Thuis >> 3 februari
3 februari
Inwijding van de priesters
Nu de tabernakel is ingewijd, is de tijd voor Aäron en zijn zonen gekomen om als priesters bevestigd te
worden voor hun dienst in de tabernakel. Aäron en zijn vier zonen moeten in een inwijdingsweek met
speciale offers en gaven bevestigd worden. Het boek Leviticus legt vast hoe Mozes de aanwijzingen van
God tijdens deze gedenkwaardige gebeurtenis uitvoert.
Het feit dat Aäron wordt toegestaan om hogepriester te worden, ondanks de zonde die hij beging toen hij
het gouden kalf maakte (en vervolgens probeerde onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen), is een
getuigenis van de vergevingsgezinde aard van God, maar het geeft ook aan dat het misschien noodzakelijk
is dat degene die bemiddelt voor zijn volk grondig bekend is met verleidingen en morele tekortkomingen.
Na de inwijdingsweek, maar misschien niet onmiddellijk erop volgend, verslaat Leviticus hoe twee van
Aärons zonen een eigen vuur aansteken in plaats van het vuur te gebruiken dat God voor de offergaven
stuurt. Er zijn redenen om aan te nemen dat hun fout veroorzaakt zou kunnen zijn door dronkenschap,
omdat er later bijzondere aanwijzingen worden gegeven met betrekking tot het gebruik van wijn in de
tempeldienst.
Lev. 8:1-4
CONGREGATIE BIJEENGEKOMEN. De HERE zei tegen Mozes: “Breng Aäron en zijn zonen
naar de ingang van de tabernakel, samen met hun kleding, de zalfolie, de stier van het
zondoffer, de twee rammen en de mand met ongezuurde broden. Laten alle Israëlieten zich
daar verzamelen.” Daarop werden alle Israëlieten bijeengeroepen bij de ingang van de
tabernakel.
Lev. 8:5-9
AARON GEKLEED. Mozes zei tegen hen: “Wat ik nu ga doen, heeft de HERE mij opgedragen.”
Toen liet hij Aäron en zijn zonen naar voren komen en waste hen met water. Hij kleedde
Aäron met het onderkleed, de ceintuur en de bovenmantel en hing de efod met de prachtig
geweven gordel om zijn schouders. Daarna deed hij hem het borststuk om en plaatste de
Urim en de Tummim in de buidel. Op Aärons hoofd zette hij de heilige tulband met de gouden
plaat er voorop, precies zoals de HERE het hem had opgedragen.
Lev. 8:10-12
AARON EN TABERNAKEL GEZALFD. Toen nam Mozes de zalfolie en sprenkelde ervan op de
tabernakel en op elk voorwerp dat zich erin bevond, zodat het werd geheiligd. Het altaar
besprenkelde hij zevenmaal en ook de onderdelen van het altaar en het wasvat met het
voetstuk werden besprenkeld en daardoor geheiligd. Toen goot hij de zalfolie over het hoofd
van Aäron om hem te heiligen, dat wil zeggen: af te zonderen en te wijden voor zijn taak.
Lev. 8:13
AARONS ZONEN GEKLEED. Daarna hing Mozes de zonen van Aäron de mantels om met de
gordels en de hoofddoeken, zoals de HERE hem had opgedragen.
Lev. 8:14-17
ZONDOFFER GEBRACHT. Toen nam hij de stier van het zondoffer en Aäron en zijn zonen
legden hun handen op de kop van het dier. Mozes slachtte de stier, streek een deel van het
bloed met zijn vinger aan de vier horens van het altaar om het te heiligen en goot de rest van
het bloed uit aan de voet van het altaar. Zo heiligde hij het altaar en deed verzoening
daarover. Hij nam al het vet dat de ingewanden bedekte, het aanhangsel van de lever, de
beide nieren en hun vet en verbrandde dat alles op het altaar. Het overblijfsel van de jonge
stier, met de huid, het vlees en de mest werd buiten het kamp verbrand, zoals de HERE het
Mozes had opgedragen.
Lev. 8:18-21
BRANDOFFER GEBRACHT. Daarna bracht Mozes de ram van het brandoffer en bood die de
HERE aan. Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van het dier, waarna Mozes
het slachtte en het bloed rondom tegen het altaar sprenkelde. Vervolgens deelde hij de ram in
vieren en verbrandde de stukken, de huid en het vet. Toen waste hij de ingewanden en de
achterpoten met water af en verbrandde deze op het altaar. Zo ging de hele ram in rook op
als een aangenaam brandoffer voor de HERE, precies volgens de aanwijzingen die de HERE
Mozes had gegeven.
Lev. 8:22-29
INWIJDINGSRAM. Toen bood Mozes de HERE de tweede ram aan, het inwijdingsoffer. Aäron
en zijn zonen legden hun handen op zijn kop. Mozes slachtte hem, nam een deel van het
bloed en streek het aan Aärons rechter oorlel, aan de duim van zijn rechterhand en aan de
grote teen van zijn rechtervoet. Daarna streek hij wat bloed aan dezelfde lichaamsdelen van
Aärons zonen. Het overgebleven bloed sprenkelde hij rondom tegen het altaar. Toen nam hij
het vet, de staart, het vet van de ingewanden, het aanhangsel van de lever, de beide nieren
met hun vet en de rechterschenkel en legde daar bovenop een dunne ongezuurde koek, een
geoliede broodkoek en een dunne koek; alles uit de mand die daar voor de HERE was
neergezet. Dit alles werd aan Aäron en zijn zonen gegeven. Heen en weer bewegend
presenteerden zij het de HERE; staande voor het altaar. Mozes nam het daarna weer van hen
over en verbrandde alles op het altaar, samen met het brandoffer als een aangenaam
brandoffer voor de HERE. Nu nam Mozes de borst en bood hem de HERE aan door hem
voor het altaar heen en weer te bewegen; dit was Mozes' deel van het inwijdingsoffer, precies
zoals de HERE hem had opgedragen.
Lev. 8:30
PRIESTERS INGEWIJD. Vervolgens nam hij iets van de zalfolie en van het bloed dat hij op het
altaar had gesprenkeld en sprenkelde dat over Aäron en zijn kleren en over zijn zonen en hun
kleren. Zo heiligde hij hen en hun kleding voor de dienst van de HERE.
Lev. 8:31-36
ZEVEN DAGEN IN DE TABERNAKEL. Toen zei Mozes tegen Aäron en zijn zonen: “Kook het
vlees bij de ingang van de tabernakel en eet het op, samen met het brood dat in de
wijdingsmand ligt, zoals ik jullie heb opgedragen. Alles wat overblijft van het vlees of het
brood, moet worden verbrand.” Daarna zei hij tegen hen dat zij de ingang van de tabernakel
zeven dagen lang niet mochten verlaten. Na die tijd zou hun wijding zijn voltooid; want deze
duurt zeven dagen. Mozes zei nog eens dat alles wat hij die dag had gedaan en gezegd in
opdracht van de HERE was gebeurd en voortaan steeds zo moest gebeuren met het doel
verzoening voor hen te bewerken. En opnieuw waarschuwde hij Aäron en zijn zonen dat zij
zeven dagen en nachten bij de ingang van de tabernakel moesten blijven. “Als jullie hier
weggaan”, zei hij, “zullen jullie sterven; dat heeft de HERE gezegd.” Aäron en zijn zonen
deden alles wat de HERE hun door Mozes had opgedragen.
Lev. 9:1-7
MOZES OPROEP OM DIEREN. Op de achtste dag (van de inwijdingsceremonie) riep Mozes
Aäron en zijn zonen en de leiders van Israël bij zich. Hij droeg Aäron op uit de kudde een
stierkalf te halen voor een zondoffer en een ram voor een brandoffer en deze aan de HERE te
offeren. Mozes gaf hem de opdracht: “Zeg het volk Israël dat het een bok als zondoffer en
een kalf en een schaap, beide éénjarig en zonder gebreken, als brandoffer uitzoekt.
Bovendien nog een os en een ram als vredeoffer en ook een spijsoffer, met olie aangemaakt,
om dat aan de HERE te offeren, want vandaag zal de HERE aan het volk verschijnen.”
Zij brachten al deze dingen bij de ingang van de tabernakel, zoals Mozes had gezegd en de
mensen stonden daar allemaal bijeen voor de HERE. “Als u de opdrachten van de HERE
nauwkeurig hebt uitgevoerd”, zei Mozes, “zal de heerlijkheid van de HERE voor u
verschijnen.”
Mozes zei Aäron naar het altaar te gaan en daar het zondoffer en het brandoffer te offeren;
om eerst zichzelf en daarna het volk te verzoenen, zoals de HERE had gezegd.
Lev. 9:8-11
ZONDOFFER VOOR AARON. Aäron ging naar het altaar en slachtte het kalf als zondoffer voor
zijn eigen zonden. Zijn zonen vingen het bloed voor hem op en hij doopte zijn vinger erin en
streek het aan de vier horens van het altaar. De rest goot hij uit aan de voet van het altaar.
Toen verbrandde hij het vet, de nieren en het aanhangsel van de lever van zijn zondoffer op
het altaar, zoals de HERE Mozes had opgedragen. Het vlees en de huid verbrandde hij echter
buiten het kamp.
Lev. 9:12-14
BRANDOFFER VOOR HET VOLK. Vervolgens slachtte hij het dier van het brandoffer en zijn
zonen vingen het bloed op, waarna hij dat over het altaar sprenkelde. Zij brachten het dier in
stukken bij hem, ook de kop en hij verbrandde elk deel apart op het altaar. Hij waste de
ingewanden en de schenkels en offerde ook die op het altaar.
Lev. 9:15-17
ZONDOFFER VOOR HET VOLK. Daarna verbrandde hij de offers van het volk; hij slachtte de
bok en offerde die op dezelfde manier als zijn eigen zondoffer.
Zo deed hij ook met hun brandoffer aan de HERE, volgens de voorschriften die God had
gegeven. Vervolgens bracht hij het spijsoffer, nam een handvol en verbrandde dat op het
altaar, samen met het gewone ochtendoffer.
Lev. 9:18-21
VREDEOFFER VOOR HET VOLK. Daarna slachtte hij de os en de ram, het vrede-offer van het
volk. Zijn zonen brachten het bloed bij hem en hij sprenkelde het over het altaar. Toen
verzamelde hij het vet van de os en de ram: het vet van hun staarten, dat wat hun
ingewanden bedekte en de nieren en het aanhangsel van de lever. Het vet werd op de
borststukken van de dieren gelegd en op het altaar verbrand. De borststukken en de
rechterschouder van de dieren bewoog hij langzaam voor het aangezicht van de HERE op en
neer als offer aan Hem, precies zoals Mozes het had gezegd.
Lev. 9:22,23
HET VOLK GEZEGEND. Toen zegende Aäron het volk met wijd gespreide handen en kwam van
het altaar naar beneden. Mozes ging met hem de tabernakel binnen en toen zij weer naar
buiten kwamen, zegenden zij het volk; en de heerlijkheid van de HERE verscheen aan alle
aanwezigen.
Lev. 9:24
VUUR VERWONDERT ISRAELIETEN. De HERE stuurde vuur, dat het brandoffer en het vet op
het altaar verteerde. Toen de mensen dat zagen, juichten zij van blijdschap en wierpen zich
op de grond voor de HERE.
Lev. 10:1-3
NADAB EN ABIHU STERVEN. Maar Nadab en Abihu, de zonen van Aäron, deden onheilig vuur
in hun vuurpannen, legden daar reukwerk op en offerden dat aan de HERE ; dit was in strijd
met wat Hij hun had opgedragen! En er ging vuur uit van de HERE, dat hen doodde. Toen zei
Mozes tegen Aäron: “Dit is wat de HERE bedoelde toen Hij zei:
'Ik zal Mij de Heilige betonen
aan degenen die Mij het naaste zijn
en voor de ogen van het hele volk
zal Ik Mij verheerlijken.'”
Aäron kon geen woord uitbrengen.
Lev. 10:4-7
LICHAMEN WEGGEVOERD. Toen riep Mozes Misaël en Elzafan, de zonen van Uzziël, de oom
van Aäron, bij zich en zei tegen hen: “Haal de lijken voor de tabernakel weg. Breng ze buiten
het kamp.” Zij gingen naar de tabernakel om de lijken weg te halen en ze brachten deze in
hun mantels buiten het kamp, zoals Mozes had gezegd.
Toen zei Mozes tegen Aäron en zijn zonen Eleazar en Ithamar: “Rouw niet, laat jullie haar niet
loshangen en scheur je kleren niet. Als jullie dat wel doen, zal God jullie ook doden en het
hele volk straffen. De rest van het volk mag om Nadab en Abihu rouwen, vanwege het
vreselijke vuur waarmee de HERE hen heeft gedood. Jullie moeten bij de ingang van de
tabernakel blijven op straffe van de dood, want de zalfolie van de HERE ligt op jullie.” En zij
deden wat Mozes hun had opgedragen.
Lev. 10:8-11
GEEN WIJN TIJDENS DIENST. De HERE zei tegen Aäron: “Drink nooit wijn of andere sterke
drank voordat u de tabernakel binnengaat, anders zult u sterven. Dit geldt ook voor uw zonen
en uw hele nageslacht, van generatie op generatie, want u moet kunnen onderscheiden wat
heilig en onheilig is, wat rein en onrein is en het volk onderwijzen in de wetten die Ik, de
HERE, door Mozes heb gegeven.”
Lev. 10:12-15
ETEN VAN HEILIG VOEDSEL. Toen zei Mozes tegen Aäron en zijn twee overgebleven zonen,
Eleazar en Ithamar: “Neem het spijsoffer dat is overgebleven van de brandoffers van de
HERE en eet het, ongezuurd, naast het altaar op. Dit offer is allerheiligst; daarom moeten
jullie het op een heilige plaats in de voorhof opeten. Het behoort aan jou en je zonen als een
deel van de brandoffers van de HERE; zó is het mij opgedragen. Maar de borst en de
rechterschenkel, die door het heen en weer te bewegen aan de HERE zijn aangeboden,
mogen op elke heilige plaats worden gegeten. Dat behoort jou, je zonen en je dochters toe
als voedsel. Het is jullie deel van de vredeoffers van het volk Israël. Het volk moet de
rechterschenkel die apart was gelegd samen met de borst, die tegelijk werd geofferd met de
op het altaar verbrande stukken vet, aan de HERE tonen door het heen en weer te bewegen.
Daarna zullen ze aan jou en je gezin toebehoren. Dit is een opdracht van de HERE."
Lev. 10:16-20
TERECHTWIJZING VOOR MISBRUIK VOEDSEL. Mozes zocht overal naar de bok van het
zondoffer en ontdekte dat hij was verbrand! Hij was erg boos op Eleazar en Ithamar, de
overgebleven zonen van Aäron.
“Waarom hebben jullie het zondoffer niet in het heiligdom opgegeten? Het was allerheiligst en
God heeft het jullie gegeven om de schuld van het volk weg te nemen en verzoening over hun
zonden te doen voor de ogen van de HERE?”, zei hij boos. “Omdat het bloed van het offer het
heiligdom niet binnen was gebracht, hadden jullie het juist daar moeten eten, zoals ik jullie
had opgedragen!”
Maar Aäron was het niet met Mozes eens. “Zij offerden hun zondoffer en brandoffer voor de
HERE”, zei hij, “maar zou het goed zijn geweest in de ogen van de HERE, als ik op een dag
als deze van het zondoffer had gegeten?” Toen Mozes hem aanhoorde, was hij het met hem
eens.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- februari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen