28 maart
Saul tot koning uitgeroepen
Hoewel Israël spoedig een koning zal hebben, maakt de Schrift duidelijk dat God een rol zal spelen in de
verkiezing van de koningen en het reguleren van hun gedrag. In tegenstelling tot andere koningen zullen de
koningen van Israël niet op eigen gezag heersen. De eerste koning lijkt, zoals het geval is voor zo velen van de
leiders van Gods volk, een nogal onwaarschijnlijke keuze vanwege de serieuze gebreken in zijn karakter. Hij is
feitelijk van de stam Benjamin, die nog niet zo heel lang geleden (vooral in geestelijke opzicht) in opstand was
gekomen. Desondanks gebruikt God Saul om de eenwording van het Koninkrijk tot stand te brengen. Samuël
beschrijft hier de details van het eerste selectieproces en de rol die hij hierin zelf speelt.
1 Sam. 8:1-5
ISRAEL VRAAGT OM KONING. Toen Samuël erg oud was geworden, trok hij zich terug en
benoemde zijn zonen als richters. Joël en Abia, zijn oudste zonen, spraken recht in Berséba;
maar zij volgden niet het voorbeeld van hun vader. Zij lieten zich omkopen, deden
onrechtvaardige uitspraken en waren uit op eigen gewin.
Tenslotte kwamen de leiders van Israël in Rama bijeen om deze zaak met Samuël te bespreken.
Zij vertelden hem dat veel was veranderd sinds hij zich had teruggetrokken, omdat zijn zonen
slechte mannen waren. "Geef ons een koning, net als de andere volken", pleitten zij.
1 Sam. 8:6-9
GOD GEEFT TOESTEMMING. Samuël was geschokt dat het volk een koning wilde en wendde zich
tot de HERE om raad. "Doe wat zij u vragen", antwoordde de HERE, "want zij wijzen Mij af en
niet u; zij willen niet dat Ik nog langer hun Koning ben. Al vanaf het moment dat Ik hen uit Egypte
wegleidde, hebben zij Mij voortdurend afgewezen en zijn andere goden gevolgd. En nu
behandelen zij u op dezelfde wijze. Doe wat zij vragen, maar waarschuw hen wel voor de
gevolgen van een koning die over hen zal heersen!"
1 Sam. 8:10-18
SAMUEL WAARSCHUWT ISRAEL. Samuël vertelde het volk wat de HERE hem had gezegd: "U
staat erop een koning te hebben? Laat mij u dan vertellen welke privileges die koning zal
hebben. Uw zonen zullen dienstplichtig worden en voor hem dienst doen als bestuurders van
strijdwagens, ruiters en voetknechten. Sommigen zullen gevechtseenheden moeten aanvoeren
als er oorlog komt en anderen zullen worden gedwongen de koninklijke akkers te ploegen en de
oogst binnen te halen. Ook zullen er zijn die zijn wapens en strijdwagens moeten maken. Hij zal
uw dochters van u afnemen en hen dwingen aan zijn hof voor hem te koken en te bakken en
parfums voor hem te maken. Hij zal u uw beste stukken land, wijngaarden en olijfgaarden
afnemen en die aan zijn personeel geven. Hij zal een tiende deel van uw oogst nemen en ook
dat verdelen onder zijn personeel. Uw slaven en uw beste knechten en dienaren zal hij u
afnemen en uw vee zal hij voor zijn eigen gebruik opeisen. Hij zal een tiende deel van uw kudde
in beslag nemen en u zult zijn slaven worden. U zult bittere tranen vergieten om die koning die u
nu verlangt, maar de HERE zal niet naar u luisteren."
1 Sam. 8:19-22
ISRAEL NEGEERT WAARSCHUWING. Maar de Israëlieten sloegen Samuëls waarschuwingen in de
wind. "Ook al zou dat gebeuren, we willen toch een koning", zeiden zij. "Want wij willen net zo
zijn als de volken om ons heen. Hij zal ons regeren en onze aanvoerder zijn bij een oorlog."
Samuël bracht de woorden van het volk over aan de HERE. En de HERE antwoordde opnieuw:
"Doe wat zij u vragen en wijs een koning aan."
Daarna stuurde Samuël de mannen terug naar hun woonplaatsen.
1 Sam. 9:1-5
SAUL ZOEKT ZIJN VADERS EZELINNEN. Kis was een welgesteld en invloedrijk man uit de stam
Benjamin. Hij was de zoon van Abiël, de kleinzoon van Zeror, de achterkleinzoon van Bechorath
en de achter-achterkleinzoon van Afiah. Kis had een jonge zoon die Saul heette. Saul was de
knapste man in heel Israël en bovendien stak hij een hoofd boven alle andere Israëlieten uit.
Op een dag raakten de ezelinnen van Kis verdwaald en stuurde hij Saul erop uit om ze te
zoeken. "Neem één van de knechten mee en zoek de ezelinnen", was de opdracht. Zij trokken
door het heuvelland van Efraïm, door het gebied van Salisa en dat van Sahalim en door het hele
gebied van Benjamin, maar vonden de dieren nergens.
Toen ze ook het land van Zuf hadden doorzocht, zei Saul tenslotte tegen de knecht: "We kunnen
beter naar huis gaan; mijn vader zal zo langzamerhand meer bezorgd zijn over ons dan over de
ezelinnen!"
1 Sam. 9:6-14
POGING OM ZIENER TE VINDEN. Maar de knecht zei: "Ik krijg net een idee! In de stad woont een
profeet; hij is een man van God en de mensen kijken erg tegen hem op, omdat alles wat hij zegt
ook uitkomt; laten we naar hem toegaan, misschien kan hij ons vertellen waar we de ezelinnen
moeten zoeken."
"Maar wij hebben niets bij ons waarmee we hem kunnen betalen", wierp Saul tegen. "Zelfs het
brood is op, dus we kunnen hem helemaal niets geven."
"Ik heb nog wel wat kleingeld", zei de knecht. "Wij kunnen hem dat aanbieden en dan zien we
wel of hij ons de weg wil wijzen!"
"Goed, laten we het dan maar proberen", beaamde Saul. Zo gingen zij op weg naar de stad waar
de profeet moest wonen. Toen zij de heuvel beklommen, waarop de stad was gebouwd, zagen zij
enkele jonge meisjes uit de poort naar buiten komen om water te halen en zij vroegen hun of de
ziener in de stad was (profeten werden in die tijd zieners genoemd).
"Ja hoor", antwoordden de meisjes. "Als u deze weg blijft volgen, kunt u hem niet missen. Hij is
juist teruggekeerd van een reis, omdat het volk een openbaar offerfeest zal houden boven op de
heuvel. Maak maar voort, want hij zal wel op het punt staan daarheen te gaan; de gasten kunnen
niet eten, voordat hij komt en de offermaaltijd zegent."
Zij gingen de stad binnen en toen zij door de poort liepen, zagen zij Samuël aankomen, op weg
naar de heuvel.
1 Sam. 9:15-17
GOD SPREEKT TOT SAMUEL. De HERE had de dag daarvoor tegen Samuël gezegd: "Morgen om
deze tijd zal Ik een man naar u toesturen uit het land van Benjamin. U moet hem zalven tot leider
van mijn volk. Hij zal hen bevrijden van de Filistijnen, want Ik heb hun geroep gehoord en in
genade op hen neergekeken."
Toen Samuël Saul in het oog kreeg, zei de HERE: "Dat is de man over wie Ik u heb verteld! Hij
zal mijn volk regeren."
1 Sam. 9:18-27
SAMUEL ONTVANGT SAUL. Saul kwam naderbij en vroeg Samuël: "Kunt u mij vertellen waar het
huis van de ziener is?"
"Ik ben de ziener!" antwoordde Samuël. "Gaat u maar voor mij uit de heuvel op, dan kunnen wij
samen eten; morgenvroeg zal ik u alles vertellen wat u wilt weten en u op weg sturen. En maak u
niet bezorgd om die ezelinnen, die drie dagen geleden zoek raakten, want zij zijn inmiddels
teruggevonden. Bovendien, weet u wel dat alle rijkdommen van Israël van u zijn?"
"Neem mij niet kwalijk, meneer", zei Saul, "maar u moet de verkeerde voor u hebben. Ik ben van
de stam Benjamin. De kleinste van Israël en mijn familie is de onbelangrijkste van alle
stamfamilies! Waarom spreekt u zo tegen mij?"
Maar Samuël nam Saul en zijn dienaar mee de zaal in en gaf hun een plaats aan het hoofd van
de tafel bij de dertig speciale gasten die al aan tafel zaten. Daarna gaf Samuël de chefkok
opdracht Saul het beste stuk vlees voor te zetten, dat apart was gelegd voor de eregast.
De kok deed dat en zette het vlees voor Saul neer. "Ga gerust uw gang en begin te eten", zei
Samuël. "Ik heb het voor u bewaard, zelfs nog voordat ik deze andere mensen uitnodigde!" Saul
at die dag dus met Samuël. Na het feest gingen zij terug naar de stad en thuis nam Samuël Saul
mee naar het dak om met hem te praten.
Bij het aanbreken van de volgende morgen riep Samuël naar Saul, die op het dak was:
"Opstaan, het is tijd om op weg te gaan!" Saul stond op en Samuël begeleidde hem tot de rand
van de stad. Toen zij bij de stadsmuur kwamen, zei Samuël tegen Saul: "Zeg tegen de jongen dat
hij vast vooruit moet gaan." Vervolgens zei Samuël tegen Saul: "Blijf nog even hier staan, want ik
wil u de boodschap vertellen die de HERE mij voor u heeft gegeven."
1 Sam. 10:1-8
BEVESTIGENDE TEKENEN VOOR SAUL. Daarop haalde Samuël een kruikje met olie tevoorschijn
en goot de inhoud over Sauls hoofd, kuste hem en zei: "Ik doe dit omdat de HERE u heeft
aangewezen als koning van Zijn volk Israël! Wanneer u hier straks weggaat, zult u twee mannen
aantreffen bij Rachels graf in Zelzah, op de grens van het land van Benjamin. Zij zullen u
vertellen dat de ezelinnen zijn teruggevonden en dat uw vader ongerust over u is en zich
afvraagt hoe hij u weer kan terugvinden.
Als u daarna bij de eik van Tabor komt, zult u daar drie mannen ontmoeten die op weg zijn om
God te aanbidden in Bethel; één van hen zal drie bokjes dragen, een ander zal drie broden bij
zich hebben en de derde zal een fles wijn hebben. Zij zullen u groeten en twee broden
aanbieden, die u moet aannemen.
Na die ontmoeting zult u een groep profeten tegenkomen bij Gibea, ook wel de heuvel van God
genoemd, waar het Filistijnse garnizoen ligt. U zult hen van de heuvel naar beneden zien komen
met harpen, fluiten, tamboerijnen en citers voor hen uit. Zij zullen al lopend profetieën uitspreken.
Op dat moment zal de Geest van de HERE met grote kracht over u komen, zodat u samen met
hen gaat profeteren en u zult zich voelen en gedragen als een ander mens. Vanaf dat moment
moet u beslissingen nemen op grond van wat u het beste lijkt onder de gegeven
omstandigheden, want de HERE zal dichtbij u zijn.
Wanneer u naar Gilgal gaat, wacht u daar zeven dagen op mij, want dan zal ik komen om de
brand- en vrede-offers te brengen. Daar zal ik u verdere aanwijzingen geven."
1 Sam. 10:9-13 - Gibea
SAUL PROFETEERT. Nadat zij afscheid hadden genomen en Saul op weg ging, gaf God hem een
nieuw innerlijk en alles wat Samuël had geprofeteerd, gebeurde diezelfde dag nog. Toen Saul en
zijn dienaar bij de Heuvel van God aankwamen, zagen zij de profeten op hen afkomen. De Geest
van God kwam over Saul en hij begon ook te profeteren. Toen de mensen die hem kenden dat
hoorden, riepen zij verbaasd: "Wat is met de zoon van Kis gebeurd? Is Saul ook een profeet
geworden?"
En één van zijn buren voegde daar nog aan toe: "Was zijn vader dat dan ook?" Zo ontstond het
gezegde: "Is Saul ook een profeet?" Toen Saul was opgehouden te profeteren, klom hij verder de
heuvel op.
1 Sam. 10:14-16
PLANNEN VOOR KONINGSCHAP NIET BEKEND GEMAAKT. "Waar hebben jullie toch gezeten?"
vroeg Sauls oom hem.
"Wij gingen op zoek naar de ezelinnen, maar konden ze niet vinden. Daarom zijn we naar de
profeet Samuël gegaan om hem te vragen waar ze waren", antwoordde Saul.
"Vertel mij eens wat hij tegen jullie heeft gezegd", zei zijn oom.
"Hij vertelde ons dat de ezelinnen waren teruggevonden!" gaf Saul ten antwoord. Maar wat
Samuël had gezegd over het koningschap, vertelde hij hem niet.
1 Sam. 10:17-25 (1043 v.C.?) - Mizpa
SAUL ALS KONING GEKOZEN. Hierna riep Samuël het hele volk Israël op om naar Mizpa te
komen en gaf hun de volgende boodschap van de HERE: "Ik leidde u uit Egypte en verloste u uit
de macht van de Egyptenaren en al die andere volken die u verdrukten. Maar ondanks dat Ik
zoveel voor u heb gedaan, hebt u Mij toch afgewezen en gezegd: 'Wij willen in Uw plaats een
koning!' Goed dan, stel u nu op voor het oog van de HERE, onderverdeeld in stammen en
geslachten."
Daarop riep Samuël de stamleiders bijeen voor de HERE en de stam van Benjamin werd door
het lot aangewezen. Daarna bracht Hij elke familie van de stam Benjamin voor de HERE en
daarbij werd de familie van Matri aangewezen. Tenslotte wees het lot Saul, de zoon van Kis, aan.
Maar toen zij hem zochten, bleek hij nergens te vinden! Daarom vroegen zij de HERE: "Waar is
hij? Komt hij nog tevoorschijn?"
En de HERE antwoordde: "Hij verbergt zich tussen de bagage."
En ja, daar vonden zij hem. Daarop begaf hij zich temidden van het volk, waar hij met kop en
schouders boven iedereen uitstak. Samuël richtte zich toen tot de aanwezigen en zei: "Dit is de
man die de HERE als uw koning heeft uitgekozen. In heel Israël is er niemand zoals hij!
Het hele volk juichte de koning toe.
Samuël vertelde het volk wat de rechten en plichten van een koning waren; hij schreef die op in
een boek en legde dat in het heiligdom voor de HERE neer. Toen stuurde hij iedereen terug naar
huis.
1 Sam. 10:26,27 - Gibea
GEMENGDE REACTIES. Op de terugweg naar zijn huis in Gibea werd Saul vergezeld door een
groep mannen van wie God de harten had aangeraakt en die zijn vaste begeleiders werden.
Toch waren er ook mensen van een laag allooi, die riepen: "Hoe kan deze man ons nu redden?"
Zij verachtten hem en weigerden hem geschenken aan te bieden, maar Saul negeerde hen
gewoon.
1 Sam. 11:1-11
SAUL TOONT LEIDERSCHAP. Rond die tijd trok de Ammoniet Nahas met zijn leger naar de
Israëlitische stad Jabes in Gilead en sloot de stad in. De inwoners van Jabes vroegen echter om
vrede. "Als u ons met rust laat, zullen wij voortaan uw dienaars zijn", drongen zij aan.
"Goed, maar op één voorwaarde", antwoordde Nahas, "Ik zal bij ieder van u het rechter oog
uitsteken als een blamage voor heel Israël!"
"Geef ons zeven dagen de tijd om anderen te hulp te roepen", vroegen de leiders van Jabes. "Als
geen van onze broeders wil komen om ons te bevrijden, zullen wij uw eis inwilligen."
Toen de boodschappers in Sauls woonplaats Gibea aankwamen en daar het slechte nieuws
vertelden, barstte de hele bevolking in tranen uit en begon luid te jammeren. Saul was op het
land aan het ploegen en toen hij bij zijn terugkeer in de stad iedereen in tranen zag, vroeg hij:
"Wat is er aan de hand?" Men vertelde hem het nieuws over Jabes.
Onmiddellijk kwam de Geest van God met kracht over Saul en hij werd woedend. Hij nam twee
runderen, sneed hen in stukken en stuurde boodschappers met die stukken door heel Israël. "Dit
zal gebeuren met de runderen van degene, die weigert Saul en Samuël in de strijd te volgen!" liet
hij bekend maken. Iedereen werd vervuld met ontzag voor de HERE en men kwam als één man
naar Saul toe. In Bezek telde Saul zijn troepen en kwam tot een totaal van 300.000 Israëlieten en
nog eens 30.000 mannen uit Juda.
Hij stuurde daarop de boodschappers terug naar Jabes om te zeggen: "Wij komen u
morgenochtend bevrijden!" Er ging een golf van vreugde door de belegerde stad, toen dat
nieuws bekend werd! De mannen van Jabes deelden hun vijanden echter mee: "Wij geven ons
over. Morgen komen wij naar buiten en dan kunt u met ons doen wat u wilt."
Maar de volgende morgen bereikte Saul in alle vroegte de stad. Hij had zijn leger in drie groepen
verdeeld en deed een verrassingsaanval op de Ammonieten. Het bloedbad dat volgde, duurde
de hele ochtend. Het overblijfsel van hun leger was zo doeltreffend uiteengeslagen dat er geen
twee mannen meer bij elkaar waren.
1 Sam. 11:12-15 - Gilgal
SAULS KONINGSCHAP BEVESTIGD. Toen riepen de mensen tegen Samuël: "Waar zijn die
mensen die zeiden dat Saul niet onze koning moest worden? Breng ze hier, dan zullen wij ze
doden!"
Maar Saul zei kalmerend: "Vandaag wordt er niemand gedood; want dit is de dag waarop de
HERE Israël heeft gered!"
Toen zei Samuël tegen de mensen: "Kom, laten we naar Gilgal gaan en het koningschap van
Saul opnieuw bevestigen." Zo gingen zij naar Gilgal waar Saul in een plechtige ceremonie voor
de HERE tot koning werd gekroond. Daarna werden vrede-offers aan de HERE gebracht en was
er grote vreugde bij Saul en het hele volk Israël.
1 Sam. 12:1-7
SAMUELS AFSCHEIDSREDE. Samuël sprak opnieuw alle aanwezigen toe en zei: "Kijk, ik heb
gedaan wat u vroeg. Ik heb u een koning gegeven die u zal regeren. Mijn eigen zonen dienen u,
maar ik sta hier als een grijze, oude man, die sinds zijn jeugd in dienst van het volk heeft
gestaan. Vertel mij nu eerlijk, nu ik hier voor de HERE en Zijn gezalfde koning sta: Heb ik ooit
iemands os of ezel gestolen? Heb ik u ooit bedrogen? Heb ik u ooit onderdrukt? Ben ik weleens
corrupt geweest? Vertel het mij, dan zal ik rechtzetten wat ik verkeerd heb gedaan."
"Nee", gaven zij hem als antwoord, "u hebt ons nooit onderdrukt of bedrogen en u hebt nog nooit
ook maar één cent aangenomen."
"De HERE en Zijn gezalfde koning zijn mijn getuigen", verklaarde Samuël daarop, "dat u mij er
nooit van kunt beschuldigen u te hebben beroofd."
"Ja, Hij is onze getuige", bevestigden zij.
"De HERE wees Mozes en Aäron aan", vervolgde Samuël. "Hij leidde onze voorouders uit het
land Egypte. Blijf nu eerbiedig staan voor de HERE terwijl ik u herinner aan alle goede dingen die
Hij voor u en uw voorouders heeft gedaan.
1 Sam. 12:8-15
Lang nadat Jakob naar Egypte was gegaan, riepen de Israëlieten die in Egypte woonden naar de
HERE. Hij stuurde Mozes en Aäron om uw voorouders naar dit land te brengen.
Maar zij vergaten de HERE, hun God, al snel. Daarom liet Hij hen verliezen van Sisera, de
bevelhebber van het leger van de stad Hazor, de Filistijnen en de koning van Moab. Toen riepen
zij weer naar de HERE en gaven toe dat zij hadden gezondigd door zich van Hem af te keren en
Baäl en Astarte te aanbidden. En zij smeekten: 'Wij zullen U aanbidden als U ons wilt bevrijden
uit de macht van onze vijanden.' Daarop stuurde de HERE Gideon, Barak, Jefta en Samuël om
hen te redden en vanaf dat moment leefde u in rust en vrede.
Maar toen u bang werd voor koning Nahas van Ammon, kwam u bij mij en zei dat u een koning
wilde om over u te regeren. En dat terwijl de HERE, uw God, altijd uw Koning was geweest. Maar
goed dan, hier is de koning naar wie u hebt verlangd. Bekijk hem maar eens goed. De HERE
heeft uw verzoek ingewilligd en hem als koning over u aangesteld. Heb vanaf nu ontzag voor de
HERE en aanbid alleen Hem. Luister naar Zijn geboden en kom niet tegen Hem in opstand. Als u
en uw koning dit doen, dient u de HERE, uw God, zoals het hoort. Maar als u toch in opstand
komt tegen de geboden van de HERE en weigert naar Hem te luisteren, zal Zijn hand net zo
zwaar op u drukken als op uw voorouders.
1 Sam. 12:16-19
Let nu maar eens op wat voor machtige wonderen de HERE doet. U weet allemaal dat het in
deze tijd van het jaar, tijdens de tarwe-oogst, niet regent; Ik zal tot de HERE bidden of Hij
vandaag donder en regen wil sturen. Dan zult u begrijpen hoe groot in feite uw goddeloosheid is
geweest door om een koning te vragen!"
Samuël riep naar de HERE en de HERE stuurde donder en regen; het hele volk kreeg diep
ontzag voor de HERE en voor Samuël.
"Bid toch tot de HERE uw God, voor ons, uw knechten, anders zullen wij sterven!" riepen zij
Samuël toe. "Nu hebben wij naast al onze andere zonden opnieuw gezondigd door ook nog om
een koning te vragen."
1 Sam. 12:20-25
"Wees niet bang", kalmeerde Samuël hen. "U hebt inderdaad gezondigd, maar zorg er in het
vervolg voor dat u de HERE met uw hele hart dient en dat u Hem op geen enkele manier links
laat liggen. Afgoden kunnen u niet helpen, juist omdat het maar afgoden zijn. De HERE zal Zijn
uitverkoren volk niet in de steek laten, want dan zou Hij Zijn grote naam te kort doen. Hij maakte
u immers tot Zijn eigen volk, omdat Hij dat zo wilde! En wat mij betreft, ik zou niet willen zondigen
tegen de HERE door niet meer voor u te bidden. Ik zal ook gewoon doorgaan met u te leren over
de dingen die rechtvaardig en goed zijn. Heb alleen ontzag voor de HERE en dien Hem trouw;
denk aan al die geweldige dingen die Hij voor u heeft gedaan. Maar als u toch blijft doorgaan met
zondigen, zullen u en uw koning worden vernietigd."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- maart
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen