Achab in verbinding had gestaan.
2 Kon. 10:12-14, 2 Kron. 22:8 - Bet-Eked
PRINSEN VAN AHAZIA AFGESLACHT. Kr Terwijl Jehu de familieleden en vrienden van Achab
opspoorde en doodde, ontmoette hij de neven van koning Ahazia en de leiders van Juda en
doodde ook hen. Ko Toen ging hij naar Samaria en overnachtte onderweg in een herberg voor
herders. Tijdens zijn verblijf daar ontmoette hij de broers van koning Ahazia van Juda. "Wie bent
u?" vroeg hij hun.
En zij antwoordden: "Wij zijn broers van koning Ahazia. Wij zijn op weg naar Samaria om de
zonen van koning Achab en de koningin-moeder Izébel een bezoek te brengen."
"Grijp hen!" riep Jehu zijn mannen toe. Zij namen de mannen mee naar buiten en doodden hen
alle 42 bij de waterput.
2 Kon. 9:28, 2 Kron. 22:9 - Jeruzalem
AHAZIA GEVONDEN EN GEDOOD. Kr Daarna gingen de mannen van Jehu op zoek naar Ahazia en
vonden hem in de stad Samaria, waar hij zich had verborgen. Zij brachten hem naar Jehu, die
hem doodde. Ko Zijn dienaren brachten hem met een wagen naar Jeruzalem en begroeven hem
op de koninklijke begraafplaats. Kr Desondanks kreeg Ahazia een normale begrafenis, want hij
was tenslotte een kleinzoon van koning Josafat, een man die de HERE met toewijding had
gediend. Niemand van Ahazia's familie had voldoende macht om het koningschap over te
nemen.
2 Kon. 10:15,16
JONADAB SLUIT ZICH BIJ JEHU AAN. Bij zijn vertrek uit de herberg ontmoette hij Jonadab, de zoon
van Rechab, die naar hem op zoek was. Na elkaar te hebben begroet, zei Jehu tegen hem: "Bent
u net zo trouw aan mij als ik aan u ben?"
"Ja", antwoordde Jonadab.
"Geef mij uw hand", zei Jehu en hij hielp hem in het koninklijke rijtuig. "Ga met mij mee", zei
Jehu, "dan kunt u zien hoeveel ik heb gedaan voor de HERE!" Zo reed Jonadab met hem mee.
2 Kon. 10:17 - Samaria
ACHABS FAMILIE GEDOOD. Na zijn aankomst in Samaria liet hij alle overgebleven familieleden
van Achab doden, precies zoals Elia namens de HERE had voorzegd.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juni
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen