17 maart
Afvalligheid en de rechters
In politiek en militair opzicht bestaat er een behoefte aan een vollediger verovering van het beloofde land. In
geestelijk opzicht valt er voor de nieuwe generatie Israëlieten nog veel te leren – namelijk, dat welvaart
voortkomt uit gehoorzaamheid, en dat ongehoorzaamheid leidt tot tegenspoed. Het is een les die de oudere
Israëlieten al tijdens de omzwervingen in de woestijn en de verovering van Kanaän hadden geleerd, maar het
verdwijnen van de oudere generatie laat een vacuüm achter wat betreft de oprechte toewijding aan God en Zijn
wetten. Vanaf dit moment krijgt Israël met een geestelijk en politiek verval te kampen.
De onvolledige veroveringen hebben Israël kwetsbaar gemaakt voor de heidense invloeden om hen heen. Nu
zij zich ontwikkelen tot een meer agrarische samenleving, worden de Israëlieten in toenemende mate
aangetrokken door de Kanaänitische cultus van Baäl, die geassocieerd wordt met vruchtbaarheid en oogsten.
Een neiging tot het sluiten van compromissen leidt tot gemengde huwelijken, afgoderij en immoraliteit. De
combinatie van de nationale zonden en de onoverwonnen inwoners leidt tot onderdrukking door en
overheersing van verschillende heidense volken, precies zoals God had voorspeld.
In deze periode passeren de Israëlieten verschillende cycli van zonde en onderdrukking, maar gelukkig ook
van berouw. En steeds als de mensen weer bij zinnen komen, schuift God een leider naar voren die hen zal
redden. Elk van deze “rechters” (of “richteren”) leidt slechts een klein aantal stammen binnen de nu losse
federatie van Israëlische stammen. Hoewel de totale tijdsduur van hun regeringsperiodes zo'n 450 jaar
bedraagt, is de werkelijke tijdspanne slechts ongeveer 335 jaar vanwege overlappingen in de individuele
regeringsperiodes.
Rich. 2:9b, Joz. 24:31 (1400-1380 v.C.?)
TIJDPERK VAN OUDEREN. Het volk was de HERE trouw gebleven gedurende Jozua's leven en
ook daarna, zolang de ouderen (de mensen van zijn generatie) nog leefden. Deze waren
ooggetuige geweest van de geweldige wonderen die de HERE voor Israël had gedaan.
Rich. 2:10
NIEUWE GENERATIE. Maar na verloop van tijd was die hele generatie gestorven; de volgende
generatie kende de HERE niet en had de grote wonderen, die Hij voor Israël had gedaan, niet
meegemaakt.
Rich. 2:11-13
VAN GOD NAAR AFGODERIJ. De Israëlieten deden dingen die de HERE uitdrukkelijk had
verboden en gingen afgoden vereren. Zij dachten niet meer aan de HERE, de God, Die hun
voorouders hadden vereerd en aanbeden; de God, Die hen ook uit Egypte had geleid. Zij
aanbaden de afgoden van de omringende volken en knielden er zelfs voor. Toen werd de HERE
boos op Israël. Ze hadden immers Hém verlaten en Baäl en de afgodsbeelden van Astarte
aanbeden!
Rich. 2:14,15
ZONDE BRENGT NEDERLAGEN. Daarom leverde Hij hen uit aan hun vijanden, die hen
leegplunderden. Zij waren niet langer tegen hen opgewassen. Telkens wanneer de Israëlieten
optrokken tegen hun vijanden, liet de HERE hen het onderspit delven. Hij had hen hiervoor
gewaarschuwd, ja, zelfs gezworen dat Hij dit zou doen. Maar elke keer als het volk het vreselijk
zwaar te verduren kreeg, gaf de HERE richters , die hen van hun vijanden verlosten.
Rich. 2:16-19
GERED DOOR RECHTERS. Zelfs toen wilden de Israëlieten nog niet naar de richters luisteren,
maar werden zij de HERE ontrouw door afgoden te aanbidden en zich daarvoor neer te buigen.
Zij keerden zich erg snel af van de weg van hun voorouders door te weigeren de geboden van de
HERE te gehoorzamen. Telkens wanneer de HERE een richter had aangesteld, was Hij met
hem. Iedere richter verloste het volk Israël van zijn vijanden, want de HERE werd diep bewogen
door het gekerm van Zijn volk over de tirannieke onderdrukkers. Maar na de dood van de richter
begon het volk steeds weer te zondigen, zelfs nog erger dan de vorige generaties. Het vereerde
heidense afgoden en boog zich in aanbidding daarvoor neer. Hardnekkig weigerde het te breken
met de slechte praktijken van de volken rondom.
Rich. 2:20-23
ISRAELS GELOOF BEPROEFD. Toen werd de HERE weer toornig op Israël. Hij zei: "Omdat de
Israëlieten het verbond hebben verbroken, dat Ik met hun voorouders heb gesloten en omdat zij
niet naar Mij hebben geluisterd, zal Ik de volken die bij de dood van Jozua nog niet waren
overwonnen, niet meer verdrijven. In plaats daarvan zal Ik deze volken gebruiken om mijn volk
Israël op de proef te stellen om te zien of het Mij wel of niet gehoorzaam zal zijn, zoals zijn
voorouders wél waren." De HERE had immers die volken in het land laten blijven en hen niet
meteen verdreven of door Jozua laten overwinnen.
Rich. 3:1-4
VIJANDEN DOOR GOD GEBRUIKT. De HERE liet de volken in het land blijven om de nieuwe
generatie Israëlieten, die de oorlogen met Kanaän niet had meegemaakt, op de proef te stellen.
Want de HERE wilde de Israëlieten, die geen oorlog hadden meegemaakt, leren vechten tegen
de vijand. Die vijanden waren de Filistijnen (vijf steden), de Kanaänieten, de Sidoniërs en de
Hevieten, die in de bergen van de Libanon woonden, vanaf de berg Baäl-Hermon tot de weg
naar Hamath. Deze volken dienden om de nieuwe generatie Israëlieten op de proef te stellen,
om te zien of zij zou luisteren naar de geboden, die de HERE haar voorouders door Mozes had
gegeven.
Rich. 3:5,6
ISRAELIETEN SLAGEN NIET. De Israëlieten woonden dus midden tussen de Kanaänieten,
Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten. De jonge mannen van Israël
trouwden echter met meisjes uit die volken en Israëlitische meisjes werden aan niet-Israëlitische
mannen uitgehuwelijkt. Al gauw vereerden de Israëlieten ook hun afgoden.
Othniël, Ehud en Samgar
In de eerste eeuw van Israëls verval worden verschillende stammen onderdrukt door de Mesopotamiërs, de
Moabieten en de Filistijnen. Othniël, een neef van Kaleb, leidt Juda en Simeon naar een overwinning over de
Mesopotamiërs. Ehud zelf vermoordt de leider van de Moabieten (die al vijanden van Israël zijn geweest sinds
Koning Balak probeerde om Bileam het volk te laten vervloeken). Dankzij Ehuds moedige daad worden de
stammen van Efraïm en Benjamin bevrijd van de bezetting door een land dat ooit door Israël grondig verslagen
was. Tenslotte wordt Samgar vluchtig vermeld. Samgar zal de eerste van verscheidene Israëlieten zijn die strijd
voeren tegen de krijgshaftige Filistijnen in het zuidelijke kustgebied van Kanaän.
Rich. 3:7,8 (1380-1367 v.C.?)
ONDERDRUKKING DOOR MESOPOTAMIERS. Zo deden zij wat de HERE had verboden; zij
vergaten de HERE, hun God, en aanbaden Baäl en afgodsbeelden van Asjéra. Toen werd de
HERE toornig op Israël en liet toe dat koning Kuschan-Rischataïm van Mesopotamië hen
overwon. Acht jaar lang werden zij door hem overheerst.
Rich. 3:9-11 (1367-1327 v.C.?)
BEVRIJDING DOOR OTHNIEL. Maar toen Israël tot de HERE om hulp riep, gaf de HERE iemand
om hen te verlossen. Het was Kalebs neef Othniël, de zoon van Kalebs jongere broer Kenaz. De
Geest van de HERE kwam over Othniël en hij stelde in Israël orde op zaken. Vervolgens bracht
hij zijn leger in het veld tegen koning Kuschan-Rischataïm. De HERE hielp Israël deze volledig te
verslaan. Daarna, gedurende de veertig jaar onder Othniëls leiding, heersten rust en vrede in het
land.
Rich. 3:12-14 (1327-1304 v.C.?)
ONDERDRUKKING DOOR MOABIETEN. Maar na Othniëls dood begon het volk Israël opnieuw
tegen de HERE te zondigen. Daarom stond de HERE koning Eglon van Moab toe een deel van
Israël te overwinnen. Deze koning sloot een verbond met de Ammonieten en de Amalekieten.
Gezamenlijk versloegen zij de Israëlieten en namen de stad Jericho in, die ook wel 'Stad van de
Palmbomen' heet. Gedurende de volgende achttien jaar waren de Israëlieten verplicht koning
Eglon van Moab hoge belastingen te betalen.
Rich. 3:15-25
EHUD DOODT EGLON. Maar toen Israël de HERE te hulp riep, stuurde Hij een redder: Ehud, de
zoon van Gera, een Benjaminiet die linkshandig was. Ehud bracht elk jaar Israëls belastinggeld
naar koning Eglon. Toen hij deze tocht weer eens ondernam, maakte hij een tweesnijdend
zwaard van nog geen halve meter lang en bevestigde dat onder zijn kleren, op zijn rechterheup.
Nadat Ehud het geld had afgedragen aan koning Eglon (die vreselijk dik was) begon hij aan de
terugreis. Maar buiten de stad gekomen, bij de gebeeldhouwde stenen in de buurt van Gilgal,
stuurde hij zijn metgezellen verder en keerde zelf alleen naar de koning terug. "Majesteit, ik heb
een geheime boodschap voor u", zei hij.
De koning stuurde onmiddellijk alle aanwezigen weg, zodat Ehud onder vier ogen met hem kon
spreken.
Ehud liep op de koning toe, die helemaal alleen in de koele bovenzaal zat, en zei tegen hem:
"Het is een boodschap van God!" Eglon stond meteen op van zijn troon om de boodschap aan te
horen. Op hetzelfde moment greep Ehud met zijn linkerhand onder zijn kleren, trok het zwaard
van zijn rechterheup en stak het diep in koning Eglons buik, tot het heft toe. Het vet sloot zich er
omheen, omdat Ehud het er niet uit trok. Daarop vergrendelde deze de deur van de bovenzaal,
verliet het vertrek via een achteruitgang en verdween langs een galerij naar buiten.
Nauwelijks was Ehud buiten of de dienaren van de koning kwamen bij de bovenzaal kijken, maar
troffen de deur op slot. Ze wachtten een tijdje en meenden dat de koning graag een poosje in de
koele bovenkamer alleen wilde zijn. Maar toen het langer begon te duren en de koning nog
steeds niet tevoorschijn kwam, werden zijn dienaren ongerust en haalden een sleutel. Zij
maakten de deur open en vonden hun heer dood op de grond.
Rich. 3:26-30 (1304-1224 v.C.?)
BEVRIJDING VAN MOABIETEN. Ondertussen was Ehud langs de gebeeldhouwde stenen ontsnapt
en veilig en wel in Seïra aangekomen. Daar, op de bergen van Efraïm, blies hij op de hoorn om
het volk op te roepen voor de strijd. Er verzamelde zich een leger bij hem en onder zijn bevel
daalden de strijders van de bergen af.
"Volg mij!" riep Ehud. "De HERE heeft uw vijanden, de Moabieten, in uw macht gegeven!" Het
leger trok naar de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan aan de weg naar Moab, bezette die
en liet geen mens meer oversteken. Toen raakten de Israëlieten slaags met de Moabieten en
doodden ongeveer tienduizend sterke, weerbare mannen, zonder iemand te laten ontsnappen.
Zo werd Moab die dag door Israël overwonnen en heersten rust en vrede in het land gedurende
de volgende tachtig jaar.
Rich. 3:31
BEVRIJDING DOOR SAMGAR. De richter die na Ehud optrad, heette Samgar. Hij was een zoon
van Anath. Samgar doodde eens zeshonderd Filistijnen met een ossenstok en verloste Israël op
die manier.
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen