31 december



Triomf van Christus en Zijn kerk

Wanneer Johannes het einde van zijn visioen nadert, ziet hij de bruiloft van Jezus, het Lam, en Zijn bruid, de kerk. Het bezitten van een uitnodiging om als gast bij het bruidsmaal aanwezig te zijn is een vreugdevolle eer. Maar zelfs in deze blijde gebeurtenis zien we een gruwelijke herinnering aan de naderende vernietiging voor de mensen die goddeloos zijn geweest. Satan, de vader van alle boosaardigheid, wordt eindelijk volkomen vernietigd. Het is daarom duidelijk dat Jezus en Zijn heiligen uiteindelijk zegevieren over Satan en zijn kwaadaardige macht. Die wetenschap zou meer dan voldoende moeten zijn om elke gelovige te troosten en te bemoedigen wat hoop op de toekomst betreft.

Op. 19:6-8
BRUILOFT VAN LAM EN BRUID. Daarna hoorde ik een grote menigte. Het leek wel op het geluid van een enorme waterval of van zware donderslagen.

  "Prijs God", zeiden zij.
  "De Here, onze Almachtige God, regeert!
  Laten wij blij zijn en juichen
  en Hem eren
  want de bruiloft van het Lam en Zijn bruid is gekomen.
  De bruid is klaar.
  Zij mocht een kleed van schitterend wit linnen aantrekken.

Dat fijne linnen stelt de goede daden van de gelovigen voor."

Op. 19:9,10
EER VAN UITNODIGING. De engel zei tegen mij: "Schrijf op: Gelukkig zijn de mensen die uitgenodigd zijn voor het bruiloftsmaal van het Lam." En hij voegde eraan toe: "Dit zegt God, Die altijd de waarheid spreekt."
Ik viel voor hem neer om hem te aanbidden, maar hij zei: "Doe dat niet! Ik ben een dienaar van Jezus, net als u en uw broeders, die openlijk voor hun geloof in Jezus uitkomen. Aanbid God. De kern van alle profetie is het getuigenis van Jezus."

Op. 19:11-16
HET WOORD HEERST ALS HEER EN KONING. Ik zag de hemel opengaan en plotseling zag ik een wit paard. Hij die erop zat, heet Trouw en Oprechtheid. In Zijn oordeel en in de strijd is Hij rechtvaardig. Zijn ogen zijn als laaiend vuur en op Zijn hoofd draagt Hij vele kronen. Hijzelf is de enige die de naam kent die op Hem geschreven is. Het kleed dat Hij draagt, is in bloed gedrenkt. De naam waarmee Hij wordt aangesproken, is 'Het Woord van God'. De hemelse legers volgen Hem op witte paarden; zij hebben kleren van zuiver wit linnen aan. Uit Zijn mond komt een scherp zwaard, waarmee Hij de vijandige volken zal neerslaan. Hij zal hen met een ijzeren staf regeren en hen vertrappen in de wijnpers van de grimmige toorn van de Almachtige God. Op Zijn kleed en op Zijn dij staat deze naam:

KONING VAN ALLE KONINGEN EN HEER VAN ALLE HEREN


Op. 19:17,18
GODDELOZEN DOOR VOGELS OPGESLOKT. Ik zag een engel in de zon staan. Met zijn sterke stem riep hij naar alle vogels die in het midden van de hemel vlogen: "Kom bij elkaar voor Gods grote maal! Jullie mogen het vlees eten van koningen, generaals en soldaten, van paarden en hun ruiters, van vrijen en slaven, van kleinen en groten."

Op. 19:19-21
BEEST EN VALSE PROFEET GEDOOD. Ik zag het beest samen met de koningen van de aarde. Zij hadden hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem, Die op het paard zit en tegen Zijn leger. Het beest en de leugenprofeet, die onder het oog van het beest opmerkelijke dingen had gedaan, werden gevangen genomen. Door die opmerkelijke dingen waren alle mensen verleid, die het teken van het beest droegen en het standbeeld van het beest aanbaden. Zowel het beest als de leugenprofeet werden levend in het brandende zwavelmeer gegooid. Heel hun aanhang werd gedood door het zwaard uit de mond van Hem, Die op het paard zit. En alle vogels deden zich tegoed aan hun vlees.

Op. 20:1-3
SATAN EEN TIJDLANG GEBONDEN. Toen zag ik een engel uit de hemel komen, die de sleutel van de bodemloze put en een zware ketting in zijn hand hield. Hij pakte de draak (de oude slang, satan, de duivel) en boeide hem voor duizend jaar. Daarna gooide hij hem in de bodemloze put, sloot die af en verzegelde het slot. Dus kon de oude slang de volken in de komende duizend jaar niet verleiden. Na al die jaren moet hij voor een korte tijd vrijgelaten worden.

Op. 20:4-6
MARTELAREN HEERSEN MET CHRISTUS. Toen zag ik een aantal tronen; degenen die erop zaten, kregen macht om recht te spreken. Ik zag ook de zielen van de mensen, die onthoofd waren om hun openlijke trouw aan Jezus en aan wat God had gezegd. Zij hadden het beest en zijn standbeeld niet aanbeden en het teken op hun voorhoofd of hand geweigerd. Zij werden weer levend en heersten samen met Christus, duizend jaar lang. Dit is de eerste opstanding. De rest van de doden werd pas weer levend na die duizend jaar. Gelukkig zijn zij die aan deze eerste opstanding deel hebben. Zij zijn voor God afgezonderd. De tweede dood zal hun niets kunnen doen. Zij zullen priesters van God en Christus worden en al die duizend jaar samen met Christus regeren.

Op. 20:7-10
SATAN VERNIETIGD. Als die duizend jaar voorbij zijn, zal satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Hij zal erop uitgaan om de volken van de vier windstreken, Gog en Magog, te misleiden en aan te zetten tot de oorlog; er waren zoveel soldaten als het zand van de zee. Zij rukten van alle kanten op en belegerden het kamp van de gelovigen, de stad die God liefheeft. Maar er kwam vuur uit de hemel dat hen verteerde. En de duivel die hen verleidde, werd in het brandende zwavelmeer gegooid, waar ook het beest en de leugenprofeet waren. Daar zullen zij dag en nacht gepijnigd worden, voor altijd en eeuwig.

Op. 20:11-15
GROOT OORDEEL OVER DE DODEN. Ik zag een grote, witte troon en er zat Iemand op voor Wie de hemel en de aarde vluchtten. Zij konden het niet verdragen Hem te zien en verdwenen voorgoed. Ik zag de doden, groot en klein, voor de troon staan. Er werden boeken opengedaan; ook het levensboek. En de doden werden geoordeeld volgens wat in de boeken stond, volgens de dingen die zij hadden gedaan. De doden kwamen overal vandaan (uit de zee, het graf en het dodenrijk) en zij werden allemaal geoordeeld naar wat zij hadden gedaan. Het graf en het dodenrijk werden in de poel van vuur gegooid. Dat is de tweede dood. Als iemands naam niet in het levensboek stond, werd hij in de poel van vuur gegooid.

Op. 21:1-5
VISIOEN VAN NIEUWE HEMEL EN AARDE. Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De tegenwoordige hemel en de tegenwoordige aarde waren er niet meer; en ook de zee was verdwenen. Ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, van God uit de hemel naar beneden komen. Zij zag er feestelijk uit, als een bruid die op haar bruidegom wacht. Ik hoorde een luide stem uit de troon zeggen: "Gods huis staat nu bij de mensen. Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volk zijn en Hij zal Zelf bij hen zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en er zal geen dood meer zijn. Van verdriet, rouw en pijn zal geen sprake meer zijn. Dat hoorde allemaal bij de oude wereld en die is voorgoed voorbij."
Hij Die op de troon zat, zei: "Ik maak alles nieuw." En Hij zei tegen mij: "Schrijf het allemaal op, want wat Ik zeg, is waar en betrouwbaar.

Op. 21:6-8
BELONING EN VERNIETIGING. Het is gebeurd. Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft, zal Ik water geven uit de bron van het leven, voor niets. Wie overwint, krijgt het van Mij. Ik zal zijn God zijn en hij mijn zoon. Maar de lafaards, de ongelovigen, de mensen van wie Ik walg, de moordenaars, de mensen die ontucht plegen, de tovenaars, de afgodendienaars en alle bedriegers staat wat anders te wachten: Het brandende zwavelmeer, de tweede dood.

Glorie en grandeur van de hemel

Johannes besluit zijn openbaring, en daarmee ook het laatste door God ingegeven boek van de Schrift, met een visioen van de hemel. De hemel wordt afgeschilderd als een Heilige Stad, waar een rivier doorheen loopt met aan beide zijden een levensboom. De kommer en zorgen van dit leven zullen in de hemel onbekend zijn en er zal een enorme vreugde heersen. Het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde is een opwindende afsluiting van het boek, waarvan de openingszinnen de verhevenheid van Gods eerste schepping aangaven.

Op. 21:9-14
BLIK OP HEILIGE STAD. Toen kwam één van de zeven engelen, die de zeven schalen met de zeven laatste rampen hadden uitgegoten, naar mij toe en zei: "Kom, ik zal u de bruid van het Lam laten zien, Zijn vrouw." Hij droeg mij in de geest naar een grote, hoge berg en liet mij de heilige stad Jeruzalem zien, die van God uit de hemel naar beneden kwam. De stad schitterde als God Zelf. Er kwam een gloed vanaf als van een zeer dure edelsteen, als van een kristalheldere diamant. De stad was omgeven door een dikke, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de twaalf poorten stonden de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten aan elke kant: Drie op het oosten, drie op het noorden, drie op het westen en drie op het zuiden. De fundering van de stadsmuur bestond uit twaalf stenen, waarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam stonden.

Op. 21:15-21
BESCHRIJVING VAN STAD. De engel die met mij sprak, had een gouden meetlat om de stad, de poorten en de muur op te meten. Toen hij die opmat, bleek de lengte even groot als de breedte te zijn. De stad was dus vierkant. Eigenlijk had zij de vorm van een kubus, want de hoogte, de lengte en de breedte waren allemaal even groot: Ruim 2100 kilometer. Daarna mat hij de dikte van de muren op en die bleek 64 meter te zijn. De engel gebruikte menselijke maten. De stad zelf was van zuiver goud en zo doorzichtig als glas. De muur bestond uit een doorschijnend edelgesteente, uit diamant en was gebouwd op een fundering van twaalf lagen, die met allerlei edelstenen versierd was: De eerste laag met diamant, de tweede laag met lazuursteen, de derde met robijn, de vierde met smaragd, de vijfde met sardonyx, de zesde met sardius, de zevende met topaas, de achtste met beryl, de negende met chrysoliet, de tiende met chrysopraas, de elfde met saffier, de twaalfde met amethist. De twaalf poorten waren parels; elke poort bestond uit één parel. En de hoofdstraat was van zuiver goud, als doorzichtig glas.

Op. 21:22-27
REINHEID EN LICHT VAN STAD. Ik zag in de stad geen tempel, want de Here, de Almachtige God, en het Lam werden er overal vereerd. De stad had geen zon- of maanlicht nodig, want zij werd verlicht door de schittering van God en het Lam is haar lamp. De volken zullen in haar licht leven en de koningen van de aarde zullen hun rijkdom er naar toe brengen. Haar poorten zullen de hele dag openstaan; zij zullen nooit worden gesloten, omdat er geen nacht zal zijn. De rijkdom en de pracht van de volken zal in de stad worden gebracht. Maar er komt niets lelijks of slechts in; walgelijke mensen en leugenaars blijven er buiten. Alleen de mensen die in het levensboek van het Lam staan, mogen die stad binnengaan.

Op. 22:1-5
ZEGENINGEN IN RIVIER EN BOOM. De engel liet mij een rivier met het levenswater zien. Helder als kristal was het. Het kwam uit de troon van God en van het Lam en stroomde midden over de hoofdstraat van de stad. Aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf keer per jaar vruchten droeg, elke maand een keer. De bladeren van de boom zijn voor de genezing van de volken. Elke vloek zal zijn opgeheven. De troon van God en van het Lam zal in de stad staan en al Zijn knechten zullen Hem vereren. Zij zullen Zijn gezicht zien en Zijn naam zal op hun voorhoofd staan. Er zal geen nacht meer zijn. Zij zullen geen lamp nodig hebben en ook het licht van de zon niet, omdat de Here God hun licht zal geven. En zij zullen voor altijd en eeuwig regeren.

Epiloog

Op. 22:6,7
ENGEL BEVESTIGT OPENBARING. Daarna zei de engel tegen mij: "Deze woorden zijn waar en betrouwbaar. De Here God, Die de profeten ingeeft wat zij moeten zeggen, heeft Zijn engel gestuurd om Zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort moet gebeuren.
Jezus zegt: 'Ja, Ik kom gauw.' Gelukkig is hij die de profetische woorden van dit boek onthoudt.'"

Op. 22:8-11
JOHANNES BEVESTIGT OPENBARING. Ik, Johannes, zag en hoorde al deze dingen en viel op mijn knieën voor de engel, die ze me had laten zien en wilde hem vereren. Maar hij zei: "Doe dat niet! Ik ben slechts een dienaar van de Here, net als u en uw broeders, de profeten en net als ieder, die ter harte neemt wat in dit boek staat. Vereer alleen God!"
Hij ging verder en zei: "Verzegel dit boek met profetische woorden niet, want de tijd waarin zij uitkomen, is niet ver meer. Wie verkeerd doet, zal nog meer verkeerd doen; wie vuil is, zal nog vuiler worden; maar wie goed doet, moet nog meer goed doen en wie voor God afgezonderd is, moet nog meer voor God afgezonderd worden."

Op. 22:12-16
JEZUS BEVESTIGT OPENBARING. "Ja", zegt Jezus, "Ik kom gauw met mijn beloning. Ik geef ieder wat hij verdient. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.
Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen omdat zij van de levensboom mogen eten en door de poorten van de stad mogen binnengaan. Buiten de stad zijn de honden, de tovenaars, de overspeligen, de moordenaars, de afgodendienaars en allen die met plezier liegen en bedriegen.
Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd opdat u dit allemaal aan de gemeenten zult vertellen. Ik ben zowel de wortel als de nakomeling van David. Ik ben de schitterende morgenster."

Op. 22:17
UITNODIGING OM VAN ZEGENINGEN TE GENIETEN. De Geest en de bruid zeggen: "Kom." En wie dat hoort, moet ook zeggen: "Kom." Wie dorst heeft, mag voor niets het levenswater komen drinken, als hij dat wil.

Op. 22:18,19
WAARSCHUWING TEGEN MISBRUIK. Ik waarschuw ieder die de profetische woorden van dit boek hoort: Als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de rampen laten overkomen, die in dit boek staan. Als iemand iets van de profetische woorden van dit boek afneemt, zal God hem het recht afnemen om van de levensboom te eten en in de stad van God te komen, waarover in dit boek gesproken wordt.

Op. 22:20
BELOFTE VAN JEZUS. Hij, Die dit alles bekend heeft gemaakt, zegt: "Ja, Ik kom al spoedig." Amen. Ja, Here Jezus, kom!

Op. 22:21
ZEGEN. Ik wens u allen de genade van de Here Jezus Christus toe. Amen.

Zo eindigt de openbaring van Johannes en het laatste boek van de Heilige Schrift. In het onderricht van Jezus vinden wij een rijk gezegend leven; in het voorbeeld van Zijn Goddelijke Persoon vinden wij liefde; en in de kracht van Zijn wederopstanding vinden wij hoop.


Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- december



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen