1 maart
IV. Persoonlijke rechten en vergoedingen.
Persoonlijk letsel, economische verliezen en erfrecht zijn enkele van de verschillende onderwerpen met
betrekking tot persoonlijke rechten en verantwoordelijkheden die in deze sectie over diverse civielrechtelijke
wetten zijn opgenomen. Enkele voorschriften zijn slechts bedoeld als richtlijnen, terwijl andere specifieke
oplossingen aandragen. Deze civielrechtelijke wetten zijn ontworpen om de dagelijkse activiteiten voor elke
burger op een eerlijke manier te reguleren en om een besef van orde in de samenleving in te prenten.
A. Schadeloosstelling voor verlies.
Num. 5:5-10
ONRECHTMATIGE TOE-EIGENING. Toen zei de HERE tegen Mozes: "Zeg tegen het volk Israël dat
als iemand, man of vrouw, één van de zonden doet die mensen tegen de HERE kunnen
bedrijven en daarmee zijn naaste schaadt, hij zijn zonde moet belijden en wat hij schuldig is,
volledig moet vergoeden met een vijfde deel extra, aan degene die hij heeft benadeeld. Maar als
de persoon, die hij onrecht heeft aangedaan, is gestorven en er geen naaste bloedverwant is aan
wie het losgeld kan worden betaald, moet die vergoeding aan de priester worden gegeven,
samen met een ram als verzoening. Als het volk Israël een geschenk aan de HERE brengt, zal
dat geschenk naar de priester gaan."
Ex. 22:9
GESCHIL OVER VERLOREN EIGENDOM. "Bij elke gelegenheid waarbij een os, een ezel, een
schaap, een kledingstuk of wat dan ook wordt verduisterd en de eigenaar vindt het bij iemand die
ontkent dat hij het heeft gestolen, moeten zij hun zaak aan de overheid voorleggen. Hij die door
de overheid schuldig wordt verklaard, moet de andere partij het dubbele vergoeden."
Ex. 22:7,8
BEWAARDER VAN GELD OF GOEDEREN. "Als iemand geld of spullen bij een kennis in bewaring
geeft en het wordt uit diens huis gestolen, moet de dief (als hij wordt gevonden) de dubbele prijs
vergoeden. Als de dief niet wordt gevonden, moet de bewaarder van het geld of de spullen voor
de overheid worden gebracht om te onderzoeken of hij het niet zelf heeft gestolen."
Ex. 22:10-13
BEWAARDER VAN DIEREN. "Als iemand een ander vraagt of hij zolang een ezel, een os een
schaap of wat voor dier ook, bij zich wil houden en het dier sterft of wordt gewond of weggejaagd
zonder dat er getuigen van zijn, moet de bewaarder bij God zweren dat hij niet de schuldige is.
Die eed moet voldoende zijn voor de ander en er hoeft niets te worden vergoed. Maar als het
dier werkelijk is gestolen, moet de bewaarder de schade vergoeden aan de eigenaar. Als het dier
verscheurd is, moet de bewaarder het kadaver als bewijs overleggen. Dan mag geen
schadevergoeding van hem worden geëist."
Ex. 22:14,15
VERANTWOORDELIJKHEID VAN LENER. "Als iemand (een voorwerp of een dier) van zijn naaste
leent en het wordt beschadigd of sterft zonder dat de eigenaar erbij is, moet de lener het
geleende volledig vergoeden. Als de eigenaar erbij is, hoeft hij niets te vergoeden. Als het
gehuurd was, is de schade bij de huurprijs inbegrepen."
B. Verleiding.
Afgezien van het feit dat het verleiden van iemand onbetamelijk is, kent deze handelswijze nog een financieel
aspect.
Ex. 22:16,17
VERGOEDING VOOR MAAGD. "Als iemand een meisje verleidt, dat niet verloofd is en met haar
naar bed gaat, moet hij de bruidsschat betalen en met haar trouwen. Als de vader van het meisje
weigert zijn dochter te laten trouwen, moet de verleider toch de bruidsschat betalen."
C. Letsel en schadegevallen.
Ex. 21:33,34
ONAFGEDEKTE PUTTEN. "Als een man een waterput graaft, het gat niet afdekt en er valt een os
of een ezel in, moet de eigenaar van de put de schade vergoeden aan de eigenaar van het dier.
Het dode dier is daarna echter zijn eigendom."
Ex. 22:6
VERWOESTING DOOR VUUR. "Als een veld wordt afgebrand en het vuur verspreidt zich te ver,
zodat de korenschoven of het staande koren van iemand anders worden beschadigd, moet
degene die het vuur aanstak alle schade vergoeden."
Ex. 22:5
OOGSTSCHADE DOOR DIEREN. "Als iemand zijn vee opzettelijk loslaat en het graast de weide of
de wijngaard van iemand anders af, moet hij alle schade vergoeden door het beste deel van de
opbrengst van zijn eigen oogst aan de eigenaar van de weide of de wijngaard af te staan."
Ex. 21:28
OS DIE MENSEN SPIETST. "Als een os een man of een vrouw met de horens doodt, moet de os
worden gestenigd en mag niemand het vlees ervan eten, maar de eigenaar van de os gaat
vrijuit."
Ex. 21:29-32
BEWUST GEVAARLIJK GEDRAG. "Maar als iedereen (ook de eigenaar) wist dat de os gevaarlijk
was en er werd niet goed op het dier gelet en het doodt dan een man of een vrouw, moet de os
worden gestenigd en de eigenaar worden gedood. Als de familie van het slachtoffer van de os
genoegen neemt met een schadevergoeding, kan de eigenaar zijn leven terugkopen. De rechter
bepaalt in dat geval de hoogte van de schadevergoeding. Dezelfde wet geldt als de os een
jongen of een meisje doodt. Maar als de os een slaaf of slavin doodt, krijgt de meester van het
slachtoffer 30 zilverstukken en wordt de os gestenigd."
Ex. 21:35,36
OS DIE DIEREN SPIETST. "Als iemands os andermans os doodt, moeten zij de levende os
verkopen en het geld delen en ook het dode dier. Als van tevoren bekend was dat de os
gevaarlijk was en de eigenaar heeft niet goed opgelet, moet hij de dode os volledig vergoeden.
Het dode dier is dan zijn eigendom."
Lev. 24:18, 24:21a
EEN DIER DODEN. "Maar ieder die een dier doodt, moet dat vergoeden."
Deut. 22:8
VOORKOMEN VAN LETSEL. "Als u een nieuw huis bouwt, moet u een borstwering rond het platte
dak maken om te voorkomen dat iemand eraf valt en u zo de schuld over uw huis brengt."
D. Meesters en slaven.
Lev. 19:13, Deut. 24:14,15
TIJDIGE BETALING. "Behandel een arme, gehuurde werkkracht niet hard, of het nu een Israëliet is
of een buitenlander, die bij u woont. Betaal hem elke dag voor zonsondergang zijn loon, want hij
is arm en heeft het geld gelijk nodig. Als u dat niet doet, zou hij tot de HERE kunnen roepen
tegen u en het zou u als een zonde worden aangerekend."
Lev. 25:44-46
SLAVEN AANKOPEN. "U mag echter wel slaven en slavinnen kopen in de landen rondom u en u
mag de kinderen van de buitenlanders die onder u wonen, kopen ook al zijn ze in uw land
geboren. Zij zullen voor altijd slaven van u zijn, die u kunt nalaten aan uw kinderen; maar uw
broeders die bij het volk Israël horen, zult u niet op die manier behandelen."
Deut. 23:15,16
ONTSNAPTE SLAVEN. "Als een slaaf bij zijn meester wegvlucht, moet u hem niet dwingen terug te
keren; laat hem bij u wonen in de stad die hij zelf uitkiest. Val hem niet lastig."
Deut. 15:12-18
VRIJLATING IN ZEVENDE JAAR. "Als u een Hebreeuwse slaaf koopt (man of vrouw) moet u hem,
nadat hij zes jaar voor u heeft gewerkt, vrijlaten. Stuur hem niet met lege handen weg! Geef hem
een royaal afscheidsgeschenk van uw kudde, uw wijnpers en uw olijfpers. Deel met hem datgene
waarin de HERE, uw God, u heeft gezegend. Denk eraan dat u zelf slaven bent geweest in het
land Egypte en dat de HERE, uw God, u redde! Daarom geef ik u dit gebod.
Maar stel dat uw Hebreeuwse slaaf niet weg wil omdat hij van u houdt, zich in uw huis prettig
voelt en goed met u kan opschieten, neem dan een priem en steek die tegen de deur door zijn
oor. Daarna zal hij voor altijd uw slaaf zijn. Hetzelfde moet u met uw slavinnen doen.
Maar als u een slaaf vrijlaat, moet u dat niet met een spijtig gevoel doen; de slaaf heeft u immers
in die zes jaar de helft minder gekost dan een gehuurde werkkracht. De HERE, uw God, zal u
voorspoed geven in alles wat u doet, omdat u hem hebt vrijgelaten!"
Ex. 21:1-6
VRIJLATING IN GEVAL VAN GEZIN. "Hier zijn de andere wetten, die u moet naleven: Als u een
Hebreeuwse slaaf koopt, zal hij u zes jaar dienen en in het zevende jaar worden vrijgelaten
zonder daarvoor te hoeven betalen. Als hij zichzelf als slaaf heeft verkocht voordat hij trouwde,
zal hij alleen weggaan. Als hij al getrouwd was, zal zijn vrouw tegelijk met hem worden
vrijgelaten. Maar als zijn meester hem een vrouw heeft gegeven toen hij slaaf was en zij hebben
zonen en dochters, zullen de vrouw en de kinderen het eigendom van de meester blijven en zal
hij alleen weggaan.
Maar als de slaaf nadrukkelijk verklaart: 'Ik hou van mijn meester en van mijn vrouw en kinderen
en daarom ga ik niet als vrij man weg', dan zal zijn meester hem voor de rechters brengen en in
het openbaar zijn oor doorboren met een priem. Daarna zal hij voor altijd zijn slaaf blijven."
Ex. 21:7-11
VRIJLATING VAN VROUWELIJKE SLAVEN. "Als een man zijn dochter als slavin verkoopt, zal zij na
zes jaar niet vrij zijn zoals een mannelijke slaaf. Als de man die haar kocht, niet tevreden over
haar is en haar niet wil trouwen, moet hij haar laten loskopen; hij heeft niet het recht haar aan
buitenlanders te verkopen, want hij heeft haar slecht behandeld. Als hij een huwelijk regelt tussen
een Hebreeuwse slavin en zijn eigen zoon, mag hij haar niet langer als slavin behandelen; zij
wordt dan zijn dochter. Als hij zelf met haar trouwt en daarna nog een andere vrouw neemt, mag
hij haar niet minder eten en kleding geven. Ook moet hij met haar blijven slapen, omdat zij zijn
vrouw is. Als hij in één van deze drie gevallen in gebreke blijft, mag zij hem verlaten als vrije
vrouw, maar zonder geld."
Ex. 21:26,27
(VRIJLATING NA VERMINKING)
E. Leningen, rente en onderpand.
Deut. 23:19
RENTE HEFFEN. "Vraag geen rente over een lening aan een broeder, een Israëliet, of het nu in
de vorm van geld, voedsel of iets anders is."
Ex. 22:25-27, Deut. 24:12,13
DE ARMEN BESCHERMD. "Als u geld leent aan een arme broeder van uw eigen volk, mag u geen
rente vragen, zoals u normaal wel doet. Als u een arme geld leent en zijn mantel aanneemt als
onderpand, geef hem dan het kledingstuk vóór zonsondergang terug, want het is zijn enige
mantel; waarin zou hij anders moeten slapen? Als u dat niet doet en hij roept mijn hulp in, zal Ik
hem helpen, want Ik ben erg genadig."
Deut. 24:6
GEEN MOLENSTEEN ALS ONDERPAND. "Het is verboden een handmolen of een bovenste
molensteen als onderpand te nemen, want het is een stuk gereedschap waarmee de eigenaar in
zijn levensonderhoud moet voorzien."
Deut. 24:10,11
VORDERING VAN ONDERPAND. "Als u een vordering op iemand hebt, mag u zijn huis niet zomaar
binnengaan om een onderpand te halen. U moet buiten blijven staan! Hij zal wel naar buiten
komen met wat hij u schuldig is."
Deut. 24:17
(ONDERPAND VAN WEDUWE)
Deut. 15:1-5
KWIJTSCHELDING NA ZEVENDE JAAR. "Aan het einde van elk zevende jaar moeten alle schulden
worden kwijtgescholden. Iedere schuldeiser zal de schuld die een andere Israëliet bij hem heeft,
volledig kwijtschelden, want de HERE heeft iedereen van zijn verplichtingen ontslagen. Deze
kwijtschelding geldt niet voor buitenlanders, maar wat uw broeder u schuldig is, moet u hem
kwijtschelden. Niemand zal hierdoor arm worden want, als u dit gebod gehoorzaamt, zal de
HERE u rijk zegenen in het land dat Hij u geeft. De enige voorwaarde die de HERE stelt voor Zijn
zegen, is dat u zorgvuldig leeft volgens de geboden van de HERE, uw God, die ik u vandaag
geef."
Deut. 15:6
LENEN AAN ANDERE NATIES. "Hij zal u zegenen zoals Hij heeft beloofd. U zult aan vele volken
geld uitlenen, maar zelf zult u nooit iets hoeven te lenen. U zult heersen over vele volken, maar
zij zullen niet over u heersen."
Deut. 15:7-11
VERPLICHTINGEN AAN ARMEN. "Als er bij uw aankomst in het land dat de HERE u zal geven,
enkele armen onder u zijn, moet u uw hart en hand niet voor hen sluiten; u moet hun net zoveel
lenen als zij nodig hebben. Denk erom! Weiger nooit een lening omdat het jaar van
kwijtschelding voor de deur staat! Als u weigert te lenen, zal de behoeftige man tot de HERE
roepen en dan zal het u worden toegerekend als een zonde. U moet hem lenen wat hij nodig
heeft, zonder te klagen! Want de HERE zal u helpen bij alles wat u doet, als u zo aan uw broeder
leent! Er zullen altijd arme mensen onder u zijn; daarom is dit gebod noodzakelijk. U moet uw
arme broeder vrijgevig tegemoet treden en hem lenen wat hij nodig heeft."
F. Contracten en overeenkomsten.
Lev. 19:12
EED MAG NIET GEBROKEN WORDEN. "Zweer geen valse eed, want daarmee ontheiligt u de naam
van uw God, want Ik ben de HERE."
Num. 30:1,2
OVEREENKOMSTEN NAKOMEN. "Toen riep Mozes de leiders van de stammen bij zich en zei: "De
HERE heeft bevolen dat als iemand Hem een belofte doet of een eed aflegt, hij die niet mag
verbreken. Degene die de belofte heeft gedaan of de eed heeft afgelegd, moet deze ook precies
nakomen."
Num. 30:3-5
EED VAN DOCHTER. "Als een jong meisje dat nog bij haar vader thuis woont, de HERE iets
belooft en daarmee een verplichting aangaat en haar vader hoort dat, maar zegt er niets van,
moet zij haar belofte nakomen. Maar als haar vader haar verbiedt de belofte na te komen of als
hij vindt dat de voorwaarden te zwaar zijn, vervalt daardoor haar belofte. Haar vader moet het
haar verbieden op de dag, waarop hij voor het eerst van de belofte hoort; dan zal de HERE haar
vergeven, omdat haar vader weigerde zijn toestemming te geven."
Num. 30:6-8
EED VAN ECHTGENOTE. "Als zij een belofte doet of onnadenkend ergens haar woord aan
verbindt en later trouwt en haar man hoort van haar belofte en zegt er niets van op de dag dat hij
het hoort, zal zij haar belofte moeten nakomen. Maar als haar man haar belofte niet wil
erkennen, zal zijn weigering de belofte ongedaan maken en de HERE zal haar vergeven."
Num. 30:9-12
EED VAN WEDUWE OF GESCHEIDEN VROUW. "Maar als de vrouw weduwe is of gescheiden, moet
zij haar belofte nakomen. Als zij getrouwd is en bij haar man woont, wanneer zij de belofte aflegt
en haar man hoort ervan en onderneemt niets, dan moet de belofte worden nagekomen. Maar
als hij er niet mee instemt op de dag waarop hij voor het eerst van de belofte hoort, dan vervalt
deze en zal de HERE haar vergeven."
Num. 30:13-16
AANSPRAKELIJKHEID VAN ECHTGENOOT. "Haar man mag dus instemmen of weigeren, maar als
hij op die bewuste dag er niets van zegt, stemt hij er stilzwijgend mee in. Als hij langer dan een
dag wacht en dan weigert in te stemmen met de belofte, zullen de strafbepalingen voor het niet
nakomen van de belofte op hem van toepassing zijn: het is dan zijn verantwoordelijkheid."
Dit zijn de voorschriften, die de HERE Mozes gaf over de relatie tussen een man en zijn vrouw
en een vader en zijn nog thuis wonende dochter."
G. Gewichten en maten.
Lev. 19:11
EERLIJK ZAKEN DOEN. "U mag niet stelen, liegen of elkaar bedriegen."
Lev. 19:35-37
JUISTE MATEN. "Wees onpartijdig in de rechtspraak. Gebruik de juiste maten voor lengte, gewicht
en inhoud en geef altijd de volledige hoeveelheden. Want Ik ben de HERE, uw God, Die u uit het
land Egypte heeft bevrijd. Al mijn inzettingen en verordeningen moet u nauwgezet naleven; Ik
ben de HERE."
Deut. 25:13-16
JUISTE GEWICHTEN. "Wanneer u zaken doet, moet u altijd betrouwbare maten en gewichten
gebruiken, zodat u een lang en goed leven zult hebben in het land dat de HERE, uw God, u
geeft. Allen die bedrog plegen met valse maten en gewichten, zijn verachtelijk in de ogen van de
HERE, uw God."
H. Erfrecht.
1. Recht van de eerstgeborene
Deut. 21:15-17
DUBBEL AANDEEL VERSCHULDIGD. "Als een man twee vrouwen heeft, van wie hij de ene
liefheeft en de ander haat, en beiden hebben hem kinderen gegeven en de vrouw die hij haat is
de moeder van zijn oudste zoon, dan mag hij zijn jongste zoon (de zoon van de vrouw van wie hij
houdt) niet tot stamhouder maken. Hij moet zijn oudste zoon erkennen als stamhouder en hem
een dubbel erfdeel geven. Die is immers als eerste geboren en heeft dus ook de rechten van de
eerstgeboren zoon, ook al is hij de zoon van de gehate vrouw."
2. Leviraatshuwelijk
Een oud gebruik is in de Wetten van Mozes opgenomen. Aangenomen wordt dat dit gedaan is om het erfrecht
niet verloren te laten gaan. Als een man kinderloos sterft, dan moet zijn broer met de weduwe trouwen en in de
naam van zijn broer een kind verwekken. Dat eerste kind zal dan de erfenis van de overleden broer ontvangen,
terwijl de andere kinderen de erfenis van hun natuurlijke vader zullen delen (dit soort huwelijk heeft later de
benaming “leviraatshuwelijk” gekregen vanwege het Latijnse woord “levir”: “de broer van de echtgenoot”). Een
voorbeeld van dit gebruik zien we in het verslag over Tamar en Juda (Genesis 38).
Deut. 25:5,6
VERPLICHTING VAN BROER. "Als twee broers bij elkaar wonen en de een sterft zonder een zoon
te hebben gehad, mag zijn weduwe niet buiten de familie trouwen; integendeel, de broer van
haar man moet met haar trouwen en ook met haar slapen. De eerste zoon die zij van hem krijgt,
zal gelden als zoon van de overleden broer, zodat diens naam in Israël niet verloren gaat."
Deut. 25:7-10
ALS DE BROER WEIGERT. "Maar als de broer van de overleden man weigert zijn plicht te doen en
niet met de weduwe wil trouwen, zal zij naar de leiders van de stad gaan en zeggen: 'De broer
van mijn man weigert de naam van zijn broer te laten voortbestaan; hij weigert zijn plicht na te
komen en met mij te trouwen.' De leiders van de stad moeten hem bij zich roepen en het met
hem bespreken. Als hij dan nog blijft weigeren, zal de weduwe in het bijzijn van de leiders naar
hem toe lopen, zijn sandaal van zijn voet trekken en hem in het gezicht spuwen. Daarna zal zij
zeggen: 'Dit gebeurt met een man die weigert het huis van zijn broer op te bouwen.' Vanaf die tijd
zal zijn huis 'het huis van de man met de blote voet' worden genoemd."
3. De zaak van de dochters van Zelafead
Vooruitlopend op de vestiging in Kanaän en de verdeling van het land onder de stammen en families, wordt Mozes benaderd door de dochters van een man genaamd Zelafead. Hij stierf zonder zonen te hebben nagelaten die hun erfdeel van het beloofde land zouden kunnen opeisen. De dochters zijn bezorgd over het verlies van hun familiebezittingen en vragen Mozes of hun familie via hen aanspraak op grond zou kunnen maken. Mozes stemt hiermee in, maar eist dat zij binnen dezelfde stam huwen zodat hun erfdeel niet aan een andere stam wordt overgedragen. Er wordt niet aangegeven waarom hier geen leviraatshuwelijk van toepassing is. Misschien had de man geen broers. Maar deze zaak geeft wel een idee van de status van de vrouw in een voornamelijk door mannen gedomineerde samenleving.
Num. 27:1-4
DOCHTERS WENSEN ERFENIS. "Op een dag kwamen de dochters van Zelafead bij de ingang van
de tabernakel met een verzoek aan Mozes, de priester Eleazar, de stamleiders en de anderen
die daar bijeen waren. Deze vrouwen hoorden bij de stam van Manasse, de zoon van Jozef. Hun
voorvader was Machir, de zoon van Manasse. Machirs zoon Gilead was hun overgrootvader,
diens zoon Hefer was hun grootvader en diens zoon Zelafead hun vader. De namen van de
vrouwen waren Mahla, Noa, Hogla, Milka en Tirza. "Onze vader stierf in de woestijn", zeiden zij,
"maar hij hoorde niet bij de mannen die werden gedood wegens Korachs rebellie tegen de
HERE; hij stierf een natuurlijke dood, maar had geen zonen. Zou de naam van onze vader
moeten verdwijnen, omdat hij geen zonen had? Wij vinden dat wij net zoveel recht op grond
hebben als de broers van onze vader."
Num. 27:5-11
VOLGORDE VAN ERFENIS. Mozes ging met deze vraag naar de HERE. En de HERE gaf Mozes
als antwoord: "De dochters van Zelafead hebben gelijk; geef hun land, net zoals hun ooms
hebben gekregen. Geef hun het land dat hun vader zou hebben gekregen als hij nog in leven
was.
En zeg tegen het volk dat als iemand sterft zonder zonen te hebben, zijn erfenis overgaat op zijn
dochters. Als hij geen dochter heeft, dan zullen zijn broers van hem erven. En als hij ook geen
broer heeft, dan zal zijn bezit naar zijn ooms gaan. Maar als hij geen ooms heeft, dan zal zijn
naaste bloedverwant van hem erven."
Num. 36:1-4
PROBLEEM ALS DOCHTERS HUWEN. "De familiehoofden van Gilead, een afstammeling van
Machir uit de stam van Manasse, kwamen met een verzoek bij Mozes en de leiders van Israël:
"De HERE gaf u opdracht het land met behulp van het lot onder de Israëlieten te verdelen",
brachten zij Mozes in herinnering, "en het erfdeel van onze broeder Zelafead aan zijn dochters te
geven. Maar als zij trouwen met iemand van een andere stam, gaat hun land ook over in het
bezit van die andere stam. Op die manier zal het grondgebied van onze stam kleiner worden en
in het jubeljaar zou het definitief bij die stam worden ingelijfd."
Num. 36:5-9
MOETEN BINNEN STAM HUWEN. Mozes antwoordde in het openbaar en gaf hun de aanwijzingen
van de HERE door: "De mannen van de stam van Jozef hebben gelijk. Dit is wat de HERE verder
heeft bevolen over de dochters van Zelafead: Laten zij trouwen met wie zij willen, zolang het
maar iemand van hun eigen stam is. Op die manier zal geen land van de ene stam bij de andere
stam terechtkomen, want het erfdeel van elke stam moet blijven zoals door het lot is bepaald. De
meisjes van de stammen van Israël, die hebben geërfd, moeten binnen hun eigen stam trouwen
zodat hun grond het stambezit niet verlaat. Zo zal geen enkel erfdeel van de ene bij de andere
stam terechtkomen."
Num. 36:10-13
DOCHTERS SCHIKKEN ZICH. "De dochters van Zelafead deden wat de HERE door Mozes had
bevolen. Deze meisjes (Machla, Tirza, Hogla, Milka en Noa) trouwden met mannen uit hun eigen
stam van Manasse, de zoon van Jozef. Zo bleef hun erfdeel in bezit van de stam. Dit zijn de
wetten en voorschriften die de HERE de Israëlieten via Mozes gaf, terwijl zij hun kamp hadden
opgeslagen in de vlakte van Moab langs de rivier de Jordaan, tegenover Jericho."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen