29 september
Psalmen van een hersteld volk
De feestvreugde over de voltooiing van de tempel staat slechts symbool voor de grotere vreugde die het volk
van de herstelde natie heeft mogen ontvangen. Er liggen nog vele moeilijkheden in het verschiet en er zal nog
meer tegenstand volgen, maar het volk bevindt zich niet meer in gevangenschap en de mensen die zijn
teruggekeerd verblijven niet meer in een vreemd land. Nu het huis van God herbouwd is, is het nieuwe leven
van het volk in alle ernst begonnen.
Deze gevoelens komen tot uitdrukking in een aantal psalmen die God eren omdat Hij de gebeden van het volk
in ballingschap heeft gehoord en Zijn beloften over het herstel is nagekomen. De elf psalmen die hier volgen
zijn de laatste van de 150 psalmen (dat wil zeggen, in de volgorde die voor deze chronologische Bijbel is
gekozen). Zij vormen een gepaste afsluiting van de eerste groep psalmen, die voortkwamen uit de verontruste
zielen van mensen die te kampen hadden met bedreigingen en bespottingen van hun vijanden. God is waarlijk
rechtvaardig en trouw aan Zijn volk.
Psa. 78 - Gods trouw aan een opstandig volk.
Een leerzaam gedicht van Asaf.
Luister mijn volk, naar wat ik u leer.
Luister goed naar wat mijn mond zegt.
Ik wil wijze dingen zeggen
en u vertellen wat van oudsher nog een geheim was.
Wat wij weten, hebben wij van onze ouders gehoord.
Zij vertelden het ons.
Wij vertellen het weer door aan ons nageslacht,
kinderen en kleinkinderen.
Wij vertellen hun over de grote daden van de HERE,
over Zijn kracht en over de wonderen die Hij heeft gedaan.
Hij richtte in ons land gedenktekens op die aan Hem herinnerden
en gaf ons volk Zijn wet, de wet van Israël.
Hij gaf onze voorouders bevel
het aan de kinderen door te geven.
Zodat steeds het volgende geslacht het zou horen.
Ieder kind dat werd geboren, moest het weten.
Daarop zouden zij het weer aan hun kinderen doorvertellen.
Zodat elke generatie zijn vertrouwen op God zou stellen.
Dat zij Gods werk nooit zouden vergeten
en Zijn regels zouden naleven.
Opdat zij niet als hun voorouders zouden worden,
want dat waren opstandige en eigenwijze mensen.
Onevenwichtig in hun optreden
en ontrouw tegenover God.
De zonen van Efraïm, die zo goed waren in het boogschieten,
kwamen niet in het veld toen er moest worden gevochten.
Zij hielden Gods geboden niet
en weigerden Zijn wet te gehoorzamen.
Zij dachten niet aan alles wat Hij had gedaan
en vergaten Zijn wonderen, die zij toch hadden gezien.
Hun voorouders hadden zelf Zijn wonderen gezien,
die Hij in Egypte had gedaan, in de stad Zoan.
Hij spleet het water in tweeën en leidde het volk er dwars doorheen.
Het water stond als een dam aan weerszijden van hen.
Overdag leidde Hij hen door een wolk, die hen voorging,
en 's nachts door een helder licht.
Hij liet in de woestijn het water uit de rotsen komen,
zodat zij meer dan voldoende te drinken hadden.
Zo liet Hij een waterbeek uit een rots stromen;
het water kwam als een rivier naar beneden.
Toch bleven zij tegen Hem zondigen;
daar in die woestijn bleven zij opstandig tegen God.
Zij daagden Hem uit
door naar lekker eten te vragen.
Zij verzetten zich tegen God en zeiden:
"Kan God ons in de woestijn ook te eten geven?
Kijk, Hij sloeg wel tegen een rots, zodat er rijkelijk water uit stroomde,
maar zou Hij ons dan ook wel brood kunnen geven
of het hele volk van vlees kunnen voorzien?"
Toen de HERE dit hoorde, werd Hij zeer verontwaardigd.
Hij ontbrandde in woede tegen de Israëlieten.
Want zij geloofden niet in Hem
en vertrouwden niet op Zijn hulp.
Toen liet Hij een bevel uitgaan naar de wolken
en opende de sluizen van de hemel;
Hij liet het manna als voedsel op hen neerdalen:
koren uit de hemel.
Zo aten zij het brood van de engelen.
Hij gaf hun zoveel te eten dat iedereen genoeg had.
Toen liet Hij een flinke oostenwind opsteken
en door Zijn kracht zwol ook de zuidenwind aan.
Het vlees kwam op hun hoofden neer; het was zoveel dat het op regen leek.
Talloze vogels kwamen neer.
Zij vielen in het tentenkamp op de grond,
rond hun woningen.
Het volk at het en had meer dan genoeg.
Zo voldeed God aan hun verlangen.
Terwijl zij hun mond nog niet leeg hadden,
werden zij alweer opstandig tegen God.
Maar toen werd God heel boos op hen
en richtte een ware slachting aan
onder de jonge mannen van het volk.
Maar zij leerden hier niets van.
Zij gingen door met zondigen en vertrouwden niet op God,
Wiens wonderen zij hadden gezien.
Toen bracht Hij dood en verderf onder hen.
Pas wanneer Hij hen doodde, gingen zij weer naar Hem vragen.
Dan zochten zij hun God en bekeerden zich.
Dan dachten zij er pas weer aan dat God hun rots was
en dat de Allerhoogste God hen bevrijdde.
Maar zij logen en bedrogen Hem
met wat zij zeiden.
Zij bleven niet bij Hem
en waren Gods verbond al weer ontrouw.
Maar de barmhartige God vergaf hun zonden
en vernietigde hen niet.
Vele malen nam Hij Zijn woede van hen weg
en vergold hun zonden niet.
Hij dacht eraan dat zij maar mensen waren,
vluchtige ademtochten die niet meer terugkomen.
Wat waren zij in de woestijn vaak opstandig tegen Hem
en beledigden zij Hem daar.
Steeds weer daagden zij God uit
en deden zij de Heilige God van Israël verdriet.
Zij herinnerden zich Zijn macht niet,
hoe Hij hen eens bevrijd had.
Hoe Hij in Egypte, in de stad Zoan,
Zijn wonderen en tekenen had gedaan.
Hij veranderde het water van de Nijl in bloed;
hetzelfde deed Hij met de zijrivieren, zodat niemand kon drinken.
Hij stuurde steekvliegen, die hun het leven onmogelijk maakten
en kikkers die overal zaten.
Alle gewassen op de akkers werden kaalgevreten door ongedierte
en daarna kwamen er nog sprinkhanen.
De hagel vernielde de druivenoogst
en de ijzel bevroor de moerbeibomen.
Ook het vee stierf door de hagel
en de kudden door de bliksem.
Hij liet over heel Egypte Zijn brandende toorn neerkomen,
Zijn boosheid en angstaanjagende woede.
Zo ging Zijn toorn over heel Egypte.
Hij beschermde hen niet tegen de dood,
maar gaf hen prijs aan de pest.
Alle oudste zonen in Egypte stierven.
Hij verzamelde Zijn volk, zoals men schapen verzamelt.
Als een kudde leidde Hij hen het land Egypte uit, de woestijn in.
Hij bracht de Israëlieten veilig verder en zij kenden geen angst,
want God had al hun vijanden laten verdrinken.
Hij bracht hen naar heilig terrein,
naar de berg die Hij voor Zichzelf had uitgekozen, de Sinaï.
Hij verjoeg de volken die zij tegenkwamen.
Hij gaf Israël hun bezittingen
en liet de twaalf stammen in hun tenten wonen.
Maar zij bleven God uitdagen
en waren opstandig tegen de Allerhoogste God.
Zij hielden zich ook niet aan Zijn leefregels.
Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw, zoals eens hun voorouders.
Zij beantwoordden niet aan Zijn eisen.
Zij tergden Hem met hun afgodenaltaren
en maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.
God hoorde alles en ontstak in toorn.
Hij steunde het volk niet langer.
Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen.
Hij verliet hem.
Dit sieraad van God kwam in handen van de vijand.
Zijn volk kwam terecht in oorlogen;
Hij was boos op Zijn volk.
De jonge mannen kwamen om
en de schoonheid van de meisjes werd niet meer bezongen.
De priesters werden gedood
en de weduwen konden niet meer huilen.
Toen werd de Here wakker,
net als een soldaat die van de wijn in slaap gevallen was.
Hij sloeg Zijn tegenstanders van achteren neer
en versloeg hen smadelijk.
Hij kwam niet terug bij de stammen van Jozef.
Efraïm werd niet meer uitgekozen.
Hij koos de stam van Juda;
de berg Sion, waarvan Hij zoveel houdt.
Daar bouwde Hij Zijn nieuwe huis;
het stond er net zo vast als de aarde na de schepping.
Zijn knecht David koos Hij uit
en Hij haalde hem weg achter de schapen.
Hij hoefde geen schapen meer te weiden, maar nu een volk.
Het volk van Jakob, Israël, werd zijn nieuwe kudde.
David weidde het volk met een oprecht hart
en gaf het kundig leiding.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- september
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen