Thuis >> 15 februari
15 februari
Mozes blikt terug op geschiedenis en doelen
De voorbereidingen zijn nu bijna afgerond. Mozes realiseert zich dat zijn eigen leven ten einde loopt.
Voordat hij de macht aan zijn opvolger overdraagt, spreekt hij het volk toe als een staatshoofd op leeftijd.
Mozes is zich er terdege van bewust dat hij verantwoordelijk is voor de nieuwe generatie. Daarom wil hij de
aandacht vestigen op de geschiedenis van hun jonge natie, hun unieke relatie met God en het doel van de
verovering die spoedig zal aanvangen. Nauwelijks een maand na deze toespraken zal Mozes zelf sterven.
In de eerste van zijn twee laatste toespraken zal Mozes enkele verrassende en interessante details
opnemen die niet in de voorgaande verslagen zijn opgenomen. Ontroerend zijn niet alleen de persoonlijke
gevoelens van Mozes over enkele van de incidenten die zich hebben voorgedaan, maar ook de herhaalde
verwijzingen naar zijn eigen zonde die hem belet het beloofde land persoonlijk binnen te treden.
Deut. 1:1-4
EERSTE TOESPRAAK. Dit boek bevat de toespraken van Mozes tot het volk Israël tijdens het
verblijf in de woestijn aan de oostkant van de Jordaan, in de omgeving van Suf, Paran, Tofel,
Laban, Hazeroth en Di-Zahab. De afstand van de berg Horeb naar Kades-Barnea kan te voet
in elf dagen worden afgelegd.
Op de eerste dag van de elfde maand, in het veertigste jaar van hun omzwervingen door de
woestijn, gaf Mozes het volk Israël nog eens al de woorden door die de HERE tot hem had
gesproken. De Israëlieten hadden onder leiding van Mozes toen al koning Sihon van de
Amorieten verslagen bij Hesbon. Ook hadden zij koning Og van Basan, die in Astaroth
woonde, bij Edreï een zware nederlaag toegebracht.
Deut. 1:5-8
BEGINNEND IN SINAI. Daar (aan de overzijde van de Jordaan in het land Moab) legde Mozes
de wetten en voorschriften die de HERE hem had gegeven, uit aan het volk. Hij zei:
"De HERE, onze God, heeft bij de berg Horeb tegen ons gezegd: U bent hier lang genoeg
geweest. Vertrek nu en verover het gebergte van de Amorieten, het dal van de Araba, de
Negeb en al het land van Kanaän en Libanon; het hele gebied tussen de Middellandse Zee
en de rivier de Eufraat. Ik geef het helemaal aan u! Trek er naar toe en neem het in bezit,
want de HERE heeft het beloofd aan uw voorouders Abraham, Isaäk en Jakob en al hun
nakomelingen'.
Deut. 1:9-18
HET VROEGE BESTUUR. Ik heb toen tegen u gezegd: 'Ik heb hulp nodig! Ik kan de hele last
van dit volk niet alleen dragen, want de HERE heeft u vermenigvuldigd als de sterren! Ik hoop
dat Hij u nog duizendmaal zal vermenigvuldigen en zegenen, zoals Hij heeft beloofd. Maar ik,
één man, kan niet al uw problemen en ruzies oplossen. Kies daarom uit elke stam wijze en
ervaren mannen, die ik zal aanstellen tot leiders over u.'
U was het ermee eens.
Ik heb van elke stam enkele mannen, die u uitkoos, benoemd tot leiders over u met de zorg
voor 1000, 100, 50 of 10 mensen. Zij moesten meningsverschillen oplossen en u op allerlei
manieren terzijde staan. Ik drukte hen op het hart altijd rechtvaardig en onbevooroordeeld te
zijn, niet alleen voor hun eigen mensen maar ook tegenover de buitenlanders! Wanneer u een
beslissing neemt', zei ik hun, 'bevoordeel dan nooit iemand omdat hij rijk is; wees
rechtvaardig voor groot en klein. Wees niet bang voor hun reactie, want u handelt namens
God. Als u een zaak wordt voorgelegd die te moeilijk is, leg die dan aan mij voor.' Ik gaf hun
daarbij ook nog andere instructies.
Deut. 1:19-25
UITZENDING VAN DE SPIONNEN. Toen verlieten wij de berg Horeb en reisden door die grote
en vreselijke woestijn tot wij het Amoritische bergland bereikten, waarheen de HERE, onze
God, ons had gestuurd. Wij verbleven toen bij Kades-Barnéa (aan de grens van het beloofde
land) en ik zei tegen u: 'De HERE God heeft ons dit land gegeven. Vooruit, laten wij het in
bezit nemen, zoals Hij ons heeft opgedragen. Wees niet bang! U mag zelfs niet twijfelen!'
Maar u zei: 'Laten wij eerst spionnen vooruit sturen. Die kunnen bepalen welke route wij het
best kunnen volgen en welke steden wij het eerst moeten veroveren.'
Dit leek mij een goed idee en ik koos twaalf spionnen uit, van elke stam één. Zij trokken over
de heuvels, verkenden het dal Eskol en kwamen terug met vruchten, die daar groeiden. Eén
blik was genoeg om ons ervan te overtuigen dat het inderdaad een goed land was dat de
HERE, onze God, zou geven. Ook hun verslag bevestigde dat.
Deut. 1:26-33
LAFHEID DOOR RAPPORTAGE. Maar u weigerde het land binnen te trekken en het bevel van
de HERE te gehoorzamen. U mopperde en klaagde in uw tenten en zei: 'De HERE moet ons
haten, anders had Hij ons niet hierheen gebracht vanuit Egypte om ons door de Amorieten te
laten afslachten. Wat gaat er met ons gebeuren? De spionnen hebben ons bang gemaakt met
hun verhalen over de grote en sterke bewoners van dat land en over de hoge, sterke muren
rond hun steden! Zij hebben zelfs reuzen gezien, afstammelingen van Enak!'
Maar ik zei tegen u: 'Wees niet bang! De HERE God is uw leider en Hij zal voor u strijden met
Zijn machtige wonderen, net zoals u Hem in Egypte hebt zien doen. U weet allemaal hoe
goed Hij voor ons heeft gezorgd in de woestijn. Hij zorgde toch heel de weg als een Vader
voor Zijn kind!'
Maar wat ik ook zei, het hielp niets. U weigerde de HERE, onze God, te geloven. Hoewel Hij u
de hele weg had geleid en de beste kampplaatsen voor u had uitgezocht. Overdag ging Hij
voorop in een wolk en 's nachts in een zuil van vuur.
Deut. 1:34-40
STRAF VOOR LAFHEID. Toen de HERE uw klachten hoorde, ontstak Hij in heilige woede. Hij
zei: 'Ik zweer dat geen mens van deze generatie in leven zal blijven om het goede land te
zien, dat Ik hun vaders heb beloofd. De enige uitzondering is Kaleb, de zoon van Jefunne; hij
krijgt vanwege zijn trouw aan de HERE een stuk van het beloofde land, dat hij eerder als
spion heeft verkend, als erfdeel.'
Ook op mij werd de HERE vertoornd wegens uw gedrag. Hij zei: 'Ook u mag het beloofde
land niet in! In uw plaats zal Jozua, de zoon van Nun, het volk het land binnenleiden. Bereid
hem goed voor op zijn leiderstaak. Ik zal het land aan uw kinderen geven, van wie u zei dat zij
in de woestijn zouden sterven. Maar voor de oudere generatie geldt: keer u nu om en ga
terug door de woestijn in de richting van de Schelfzee.'
Deut. 1:41-46
MISLUKTE INVASIE. Toen gaf het volk toe: 'Wij hebben gezondigd! Wij zullen het land wel
binnentrekken en ervoor vechten, zoals de HERE, onze God, ons heeft opgedragen.' Zij
maakten zich klaar voor de strijd en dachten dat het een gemakkelijke verovering zou worden.
Maar de HERE zei tegen mij: 'Houd hen tegen, want Ik ga niet met hen mee; als zij gaan,
worden zij door hun vijanden verslagen.'
Ik heb het u toen gezegd, maar u wilde niet luisteren. Integendeel, u trotseerde het bevel van
de HERE en trok toch het bergland in om strijd te voeren. Maar de Amorieten die daar
woonden, sloegen terug. Zij achtervolgden u als bijen en doodden de Israëlieten van Seïr tot
Horma. Toen u terugkeerde en huilde voor het aangezicht van de HERE, wilde Hij niet meer
naar u luisteren. Daarom zijn wij een lange tijd in Kades gebleven."
Deut. 2:1-7
EDOMIETEN MET RUST GELATEN. "Vervolgens gingen wij via de woestijn terug in de richting
van de Schelfzee, want dat had de HERE mij opgedragen. Wij zwierven een lange tijd rond in
de omgeving van de berg Seïr.
Eindelijk zei de HERE: 'U bent hier nu lang genoeg geweest. Trek in noordelijke richting. Licht
het volk in dat het door het land zal trekken dat aan zijn broeders, de Edomieten, de
afstammelingen van Esau, die in Seïr wonen, behoort. De Edomieten zullen angst voor u
krijgen, maar u mag geen vijandelijkheden uitlokken! Ik heb hun het land rond de berg Seïr in
bezit gegeven. Betaal hun voor het water en voedsel, dat u gebruikt.'
De HERE, uw God, heeft u gezegend en beschermd gedurende de veertig jaar die u in de
woestijn rondzwierf; Hij hielp u en in al die tijd bent u niets tekort gekomen.
Deut. 2:8-15
WACHTEN OP DE DOOD VAN DE TWIJFELAARS. Zo trokken wij door Edom waar onze broeders
woonden, kruisten de Arabah-weg, die naar Elath en Ezeon-Geber in het zuiden voert, en
trokken verder in noordelijke richting naar de woestijn Moab.
Toen waarschuwde de HERE ons: 'Val de Moabieten niet aan, want ook van hun land krijgt u
niets. Ik heb dat land aan de nakomelingen van Lot gegeven.'
De Emieten woonden vroeger in dat gebied. Het was een erg grote stam en de leden ervan
waren net zo groot als de Enakieten. De Emieten en de Enakieten werden vaak Refaïeten
genoemd, maar de Moabieten noemden hen Emieten. Heel vroeger woonden de Horieten in
Seïr, maar de Edomieten, nakomelingen van Esau, hadden hen verdreven, net zoals de
Israëlieten de in Kanaän levende volken zouden verdrijven. De HERE had hun land aan de
Israëlieten toegewezen.
'Steek nu de beek Zered over', zei de HERE. Dat deden wij.
Zo kostte het ons 38 jaar om vanuit Kades-Barnéa de beek Zered over te steken! Want de
HERE had bepaald dat wij niet konden oversteken voordat alle mannen, die 38 jaar geleden
oud genoeg waren om in het leger te dienen, dood waren. Ja, de hand van de HERE was
tegen hen tot zij allen waren gestorven.
Deut. 2:16-25
AMMONIETEN MET RUST GELATEN. Toen zei de HERE tegen mij: 'Vandaag zal Israël de grens
van Moab bij Ar overschrijden en het land van de Ammonieten binnentrekken. Val hen echter
niet aan, want Ik zal u niets van hun land geven. Ik heb het aan de nakomelingen van Lot
gegeven.'
Ook dat gebied werd vroeger bewoond door de Reuzen. De Ammonieten noemden hen
Zamzummieten. Zij waren een groot en sterk volk en de mannen hadden hetzelfde lange
postuur als de Enakieten. De HERE vernietigde hen echter toen de Ammonieten
binnentrokken en die namen hun gebied in. De HERE hielp de nakomelingen van Esau die bij
de berg Seïr woonden, op dezelfde manier door de Horieten die daar woonden, voor hen te
vernietigen. Hetzelfde gebeurde toen de Kaftorieten een inval deden in het gebied van de
Avvieten, die in de dorpen leefden die op het platteland verspreid lagen tot bij Gaza. De stam
van de Avvieten werd toen ook vernietigd.
Toen zei de HERE: 'Steek de rivier de Arnon over en trek het land binnen van de Amoriet
Sihon, die koning van Hesbon is. Verover zijn gebied en trek tegen hem ten strijde. Vanaf
vandaag zullen de volken over de hele aarde beven van schrik wanneer over u wordt
gesproken. Zij zullen angst hebben voor uw komst.'
Deut. 2:26-37
AMORIETEN OVERWONNEN. Vanuit de woestijn Kedemoth stuurde ik boodschappers met een
vreedzaam voorstel naar koning Sihon van Hesbon. 'Laat ons door uw land trekken', zeiden
wij. 'Wij zullen op de hoofdweg blijven en de velden aan weerszijden van de weg niet
betreden. Wij zullen alles betalen wat wij eten en drinken. Het enige wat wij willen, is dat u
ons door uw land laat trekken. De Edomieten in Seïr en de Moabieten, die Ar als hoofdstad
hebben, gaven ons ook toestemming door hun gebied te trekken. Wij zijn op weg naar het
land aan de overkant van de Jordaan. Dat land heeft de HERE, onze God, ons gegeven.'
Maar koning Sihon weigerde, omdat de HERE hem koppig maakte, zodat Hij Sihon aan Israël
kon uitleveren. Dat is ook gebeurd.
Toen zei de HERE tegen mij: 'Ik ben begonnen u het land van koning Sihon te geven; neem
het in bezit en het zal voor altijd uw eigendom zijn.'
Koning Sihon verklaarde ons toen de oorlog en trok zijn troepen samen bij Jahaz. Maar de
HERE, onze God, leverde hem aan ons uit. Wij veroverden alle steden en lieten niemand in
leven, ook de vrouwen en kinderen niet. Het vee namen wij als buit mee evenals de
goederen, die wij buitmaakten bij de plundering van de veroverde steden. Wij veroverden
alles van Aroër tot Gilead, aan de rand van het dal van de Arnon en alle steden in het dal.
Geen stad kon tegen ons standhouden, want de HERE, onze God, gaf ze ons in handen. We
bleven echter uit de buurt van de Ammonieten, de rivier de Jabbok en de steden in het
bergland. Dat waren de plaatsen waarvan de HERE, onze God, ons had verboden die binnen
te trekken."
Deut. 3:1-11
BASANIETEN OVERWONNEN. "Daarna trokken wij in de richting van het land Basan, waar Og
koning was. Hij mobiliseerde onmiddellijk zijn leger en raakte slaags met ons bij Edreï. Maar
de HERE zei mij dat wij niet bang voor hem hoefden te zijn. 'Zijn hele volk en al zijn land geef
Ik u', zei de HERE mij. 'U moet met hem hetzelfde doen als met koning Sihon van de
Amorieten bij Hesbon.'
De HERE hielp ons in de strijd tegen koning Og en zijn volk en wij doodden hen allen. Wij
veroverden al zijn zestig steden, de hele streek van Argob in het koninkrijk van Og in Basan.
Het waren zestig sterke steden met hoge muren en stevige poorten, plus nog veel
onversterkte steden. Wij vernietigden alle steden volledig, net zoals bij koning Sihon van
Hesbon. De hele bevolking werd gedood: mannen, vrouwen en kinderen. Alleen het vee en
de buit hielden wij voor onszelf.
Wij hadden toen het hele gebied van de twee Amoritische koningen ten oosten van de
Jordaan in handen, een gebied dat zich uitstrekt van het dal van de Arnon tot aan de berg
Hermon. De Sidoniërs noemden de berg Hermon Sirjon en de Amorieten Senir. We hadden
toen alle steden op de hoogvlakte veroverd en bezetten Gilead en Basan tot aan de steden
Salcha en Edreï. Koning Og van Basan was de laatste van de Refaïeten. Zijn ijzeren rustbank
wordt bewaard in Rabba, een Ammonitische stad. Deze is vier meter lang en 1.80 meter
breed.
Deut. 3:12-17
TRANS-JORDAANSE STAMMEN. De stammen Gad en Ruben gaf ik dit veroverde gebied, dat
begint bij Aroër aan de Arnon, en de helft van de berg Gilead, met de daarbij behorende
steden. De halve stam van Manasse kreeg de rest van Gilead en het voormalige koninkrijk
van koning Og, de streek van Argob. (Basan wordt soms het Land van de Reuzen genoemd).
De familie van Jaïr, van de halve stam Manasse, kreeg de hele streek van Argob (Basan) tot
aan het gebied van de Gesurieten en Maächatieten. Zij noemden hun gebied naar zichzelf,
Havvoth-Jaïr (Dorpen van Jaïr). Zo heet het nu nog. Gilead gaf ik aan de familie Machir. De
stammen Ruben en Gad ontvingen het gebied dat zich uitstrekte van de Jabbok in Gilead (die
de grens met de Ammonieten vormde) tot het midden van het dal van de Arnon. Zij kregen
ook de Arabah (ook wel Vlakte genoemd) in het westen aan de Jordaan grenzend, van
Kinnéreth tot de berg Pisga en de Zoutzee (ook wel de Zee der Vlakte genoemd).
Deut. 3:18-22
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST. Toen herinnerde ik de stammen Gad en Ruben en de
halve stam Manasse eraan dat, ook al had de HERE het hun nu al gegeven, zij zich pas in dit
gebied konden vestigen als hun gewapende mannen met de andere stammen de Jordaan
waren overgestoken naar het land, dat de HERE hun gaf. 'Maar uw vrouwen en kinderen', zei
ik tegen hen, 'mogen hier blijven wonen in de steden die de HERE u heeft gegeven. Zij
kunnen dan voor het vele vee zorgen totdat u terugkeert, nadat de HERE ook de andere
stammen heeft laten zegevieren. Wanneer zij het land dat de HERE, uw God, hun aan de
overkant van de Jordaan heeft gegeven, hebben veroverd, mag u teruggaan naar uw eigen
land hier.'
Toen zei ik tegen Jozua: 'U hebt gezien wat de HERE, uw God, met die twee koningen heeft
gedaan. Hetzelfde moet u doen met de koninkrijken aan de overzijde van de Jordaan. Wees
niet bang voor de volken die daar leven, want de HERE, uw God, zal voor u vechten.'
Deut. 3:23-29
WAAROM LEIDERSCHAP VERANDERDE. In die tijd smeekte ik de HERE: 'Och HERE God, laat
mij alstublieft ook oversteken naar het beloofde land (het goede land aan de overkant van de
Jordaan met zijn mooie gebergte) en Libanon. Ik wil zo graag het eindresultaat zien van de
grootheid en kracht, die U ons hebt laten zien. Want welke God in de hemelen of op aarde
kan doen wat U voor ons hebt gedaan?'
Maar de HERE was vertoornd op mij wegens u en luisterde niet naar mij. 'Praat er niet meer
over', beval Hij mij, 'maar klim naar de top van de berg Pisga vanwaar u elke richting kunt
uitkijken, dan zult u het land in de verte zien liggen. Maar u zelf mag de Jordaan niet
oversteken. Bereid Jozua voor, zodat hij u kan opvolgen en bemoedig hem, want hij moet het
volk naar de overkant leiden om het land te veroveren dat u vanaf de bergtop zult zien.' Zo
bleven wij in het dal tegenover Beth-Peor."
Deut. 4:1-8
OPROEP TOT GEHOORZAMEN VAN WETTEN. "Israël, luister goed naar de wetten, die ik u nu
leer. Gehoorzaam deze als u wilt blijven leven en het land, dat de HERE, uw God, uw
voorouders heeft gegeven, wilt binnentrekken en veroveren. Voeg hier geen wetten aan toe
en zwak ze niet af; gehoorzaam ze, want zij zijn afkomstig van de HERE, uw God.
U hebt gezien wat de HERE u aandeed bij Baäl-Peor, waar Hij velen doodde omdat zij
afgoden vereerden. Maar ieder die de HERE toen trouw bleef, is op dit moment nog in leven.
Dit zijn de wetten die u moet naleven in het land waarin u voortaan zult wonen. Zij komen van
de HERE, uw God. Hij heeft ze mij gegeven om ze aan u door te geven. Als u ze naleeft, zult
u de naam krijgen een wijs en intelligent volk te zijn. Als de omringende volken van deze
wetten horen, zullen zij uitroepen: 'Geen ander volk is zo wijs en verstandig als Israël!' Is er
ergens een volk dat zijn goden zó dichtbij zich heeft zoals wij de HERE, onze God, Die wij
altijd kunnen aanroepen? Welk ander groot volk heeft zulke rechtvaardige wetten als die ik u
vandaag geef?
Deut. 4:9-14
BELANG VAN GODDELIJKE BRON. Zorg ervoor dat u nooit vergeet wat God voor u heeft
gedaan en waarvan u getuige was. Laten Zijn wonderen een diepe en blijvende invloed op uw
leven hebben. Vertel uw kinderen en kleinkinderen over de machtige wonderen die Hij deed.
Vertel hen vooral over die dag dat u bij de berg Horeb voor de ogen van de HERE stond en
Hij tegen mij zei: 'Roep het volk voor Mij bijeen en Ik zal de Israëlieten onderwijzen, zodat zij
leren Mij altijd in ere te houden en mijn wetten aan hun kinderen zullen leren.' U stond bij de
voet van de berg, terwijl de berg in brand stond; de vlammen laaiden hoog op in de lucht,
omgeven met zwarte wolken en diepe duisternis. De HERE sprak tegen u vanuit het vuur; u
hoorde Zijn stem, maar zag Hem niet. Hij maakte u Zijn verbond bekend (de Tien Geboden)
die u moet gehoorzamen en Hij schreef die op twee stenen plaquettes. Bij die gelegenheid
droeg de HERE mij op u de wetten door te geven die u moet naleven wanneer u in het
beloofde land aankomt.
Deut. 4:15-24
AFGODERIJ ALS GROOTSTE KWAAD. Maar pas op! U hebt die dag de gestalte van God niet
gezien toen Hij vanuit het vuur tegen u sprak op de berg Horeb. Verontreinig uzelf dus niet
door te proberen een beeld van God te maken: een afgodsbeeld in de vorm van een man,
een dier, een vogel, een klein dier, dat laag bij de grond leeft of een vis. En kijk niet naar de
hemel om de zon, de maan of de sterren te aanbidden, die de HERE voor alle volken op
aarde heeft gemaakt. Nee, de HERE heeft u uit de gevangenis van Egypte bevrijd om een
aan Hem gewijd volk te worden, Zijn eigen erfenis; dat is wat u op dit moment bent.
Maar de HERE werd toornig op mij wegens u; Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken
naar het goede land, dat Hij u gaf als uw erfdeel. Ik moet aan deze zijde van de rivier sterven.
U zult de rivier echter oversteken en het goede land in bezit nemen. Pas er voor op dat u het
verbond met de HERE niet verbreekt door afgodsbeelden te maken! Want de HERE heeft dat
uitdrukkelijk verboden. De HERE is een verterend vuur, een jaloerse God.
Deut. 4:25-31
AFGODERIJ ALS GROOTSTE BEDREIGING. Wanneer later uw kinderen en kleinkinderen zijn
geboren en u al een lange tijd in het land woont en u zichzelf verontreinigt door
afgodsbeelden te maken en tegen Hem te zondigen, zal de HERE erg toornig worden.
Daarom roep ik nu de hemel en de aarde als getuigen aan dat u dan in het land zult worden
vernietigd. Uw dagen daar zullen dan slechts kort zijn; u zult totaal worden vernietigd. De
HERE zal u onder de andere volken verstrooien en uw aantal zal nog slechts klein zijn. Daar
in die verre landen zult u houten en stenen afgodsbeelden vereren, die door mensen zijn
gemaakt. Afgoden, die niet kunnen horen of zien en niet kunnen eten of ruiken. Maar u zult
vandaar toch weer op zoek gaan naar de HERE, uw God. U zult Hem vinden als u Hem met
hart en ziel zoekt. Als die bittere dagen over u komen in het laatste van de tijden, zult u
uiteindelijk terugkeren naar de HERE, uw God, en luisteren naar wat Hij u zegt. Want de
HERE, uw God, is barmhartig. Hij zal u niet in de steek laten of vernietigen, noch het verbond
vergeten, dat Hij met uw voorouders heeft gesloten.
Deut. 4:32-40
EER VAN DE GEKOZEN NATIE. Bekijk de geschiedenis eens (teruggaand tot de tijd dat God de
mens op aarde schiep) en zoek van het ene eind van de hemel tot het andere om zoiets te
vinden als dit: Een heel volk hoorde de stem van God vanuit het vuur, zoals u het hoorde en
het bleef leven! Waar vindt u een god, die een volk uit de slavernij bevrijdt met vreselijke
plagen, machtige wonderen, oorlog en angst? Dat deed de HERE, uw God, voor u in Egypte
waar u zelf bij stond.
Hij deed dit zodat u goed zou weten dat de HERE God is en dat er niemand is zoals Hij. Hij
liet u Zijn stem vanuit de hemel horen toen Hij u opdrachten gaf en liet u een zuil van vuur op
de aarde zien; u hoorde Hem zelfs spreken vanuit het midden van het vuur. Omdat Hij van uw
voorouders hield en besloot hun nakomelingen te zegenen, leidde Hij u persoonlijk door Zijn
macht uit Egypte. Hij verdreef andere, veel grotere volken dan u en gaf hun land als een
erfenis aan u. En nu is het zover!
Daarom zeg ik u vandaag en dat moet u goed onthouden: De HERE is de God van hemel en
aarde en er is geen andere God dan Hij! De wetten en geboden die ik u hier vandaag
doorgeef, moet u gehoorzamen; dan zal het u en uw kinderen goed gaan en mag u voor altijd
wonen in het land, dat de HERE, uw God, u geeft."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- februari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen