12 juni
Het tijdperk van Joas in Juda
Tot nu toe zijn alle koningen van Israël en Juda allemaal oud genoeg geweest om hun land zelf te besturen.
Maar door ongebruikelijke omstandigheden zal Juda spoedig haar eerste kinderkoning hebben. Dit gebeurt
wanneer Jorams weduwe, Athalia, de macht grijpt op een manier die haar moeder Izébel verheugd zou
hebben: zij doodt namelijk alle koninklijke nakomelingen, inclusief haar eigen kinderen. Op deze manier weet
zij zeven jaar lang op de troon te zitten. Maar één kind, Joas, werd gered en verborgen gehouden. Wanneer hij
zeven jaar oud is, wordt hij door Jojada de priester als koning aan het volk voorgesteld. Omdat Joas duidelijk
nog te jong is om te regeren, worden de staatsaangelegenheden afgehandeld door de priesters en de militaire
leiders.
Hoewel er enige geestelijke vernieuwing plaatsvindt in deze periode, blijft het heidendom overeind – en wel zo
sterk dat God de profeet Joël oproept om zich ertegen uit te spreken. Joël maakt hierbij gebruik van een
sprinkhanenplaag als symboliek voor een stekende aanval en een krachtige waarschuwing voor Gods oordeel.
Het siert Joas dat hij, wanneer hij ouder is, opdracht geeft tot de reparatie van de ooit zo prachtige tempel van
Salomo, die nu gedeeltelijk in ruïnes is vervallen. Maar later brengt hij zichzelf in diskrediet wanneer hij, samen
met de anderen die Joëls profetie negeren, het heidendom omarmt.
Ondertussen maakt koning Jehu in Israël een einde aan de aanbidding van Baäl, alleen om de kalveren te
aanbidden die eerder door Jerobeam waren opgezet. Na de dood van Jehu worden zowel Israël als Juda
onderdrukt door de altijd dreigende Syriërs uit Aram, maar Joas weet hen uiteindelijk met een afkoopsom uit
Juda te laten vertrekken. Op zijn sterfbed voorspelt Elisa een later succes van Israël tegen de Syriërs.
In Juda
2 Kon. 11:1, 2 Kron. 22:10 (841 v.C.)
ATHALIA GRIJPT MACHT. Toen Ahazia's moeder Athalia hoorde dat haar zoon dood was, liet zij
alle zonen van het koningshuis van Juda doden.
2 Kon. 11:2,3, 2 Kron. 22:11,12
JOAS GERED VAN STAATSGREEP. Maar Josabath, een dochter van koning Joram en dus een
zuster van Ahazia, haalde Ahazia's zoon Joas weg bij de zonen die zouden worden gedood en
verstopte hem met een verzorgster in een beddenkamer. Deze Josabath was de vrouw van de
priester Jojada. Zo kon Athalia de kleine Joas niet doden. Zes jaar lang bleef Joas in de tempel
verborgen, terwijl Athalia als koningin regeerde.
In Israël
2 Kon. 10:18-28
JEHU VERNIETIGT AANBIDDING VAN BAAL. Jehu riep alle inwoners van de stad bijeen en zei
tegen hen: "Achabs verering van Baäl stelde niets voor vergeleken bij de manier, waarop ik Baäl
zal gaan vereren. Roep daarom alle priesters, profeten en vereerders van Baäl bijeen. Zorg
ervoor dat zij allemaal komen, want wij, vereerders van Baäl, gaan een groot offerfeest houden
ter ere van hem. Alle aanhangers van Baäl die niet komen, zullen ter dood worden gebracht!"
Maar Jehu was van plan hen allemaal in één keer op te ruimen.
Hij stuurde boodschappers door heel Israël om de vereerders van Baäl bijeen te roepen voor de
feestelijke bijeenkomst. Allen kwamen en de tempel van Baäl was overvol. Hij gaf het hoofd van
de kleedkamer opdracht dat iedere vereerder van Baäl een speciale mantel moest dragen.
Jehu en Jonadab, de zoon van Rechab, gingen de tempel in en zeiden tegen de aanwezigen:
"Zorg ervoor dat hier alleen vereerders van Baäl zijn; laat niemand binnen die de HERE aanbidt."
De priesters van Baäl begonnen geschenken en brandoffers te offeren en intussen omsingelde
Jehu het gebouw met tachtig van zijn mannen en droeg hun op: "Als iemand ontsnapt, betalen
jullie daarvoor met jullie eigen leven."
Zodra de priester klaar was met het brengen van zijn brandoffer, ging Jehu naar buiten en beval
zijn officieren en manschappen: "Ga naar binnen en dood iedereen! Laat er niet één
ontsnappen!" Zo slachtten zij iedereen in de tempel af en sleepten de lijken naar buiten. Daarna
gingen de mannen het heiligdom in de tempel binnen, sleepten de heilige pilaar die voor de
eredienst van Baäl werd gebruikt, naar buiten en verbrandden hem. Zij braken de tempel af en
maakten er een openbaar toilet van. En dat is het vandaag de dag nog.
Op die manier verwijderde Jehu elk spoor van Baäl uit Israël.
2 Kon. 10:30
GODS BELOFTE AAN JEHU. Naderhand zei de HERE tegen Jehu: "U hebt mijn aanwijzingen voor
het uitroeien van het nageslacht van Achab goed uitgevoerd. Daarom zal ik ervoor zorgen dat uw
zoon, uw kleinzoon en uw achterkleinzoon koningen van Israël zullen zijn."
2 Kon. 10:29,31
JEHU NET ALS JEROBEAM. Hij vernietigde de gouden kalveren in Bethel en Dan echter niet. De
verering van deze beelden was de grote zonde van Jerobeam, de zoon van Nebat, waarin heel
Israël werd meegesleept. Maar Jehu volgde de HERE, de God van Israël, niet met zijn hele hart,
want hij ging door met het aanbidden van de gouden kalveren van Jerobeam, die Israël in deze
grote zonde had aangemoedigd.
In Juda
2 Kon. 11:4-11, 2 Kron. 23:1-10 - Jeruzalem
JOJADA'S PLANNEN VOOR JOAS. In het zevende regeringsjaar van koningin Athalia raapte de
priester Jojada al zijn moed bij elkaar en nam enkele legerofficieren in vertrouwen. Dat waren
Azarja, de zoon van Jeroham, Ismaël, de zoon van Johanan, Azarja, de zoon van Obed,
Maäseja, de zoon van Adaja, en Elisafat, de zoon van Zichri. Deze mannen trokken daarna in het
geheim het hele land door om de Levieten en familiehoofden op de hoogte te brengen van de
plannen en hen uit te nodigen naar Jeruzalem te komen. Toen zij daar aankwamen, zwoeren zij
in de tempel trouw aan de jonge koning Joas, die zich daar nog steeds verscholen hield.
"Eindelijk is het zover dat de zoon van de koning kan gaan regeren", riep Jojada uit. "De belofte
van de HERE (dat een nakomeling van David onze koning zal zijn) wordt weer werkelijkheid. Dit
is wat wij nu gaan doen: een derde deel van de priesters en Levieten die op de sabbat dienst
hebben, moet de wacht houden bij de ingang van de tempel. Een ander derde gedeelte gaat
naar het paleis en het laatste derde deel stelt zich op bij de Benedenpoort. Alle anderen moeten
op de voorpleinen van de tempel blijven, zoals Gods wetten dat voorschrijven. Want alleen
priesters en Levieten die dienst doen, mogen de tempel betreden, omdat zij zijn gereinigd. U,
Levieten, moet een lijfwacht rondom de koning vormen, met de wapens in de hand en iedere
onbevoegde doden die de tempel binnenkomt. Blijf steeds bij de koning in de buurt om hem te
beschermen."
Toen iedereen precies wist wat hem te doen stond, namen de leiders het bevel over het deel van
de priesters, dat die sabbat aan het werk ging en het deel dat op die dag zijn weektaak achter
zich had; de opperpriester Jojada had hun namelijk geen toestemming gegeven naar huis te
gaan. Daarna deelde Jojada speren en grote en kleine schilden uit aan alle legerofficieren. Deze
hadden eens aan koning David toebehoord en lagen opgeslagen in de tempel. De gewapende
mannen stelde hij op aan de noord- en zuidzijde van de tempel en in een groep bij het altaar
rond de koning.
2 Kon. 11:12, 2 Kron. 23:11 (835 v.C.)
JOAS GEKROOND. Toen brachten zij de jonge prins naar buiten, zetten hem de kroon op het
hoofd, gaven hem een afschrift van de wet van God in de hand en riepen Joas uit tot koning.
"Lang leve de koning!" klonk het toen Jojada en zijn zonen Joas zalfden.
2 Kon. 11:13-16, 2 Kron. 23:12-15 (835 v.C.)
ATHALIA GEDOOD. Koningin Athalia hoorde het lawaai en de vreugdekreten voor de koning en zij
ging snel naar de tempel om te zien wat er gebeurde. En daar stond de jonge koning naast zijn
pilaar bij de ingang van de tempel, omringd door legerofficieren en trompetters. Mensen uit het
hele land stonden er blij zingend omheen en de zangers zongen hun lied, begeleid door een
orkest dat de melodie van een blijde lofzang speelde. Athalia scheurde haar kleren en gilde:
"Verraad! Verraad!"
"Breng haar naar buiten en dood haar", schreeuwde Jojada de legerofficieren toe. "Maar niet hier
in de tempel. En dood ieder die probeert haar te helpen!" Zij kregen haar te pakken bij de
paardenstallen van het paleis en doodden haar daar.
2 Kon. 11:21, 12:1,2 Kron. 24:1
JOAS WORDT KINDERKONING. Joas was zeven jaar toen hij koning werd. Zeven jaar nadat Jehu
koning over Israël was geworden, werd Joas koning over Juda. Hij regeerde veertig jaar vanuit
Jeruzalem. Zijn moeder heette Zibja en was afkomstig uit Berséba.
2 Kon. 11:17-20, 2 Kron. 23:16-21
VOLK ERVAART OPLEVING. Daarna sloot Jojada een plechtige overeenkomst dat hij, de koning
en het hele volk voortaan aan de HERE zouden toebehoren. Alle aanwezigen renden toen naar
de tempel van Baäl en braken hem af. De altaren sloegen zij kapot, de beelden gooiden zij
omver en Mattan, de priester van Baäl, doodden zij voor zijn eigen altaren.
Jojada wees de Levitische priesters aan als opzichters en gaf hun tot taak de brandoffers aan de
HERE te brengen, zoals het in de wet van Mozes werd bevolen. Hij hanteerde dezelfde
taakverdeling voor de families van de Levieten als koning David had gedaan. Hun werk moest
plaatshebben onder blij gezang. De wachters bij de tempelingangen hielden iedereen buiten, die
niet was geheiligd.
De legerofficieren, de edelen, bestuurders en de rest van het volk begeleidden de koning daarna
van de tempel via de Bovenpoort naar het paleis, waar zij hem op de troon lieten plaatsnemen.
Alle inwoners van het land waren blij met hun nieuwe koning en in de stad keerde de rust terug
nadat koningin Athalia was gedood.
2 Kon. 12:2, 2 Kron. 24:2
JOJADA'S INVLOED. Joas deed wat goed was zolang de hogepriester Jojada hem met raad en
daad terzijde stond.
2 Kon. 12:3
HEIDENSE GEBRUIKEN BLIJVEN. Toch ruimde ook hij de offerplaatsen op de heuvels niet op. De
mensen bleven daar gewoon offers en reukwerk verbranden.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- juni
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen