5 augustus


De vragende profetie van Habakuk

Terwijl Jeremia verder gaat met zijn profetieën tegen Juda en haar overheersers, stelt een van Jeremia's tijdgenoten, Habakuk, een diepzinnige theologische vraag. Deze vraag knaagt aan alle mensen die serieus naar de profeten luisteren. Het is wellicht een vraag waar de verschillende profeten zelf over nagedacht hebben. Habakuk is er ongetwijfeld bezorgd over. De vraag is de volgende: hoe kan een rechtvaardige en heilige God een boosaardig land als Babylonië gebruiken om Gods eigen volk te straffen, ook al zijn zij opstandig en zondig? Handelen de meedogenloze Babyloniërs en de andere onderdrukkers van Juda vanuit hun eigen arrogantie, zonder ook maar na te denken over de mogelijke Goddelijke doeleinden? Hoe kan God dan toestaan dat deze slechte volken succesvol zijn in hun kwaadaardige onderdrukking van anderen? De vraag behelst nog veel meer dan het huidige conflict en heeft betrekking op andere, verwante onderwerpen. Hoe kan God toestaan dat de slechten zo'n goed leven hebben, vaak ten koste van rechtschapen mensen? Hoe kan een rechtvaardige God überhaupt toestaan dat er een dergelijk kwaad bestaat?
Ook al geeft God niet alle antwoorden in Zijn dialoog met Habakuk, Hij beschrijft wel het centrale vraagstuk. Zijn antwoord is dat het kwaad, waar het ook aangetroffen wordt, altijd het zaad in zich draagt van zijn eigen vernietiging. Juda is door haar eigen zonden veroordeeld tot een onvermijdelijke verwoesting. Het doet er niet toe op welke specifieke manier die verwoesting tot stand komt. De vijand kan een rechtschapen of een goddeloos volk zijn – het maakt niet uit. Maar als de onderdrukkers zelf boosaardig zijn, zoals de Babyloniërs, dan zullen ook zij op een vergelijkbare manier ten onder gaan. Alleen in rechtschapenheid is er leven; de zonde brengt altijd dood voort.

Hab. 1:1
VOORWOORD. God gaf de profeet Habakuk een boodschap door.

Hab. 1:2-4
MOET HET KWAAD ZEGEVIEREN?

  HERE, hoelang moet ik nog om hulp roepen
  zonder dat U het hoort?
  Ik schreeuw: "Help! Geweld!",
  maar U doet niets.
  Waarom laat U mij onrechtvaardige toestanden en ellende zien?
  Waar ik ook kijk, overal heersen onderdrukking,
  geweld, ruzie en onenigheid.
  De wet verliest haar kracht
  en de rechtspraak is verziekt,
  want de goddelozen drijven de rechtvaardigen in het nauw
  en het recht wordt verdraaid.

Hab. 1:5-11
BABYLON ZAL STRAFFEN. De HERE antwoordt:

  "Kijk eens naar de volken
  en verbaas u!
  Want Ik ga tijdens uw leven iets doen
  wat u niet zou geloven
  als het werd verteld.
  Ik ga een nieuwe wereldmacht ten tonele voeren, de Chaldeeën;
  een wreed, woest volk.
  Zij trekken de hele wereld door
  en veroveren andermans woonplaatsen.
  Zij staan bekend als een afschrikwekkend, angstaanjagend volk.
  Eigenmachtig bepalen zij hun recht
  en hun roem.
  Hun paarden zijn vlugger dan panters
  en lopen harder dan een wolf in de schemering.
  Hun ruiters komen aan in galop;
  zij komen uit verre landen toeschieten
  als een arend op zijn prooi.
  Zij komen om geweld te plegen.
  Hun aanval is als een verzengende oostenwind.
  Zij verzamelen gevangenen alsof het zand is.
  Zij drijven de spot met koningen en vorsten
  en lachen om elke vesting.
  Want de Chaldeeën gooien er gewoon aarde tegenaan en nemen haar in.
  Als een wervelwind gaan zij verder en verdwijnen uit het gezicht;
  maar hun schuld is groot,
  want zij beweren dat zij hun kracht aan hun goden te danken hebben."

Hab. 1:12-2:1
ZOUDEN DE SLECHTEN DE BEULEN ZIJN?

  Och HERE, mijn heilige God, U die eeuwig leeft:
  Zou U met dit alles het plan hebben ons weg te vagen?
  Natuurlijk niet! HERE, onze rots, U besloot de Chaldeeën te laten opkomen
  om ons te straffen en terecht te wijzen vanwege onze zonden.
  U, Die te reine ogen hebt om kwaad te zien
  en geen onrecht kunt verdragen,
  hoe kunt U die verraders toelaten?
  Waarom doet U niets wanneer die goddelozen
  ons, die beter zijn dan zij, vernietigen?
  Zijn wij dan net als vissen die gevangen en gedood worden?
  Zijn wij dan als kruipende dieren die geen leider hebben
  om hen te verdedigen tegen de vijand?
  Moeten wij aan hun haken worden opgevist
  of uit hun netten worden gehaald
  terwijl zij juichen over hun vangst?
  Dan brengen zij offers aan hun netten
  en branden er wierook voor.
  "Dit zijn de goden waaraan wij onze vette buit
  en overvloedige maaltijd te danken hebben!" zeggen zij.
  Mogen zij maar altijd zo doorgaan?
  Mogen zij voortdurend andere volken meedogenloos blijven vernietigen?

  Ik zal mijn wachttoren beklimmen
  of op de wallen gaan staan.
  Want ik wil uitzien
  naar Gods antwoord op mijn klacht.

Hab. 2:2-5
BOOSAARDIGEN WORDEN ALTIJD GESTRAFT. Toen antwoordde de HERE mij:

  "Schrijf het visioen op;
  hang mijn antwoord duidelijk op een aanplakbord,
  zodat iedereen het in het voorbijlopen kan lezen.
  Het duurt nog enige tijd voordat het visioen werkelijkheid wordt,
  maar eens zal zeker de dag aanbreken,
  waarop het wordt verwezenlijkt.
  Misschien lijkt het langzaam te gaan, maar blijf er toch op wachten
  want het komt beslist en zal geen moment te laat komen!

  Denk eraan: Halsstarrige mensen vertrouwen alleen zichzelf
  en gaan te gronde.
  Maar de rechtvaardige zal in vertrouwen op Mij leven.
  Trouwens, die Chaldeeën worden bedrogen;
  de wijn bedwelmt hen, want die is heel verraderlijk.
  In hun hebzucht hebben zij talrijke volken rondom zich verzameld,
  maar net als de dood en het dodenrijk hebben zij nooit genoeg.
  Zij zijn onverzadigbaar.

Hab. 2:6-17
De tijd nadert waarop al hun gevangenen hen zullen uitlachen en bespotten.

  'Wee hun die zich verrijken
  ten koste van anderen!' zullen zij zeggen.
  'Hoelang zal dit nog duren?
  Ja, wee hun die te zware eisen stellen!'
  Plotseling zullen zij die bij u in het krijt staan, opstaan en u bijten.
  Zij zullen ontwaken en u zult zich geen raad weten van angst.
  Zij zullen u helemaal leegplunderen.
  Vele volken hebt u geplunderd,
  nu zullen de rollen worden omgekeerd en bent u zelf het slachtoffer.
  Moordenaars! U hebt geweld gepleegd
  in het hele land en in alle steden.

  Wee hun die rijk worden op slinkse wijze;
  die proberen te leven
  buiten bereik van gevaar.
  Doordat u vele volken hebt uitgemoord,
  hebt u uw eigen naam te schande gemaakt en uw leven verknoeid.
  Zelfs de stenen uit de muren van uw huizen roepen dit
  en de balken in het plafond beamen hun woorden.

  Wee hun die steden bouwen met geld,
  verkregen uit moord en roof!
  Heeft de HERE van de hemelse legers niet bepaald
  dat de winst van de goddeloze volken in rook zal opgaan?
  Zij sloven zich uit, maar tevergeefs!
  Maar er zal een tijd komen waarop de aarde helemaal vol zal zijn
  met de kennis van de heerlijkheid van de HERE,
  net zoals de zee boordevol water is.

  Wee hun die hun naasten te drinken geven en er gif bij mengen,
  die hen dronken voeren om hen naakt te kunnen zien!
  Binnenkort zal uw eer moeten plaatsmaken voor schande.
  Drink uit de beker met het oordeel van de HERE.
  Drink en laat uw onbesnedenheid zien.
  Uw eer zal moeten wijken voor de grote schande die u zal treffen.
  Eens kapte u de bossen van de Libanon om nu zelf te worden geveld.
  De wilde dieren die in uw vallen waren gevangen, joegen u angst aan,
  maar nu zal u zelf het angstzweet uitbreken
  omdat u hebt gemoord en geweld gepleegd in allerlei steden.

Hab. 2:18-20
GOD IS DE MACHTHEBBER.

  Welk nut had het uw zelfgemaakte afgodsbeelden te aanbidden?
  Het is een leugen dat zij zouden kunnen helpen!
  Het was dwaas om te vertrouwen
  op wat u zelf hebt gemaakt!
  Wee hun die tegen een stuk hout zeggen: "Word wakker!"
  of tegen een stomme steen: "Opstaan!"
  Kunnen zulke afgodsbeelden spreken namens God?
  Zij zijn wel overtrokken met zilver en goud,
  maar er is volstrekt geen leven in!
  De HERE woont echter in Zijn heilige tempel.
  Laat de hele aarde voor Hem zwijgen.

Habakuk is tevreden met Gods antwoord en schrijft een psalm; een lofzang waarin hij zegt dat hij geduldig zal wachten op Gods wraak, waarmee de boosaardige onderdrukkers van Juda gestraft zullen worden.

Hab 3:1-10
HABAKUKS GEBED. Dit is een gebed van de profeet Habakuk, een lofzang op Gods overwinning:

  "HERE, ik heb van Uw roemruchte daden gehoord
  en ben met ontzag vervuld voor wat U gaat doen.
  Laat Uw daden herleven in deze tijd,
  maak Uw kracht openbaar.
  Al bent U toornig geworden, vergeet niet medelijden te hebben!"

  God komt over de woestijn
  vanaf de berg Sinaï.
  Zijn majesteit bedekt de hemel,
  de aarde is vol van Zijn lof.
  Hij schittert als het zonlicht,
  uit Zijn handen schieten lichtstralen;
  daarin is Zijn kracht verborgen.
  Voor Hem uit gaat de pest
  en de koorts volgt Hem op de voet.
  Hij staat stil en overziet de aarde;
  Hij kijkt rond en laat volken opspringen van schrik.
  Oeroude bergen worden verpletterd,
  stokoude heuvels worden met de grond gelijk gemaakt.
  Zijn eeuwige kracht blijft onveranderd!
  Ik zie dat de inwoners van Kuschan en Midian
  in doodsangst verkeren.

  Was het in toorn, HERE, dat U de rivieren sloeg
  en de zee liet uiteenwijken?
  Nee, U stuurde Uw wagens om te redden!
  Iedereen zag Uw kracht, zoals U had gezworen.
  Op Uw bevel braken bronnen open uit de aarde.
  De bergen zagen U en beefden.
  Stromen water trokken voorbij.
  De watervloed riep tot U
  en kondigde zijn overgave aan.

Hab 3:11-18
  De zon en de maan begonnen te verbleken
  bij het licht van Uw pijlen,
  bij de bliksemende schittering van Uw speer.
  Vol toorn schreed U over de aarde
  en vertrapte de volken in boosheid.
  U trok erop uit om Uw volk te redden,
  om Uw gezalfde te bevrijden.
  U verbrijzelde het huis van de goddeloze
  van de nok tot aan de fundamenten, ja, tot de laatste steen.
  Met zijn eigen pijlen doorstak U de aanvoerder van de aanstormende troepen.
  Zij wilden mij verpletteren
  en juichten omdat zij een weerloze in zijn schuilhoek dachten te vernietigen.
  U betrad met Uw paarden de zee
  en liep over de schuimkoppen op het machtige water.

  Ik beefde van angst toen ik dit hoorde;
  bij het horen van dit bericht begonnen mijn lippen te trillen.
  Alle kracht begaf mij,
  ik stond met knikkende knieën.
  Toch zal ik rustig de dag afwachten waarop het volk,
  dat ons met benden tegelijk aanvalt, zal worden gestraft.
  Al zou de vijgeboom niet uitbotten
  en de wijnstok geen druiven opleveren,
  al zou de oogst van de olijfboom teleurstellen
  en de akker geen voedsel geven,
  al zouden alle schapen uit de schaapskooien verdwenen zijn
  en geen runderen meer in de stal staan,
  tóch zal ik mij verheugen in de Here
  en juichen over God Die mij redt!

Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- augustus



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen