10 maart
Voorbereiding op de verovering
Na de begrafenis van Mozes is Jozua de leider van het Israëlische volk geworden. Hij zal hen in westelijke
richting over de Jordaan Kanaän binnenleiden - het land dat zo'n 685 jaar eerder voor het eerst aan Abraham
werd beloofd. In de volgende zes jaar zullen de Israëlieten het land veroveren en bevolken. Maar het zal nog
veel langer duren voordat de stammen het gebied volledig onder controle hebben en zelfs dan zal een groot
aantal plaatselijke bewoners nooit helemaal worden verdreven.
Maar nu is voor Jozua de tijd aangebroken om het volk te mobiliseren. De voorbereidingen op de verovering
bestaan niet alleen uit het formeren van een militaire strategie, maar ook uit een vernieuwde toewijding aan
God en de heilige doelen waarvoor in de nabije toekomst strijd zal worden geleverd.
Temidden van alle drukte, die het gevolg is van deze voorbereidingen op de oorlog, lezen we het fascinerende
verhaal over een vrouw in Kanaän, wier geloof in de God van de Israëlieten ertoe leidt dat zij een sleutelrol zal
spelen in de initiële invasie.
Het historische verslag van Jozua onthult dat God een rechtvaardig en moedig leider voor Zijn volk heeft
gekozen. In bijna alle opzichten is Jozua een voorbode van die Ene die op een dag zal komen om alle
gelovigen een nog grootser beloofd land binnen te leiden. Die ultieme geestelijke Leider zal zelfs de Griekse
naam dragen die het equivalent is van de Hebreeuwse naam Jozua (die “God is redding” betekent). Zoals
Jozua de redder van een volk is, zo zal deze Messias de Redder van de hele wereld zijn.
Het verslag begint met Gods laatste aanwijzingen voor Jozua.
Joz. 1:1-9 - De oostelijke Jordaanoever (ca. 1406 v.C.)
GOD INSTRUEERT JOZUA. Na de dood van Zijn dienaar Mozes sprak de HERE tot Jozua, de
zoon van Nun, die de rechterhand van Mozes was geweest. Hij zei tegen hem: "Nu mijn dienaar
Mozes is gestorven, bent u de nieuwe leider van Israël. Leid mijn volk over de Jordaan het
beloofde land binnen. Wat Ik tegen Mozes heb gezegd, zeg Ik ook tegen u: 'Elk stuk grond dat u
betreedt, zal deel gaan uitmaken van het land Israël. Dit gebied zal zich uitstrekken van de
Negeb-woestijn in het zuiden tot het gebergte van de Libanon in het noorden en van de
Middellandse Zee in het westen tot aan de rivier de Eufraat in het oosten. Ook het land van de
Hethieten valt daaronder.' Niemand zal u kunnen tegenhouden zolang u leeft, want Ik zal u
terzijde staan, net als Mozes; Ik zal u niet in de steek laten, noch u mijn hulp onthouden.
Wees sterk en moedig, want u zult de leider van mijn volk zijn en u zult het helpen al het land te
veroveren dat Ik aan zijn voorouders beloofde. U hoeft alleen sterk en moedig te zijn en heel de
wet die Mozes u gaf, letterlijk te gehoorzamen. Als u dat doet, zal alles wat u onderneemt,
gelukken. Houd het volk deze wetten steeds voor en denk er zelf dag en nacht over na, zodat u
zeker weet dat u ze volledig naleeft. Want alleen dan zult u slagen. Ja, wees moedig en sterk!
Ban angst en twijfel uit uw hart. Onthoud dat de HERE, uw God, u overal terzijde zal staan."
Joz. 3:1
KAMP BIJ DE JORDAAN. De volgende morgen in alle vroegte, verlieten Jozua en het hele volk
Sittim. Diezelfde avond bereikten zij de oever van de Jordaan, waar zij enige dagen hun kamp
opsloegen alvorens over te steken.
Joz. 2:1 - Jericho
SPIONNEN NAAR JERICHO GESTUURD. Daarop stuurde Jozua twee spionnen vanuit het kamp bij
Sittim de rivier over om het gebied aan de overkant van de rivier te verkennen, in het bijzonder
Jericho. De spionnen vertrokken en gingen het huis binnen van Rachab, een prostituée. Zij
wilden daar de nacht doorbrengen.
Joz. 2:2-7 - Jericho
RACHAB REDT SPIONNEN. Maar iemand lichtte de koning van Jericho in dat twee Israëlieten,
vermoedelijk spionnen, die avond waren aangekomen. De koning stuurde de mannen naar het
huis van Rachab met de eis hen uit te leveren. "Het zijn spionnen", legden zij uit. "Zij zijn er door
hun leiders op uitgestuurd om te ontdekken hoe zij ons het beste kunnen aanvallen."
Zij had de mannen echter verborgen en zei tegen de aanvoerder van de groep: "Die mannen zijn
hier inderdaad geweest, maar ik wist niet dat het spionnen waren. Toen het donker werd, vlak
voordat de stadspoorten werden gesloten, hebben zij de stad verlaten en ik weet niet waar ze
naar toe gingen. Als u zich haast, kunt u hen waarschijnlijk nog wel inhalen!" In werkelijkheid had
zij de mannen naar het dak gebracht en verborgen onder vlasstengels, die daar lagen te drogen.
De mannen gingen de vermeende vluchtelingen achterna tot aan de Jordaan. De stadspoorten
gingen achter hen dicht.
Joz. 2:8-16
VEILIGHEID BELOOFD. Rachab ging intussen naar het dak om te praten met de mannen, voordat
zij gingen slapen. Zij zei: "Ik weet heel goed dat uw God mijn land aan u gaat geven. Wij leven in
grote angst voor u; allen die hier wonen zijn verlamd door angst en radeloos. Wij hebben
namelijk gehoord hoe de HERE voor u een pad door de Schelfzee maakte na uw vertrek uit
Egypte! En wij weten ook wat u deed met Sihon en Og, de twee Amoritische koningen ten oosten
van de Jordaan; hoe u hun land onder de voet liep en hun hele volk uitroeide. Geen wonder dat
wij bang zijn! Niemand heeft nog de moed te vechten als hij dat allemaal heeft gehoord. Want uw
God regeert als God boven in de hemelen en beneden op de aarde. Ik wil u om één ding
smeken: zweer mij bij de naam van uw God dat u bij de verovering van Jericho mij, mijn ouders
en mijn broers en zusters met hun gezinnen in leven laat, omdat ik u heb geholpen."
De mannen antwoordden: "Als u ons niet verraadt, zullen wij ervoor zorgen dat u en uw
familieleden niets overkomt. Wij zullen u dankbaarheid en trouw bewijzen en u met ons eigen
leven beschermen."'
Toen liet zij de mannen aan een touw langs de stadsmuur naar beneden zakken. Haar huis stond
namelijk bovenop de muur. "Vlucht naar de heuvels", raadde zij hun aan. "Verberg u daar drie
dagen tot de mannen die u zoeken, zijn teruggekeerd. Daarna kunt u zonder gevaar teruggaan."
Joz. 2:17-21
RODE KOORD. Voordat zij gingen, zeiden de mannen tegen haar: "Wij kunnen er niet voor
instaan dat u niets overkomt als u niet bij de verovering dit rode koord uit het raam laat hangen.
Zorg er ook voor dat al uw familieleden bij u in huis zijn. Als zij op straat komen, zijn wij niet
verantwoordelijk voor de gevolgen. Maar wij zweren u dat niemand in dit huis zal worden gedood
of verwond. Als u ons echter verraadt, zullen wij niet langer aan deze eed gebonden zijn."
"Dat beloof ik", antwoordde zij. En zij hing het rode koord uit het raam.
Joz. 2:22-24
SPIONNEN KEREN TERUG. De spionnen trokken de heuvels in en bleven daar drie dagen, totdat
de achtervolgers na een vruchteloze speuraktie naar de stad waren teruggekeerd. Toen kwamen
de twee spionnen uit de heuvels, staken de rivier over en brachten Jozua verslag uit over wat er
was gebeurd. "De HERE zal ons vast en zeker het hele land in handen geven", zeiden zij, "want
alle inwoners zijn nu al vreselijk bang voor ons."
Joz. 1:10,11
MOBILISATIE GELAST. Toen gaf Jozua de leiders van Israël opdracht het volk te zeggen, dat het
zich moest klaarmaken voor de overtocht over de Jordaan. "Binnen drie dagen zullen wij
oversteken en het land dat God ons heeft gegeven, veroveren en er gaan wonen!" vertelde hij
hun.
Joz. 1:12-15
HERINNERING VOOR DRIE STAMMEN. Toen riep hij de leiders van de stammen Ruben, Gad en
Manasse bij zich en herinnerde hen aan de opdracht die Mozes had gegeven: "De HERE, uw
God, geeft u rust in uw eigen land aan deze zijde van de Jordaan. Daarom mogen uw vrouwen,
kinderen en het vee hier blijven, maar uw troepen moeten volledig bewapend de andere
stammen over de Jordaan leiden en hen helpen het land aan de overzijde van de rivier te
veroveren; blijf bij hen tot de verovering is voltooid en uw broeders zich ook in alle rust kunnen
vestigen. Pas dan mag u zich hier aan de oostzijde van de Jordaan vestigen."
Joz. 1:16-18
TOEWIJDING BEVESTIGD. Zij stemden daarmee in en beloofden Jozua als hun legeraanvoerder
te gehoorzamen. "Net zoals wij Mozes hebben gehoorzaamd, zullen wij u gehoorzamen",
verzekerden zij hem, "en moge de HERE, uw God, u net zo terzijde staan als Hij Mozes deed.
Als ook maar iemand tegen uw bevelen in opstand komt, zal hij sterven. Ga ons voor en wees
sterk en moedig!"
Joz. 3:2-6
ARK GAAT VOOROP. Op de derde dag gingen enkele aanvoerders het kamp door en gaven de
volgende instructies: "Als u de priesters de ark ziet dragen, volg hen dan. Waar wij heengaan,
bent u nog nooit geweest, daarom zullen zij u de weg wijzen. Blijf echter een krappe kilometer
achter hen, met een duidelijke ruimte tussen de ark en u; zorg ervoor dat u niet dichterbij komt."
Toen droeg Jozua iedereen op zich te heiligen. "Morgen", zei hij, "zal de HERE een groot wonder
verrichten."
De volgende ochtend gaf Jozua de priesters de opdracht: "Neem de ark op en leid ons over de
rivier!" En zo gingen zij vóór het volk uit.
Joz. 3:7-13
EEN MIRACULEUZE OVERSTEEK. "Vandaag", zei de HERE tegen Jozua, "zal Ik u grote eer
geven, zodat heel Israël weet dat Ik net zo met u ben als Ik met Mozes was. Geef de priesters
die de ark dragen, opdracht dat zij aan de oever van de rivier stilstaan."
Jozua riep het volk bijeen en zei: "Kom hier en luister naar wat de HERE, uw God, heeft gezegd.
Vandaag zal het u duidelijk worden dat de levende God in uw midden is en dat Hij vast en zeker
de Kanaänieten, Hethieten, Hevieten, Ferezieten, Girgasieten, Amorieten en Jebusieten zal
verdrijven. Want de ark van het verbond van God, Die de HERE van de hele aarde is, zal u over
de rivier leiden! Kies nu twaalf mannen, één uit elke stam, voor een speciale opdracht. Wanneer
de priesters die de ark van de HERE dragen met hun voeten het water aanraken, zal de rivier
ophouden met stromen. Het water dat van bovenaf komt, zal als een dam blijven staan!" Dit
gebeurde in het oogstseizoen en de Jordaan was al buiten zijn oevers getreden.
Joz. 3:14:17
JORDAAN GESCHEIDEN. Toen het volk zich in beweging zette en de voeten van de priesters, die
de ark van het verbond droegen het water raakten, begon het rivierwater zich plotseling ver
stroomopwaarts bij de stad Adam, dichtbij Zarethan, op te hopen alsof het een dam was! Het
water beneden dat punt stroomde verder naar de Zoutzee, tot de rivierbedding droog stond. Toen
stak het hele volk de rivier over ter hoogte van Jericho. De priesters die de ark droegen, stonden
op het droge midden in de Jordaan en bleven daar, terwijl het hele volk aan hen voorbij trok.
Joz. 4:12,13
DE OOSTELIJKE STAMMEN STEKEN OVER. Daarop trokken de troepen van Ruben, Gad en
Manasse (in totaal 40.000 gewapende mannen) aan het hoofd van het leger van de HERE de
rivier over en leidden het volk naar de vlakte van Jericho.
Joz. 4:9-11
GEDENKTEKEN GEPLAATST. Jozua bouwde nóg een gedenkteken van twaalf stenen midden in
de rivier, op de plaats waar de priesters stonden. En dat staat er vandaag nog.
De priesters die de ark droegen, bleven in het midden van de Jordaan staan tot al deze
aanwijzingen die de HERE aan Jozua had gegeven, waren uitgevoerd. Ondertussen waren de
andere Israëlieten snel door de rivierbedding getrokken. Toen iedereen de overkant had bereikt,
keken de mensen toe hoe de priesters de ark van de HERE de oever opdroegen.
Joz. 4:15-18
OVERSTEEK VOLTOOID. Jozua had immers op bevel van de HERE de priesters die de ark van
het getuigenis droegen, de opdracht gegeven:
"Kom uit de Jordaanbedding naar boven."
Zodra de priesters die de ark van het verbond droegen, op het droge waren aangekomen, kwam
het water weer opzetten en stroomde het langs de oevers van de rivier als voorheen!
Joz. 4:1-8
STENEN UIT JORDAAN GENOMEN. Nadat het hele volk aan de overkant van de Jordaan was
aangekomen, zei de HERE tegen Jozua: "Laten de twaalf mannen die werden gekozen voor een
speciale opdracht (uit elke stam één) ieder een steen opnemen van de plaats waar de priesters
in het midden van de Jordaan staan. Zij moeten die stenen op de oever brengen en opstapelen
als een gedenkteken op de plaats waar u vannacht uw kamp opslaat."
Jozua riep de twaalf mannen bij zich en zei: "Ga naar het midden van de Jordaan waar de ark
van de HERE is. Ieder van u moet daar een steen op zijn schouder nemen en op de oever
brengen; twaalf stenen in totaal, één voor elk van de twaalf stammen. Wij zullen die gebruiken
om een gedenkteken op te richten. En als onze kinderen later vragen: 'Waarvoor dient dat
gedenkteken?' kunt u hun vertellen: 'Dat is om ons eraan te herinneren, dat de Jordaan ophield
met stromen toen de ark van het verbond de rivier overstak!' Het gedenkteken zal een
voortdurende herinnering zijn aan dit verbazingwekkende wonder."
De mannen deden wat Jozua hun had opgedragen. Zij haalden twaalf stenen uit het midden van
de Jordaan, voor elke stam één, zoals de HERE Jozua had bevolen. Zij brachten de stenen naar
de plaats waar het kamp voor die nacht was opgeslagen en maakten er een gedenkteken van.
Joz. 4:19-24
MONUMENT VOOR WONDER. Dit wonder gebeurde op de tiende dag van de eerste maand. Die
dag stak het hele volk de Jordaan over en sloeg het kamp op bij Gilgal, aan de oostgrens van de
stad Jericho. Daar werden de twaalf stenen uit de Jordaan opgestapeld als een gedenkteken.
Jozua legde opnieuw de betekenis van de stenen uit: "Later", zei hij, "als uw kinderen u vragen
waarom deze stenen hier liggen en wat zij te betekenen hebben, moet u hun vertellen dat deze
stenen een herinnering zijn aan dit verbazingwekkende wonder; hoe het volk Israël over de
drooggevallen grond de Jordaan overstak! Vertel hun hoe de HERE, onze God, de rivier voor
onze ogen liet opdrogen en deze droog hield tot wij allemaal waren overgestoken! Het is
hetzelfde wonder dat de HERE veertig jaar geleden bij de Schelfzee deed. Hij deed dit opdat alle
volken op aarde zullen beseffen, dat de HERE de Almachtige God is en zij allen Hem zullen
vereren."
Joz. 4:14
JOZUA GEPREZEN. Voor Jozua was het een geweldige dag, want de HERE had hem voor de
ogen van het hele volk als leider bevestigd en zij kregen voor de rest van zijn leven net zoveel
ontzag voor hem als zij voor Mozes hadden.
Joz. 5:1
KANAANIETEN BEANGSTIGD. De volken ten westen van de Jordaan (de Amorieten en
Kanaänieten, die langs de kust van de Middellandse Zee woonden) hoorden dat de HERE de
Jordaan had laten opdrogen zodat het volk Israël kon oversteken. De moed zakte hen in de
schoenen en zij werden verlamd door angst.
Joz. 5:2-9 - Gilgal
BESNIJDENIS TE GILGAL. De HERE droeg Jozua in die tijd op alle mannelijke Israëlieten te
besnijden. De HERE beval dat voor dit doel stenen messen moesten worden gemaakt. Daarop
maakte Jozua scherpe messen en besneed de Israëlieten op de plaats, die 'de heuvel van de
voorhuiden' werd genoemd.
Deze besnijdenis was nodig, omdat alle mannen die bij het vertrek uit Egypte oud genoeg waren
om wapens te dragen, waren besneden en tegelijk met de hele generatie, die gedurende die
jaren in de woestijn was, waren gestorven. Maar alle jongens die in de woestijn werden geboren,
waren niet besneden. Want veertig jaar lang had het volk van Israël rondgetrokken in de
woestijn. Net zolang tot alle mannen die bij het vertrek uit Egypte oud genoeg waren om een
wapen te dragen, waren gestorven. Zij waren immers ongehoorzaam geweest aan de HERE en
Hij had gezworen dat zij geen voet zouden zetten in het land, dat Hij Israël had beloofd; een land
dat overvloeide van melk en honing. Daarom liet Jozua nu hun zonen besnijden, die God in de
plaats van hun vaders had gesteld.
De HERE zei tegen Jozua: "Vandaag heb Ik de schande van uw onbesnedenheid weggenomen."
Daarom werd de plaats waar dit gebeurde Gilgal genoemd (wat 'wegnemen' betekent) en zo heet
het nu nog. Na deze ceremonie bleef het hele volk rusten in het kamp tot de wonden waren
geheeld.
Joz. 5:10,11
PASCHA IN ACHT GENOMEN. Tijdens hun verblijf bij Gilgal op de vlakte van Jericho vierden zij het
Pascha op de avond van de veertiende dag van die maand. De dag na het Pascha aten zij van
de opbrengst van het land: ongezuurd brood en geroosterd koren.
Joz. 5:12
LAATSTE MANNA. De volgende dag viel er geen manna meer. De tijd van het manna was voor de
Israëlieten voorbij. Vanaf dat ogenblik leefden zij van de opbrengst van het land Kanaän.
Joz. 5:13-15
GODDELIJKE AANVOERDER VERSCHIJNT. Terwijl Jozua erover nadacht hoe hij de stad Jericho
zou innemen, zag hij een Man met een getrokken zwaard. Jozua liep naar Hem toe en vroeg:
"Bent u een vriend of een vijand?"
"Geen van beide", antwoordde de Man, "Ik kom als de Aanvoerder van het hemelse leger van de
HERE." Jozua viel in aanbidding voor Hem op de grond en zei: "Welke opdracht heeft de Here
voor mij?"
"Trek uw schoenen uit", droeg de Aanvoerder hem op, "want dit is heilige grond." Jozua deed
dat.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen