14 april
2 Sam. 16:15-18 - Jeruzalem
HUSAI VEINST LOYALITEIT. Ondertussen waren Absalom en zijn mannen in gezelschap van
Achitofel in Jeruzalem aangekomen. Toen Davids vriend Husai daar aankwam, ging hij meteen
naar Absalom toe. "Lang leve de koning!" riep hij. "Lang leve de koning!"
"Is dit de manier waarop u uw vriend David behandelt?" vroeg Absalom hem. "Waarom bent u
niet bij hem?"
"Omdat ik werk voor de man die is gekozen door de HERE en door Israël", antwoordde Husai.
2 Sam. 16:19-22
ABSALOM ONTEERT BIJVROUWEN. "En wat dan nog, waarom zou ik dit niet doen? Ik hielp uw
vader en nu zal ik u helpen! U bent toch immers zijn zoon!"
Absalom wendde zich tot Achitofel en vroeg hem: "Wat gaan we nu doen?"
Achitofel gaf hem het advies: "Ga naar bed met uw vaders vrouwen, want hij heeft hen hier
achtergelaten om voor het huis te zorgen. Dan zal heel Israël weten dat u hem op een
onvergeeflijke manier hebt beledigd en zullen uw aanhangers zich vaster aaneensluiten." Zo
werd op het dak van het paleis, waar iedereen het kon zien, een tent opgezet. En Absalom ging
daar bij zijn vaders vrouwen liggen.
2 Sam. 16:23-17:4
ACHITOFELS ADVIES. Absalom volgde Achitofels adviezen nauwkeurig op, net als David had
gedaan; alles wat Achitofel zei, klonk zo wijs alsof het Gods woorden waren. "Geef me 12.000
man om vannacht de achtervolging op David in te zetten", zei Achitofel. "Ik zal hem overvallen
wanneer hij uitgeput en moedeloos is. Hij en zijn troepen zullen in paniek raken en op de vlucht
slaan; ik zal alleen de koning doden. Alle anderen laat ik in leven, zodat zij uw kant kunnen
kiezen en de vrede terugkeert in het land." Absalom en alle leiders van Israël gingen met dat plan
akkoord.
2 Sam. 17:5-14
HUSAI'S ADVIES. Maar Absalom zei: "Vraag de Arkiet Husai ook eens wat hij hiervan vindt." Toen
Husai verscheen, vertelde Absalom hem wat Achitofel had voorgesteld. "Wat denkt u ervan?"
vroeg Absalom. "Moeten wij Achitofels raad opvolgen? Als u het er niet mee eens bent, zeg het
dan."
"Ik geloof dat Achitofel deze keer een fout heeft gemaakt", zei Husai vlot. "U kent uw vader en
zijn mannen; het zijn moedige strijders en zij zijn vermoedelijk net zo geprikkeld als een berin,
waarvan de jongen zijn weggeroofd. Uw vader is een geoefend vechter en zal de nacht
waarschijnlijk niet doorbrengen temidden van de troepen. Vermoedelijk heeft hij zich al
verscholen in een hol of een grot. En als hij eruit komt en aanvalt en enkelen van uw mannen
sneuvelen, zal paniek onder uw volk uitbreken en zal iedereen denken dat uw leger een
geweldige nederlaag heeft geleden. Dan zullen zelfs de moedigsten onder hen, met harten als
leeuwen, verlamd raken door angst; want heel Israël kent de reputatie van uw vader en weet hoe
dapper zijn soldaten zijn.
Wat ik voorstel, is dat u het hele Israëlitische leger mobiliseert en zelfs de mannen uit Dan en
Berséba op de been brengt, zodat u een enorme troepenmacht tot uw beschikking hebt. Ik denk
ook dat u zelf de leiding van de troepen in handen moet nemen. Als wij hem dan vinden, kunnen
wij hem gemakkelijk overvallen en zijn hele leger vernietigen, zodat niemand in leven blijft. Als
David erin mocht slagen zich in een stad in veiligheid te brengen, kunnen wij met touwen de
stadsmuren naar de dichtstbijzijnde rivier trekken en ze daarin gooien, zodat er geen steen meer
overblijft."
Daarna zeiden Absalom en alle mannen van Israël: "Het advies van Husai lijkt ons beter dan dat
van Achitofel." Want de HERE had het zo geregeld dat het advies van Achitofel werd verworpen,
ook al was dat een beter plan. Op die manier kon Hij een ramp over Absalom brengen.
2 Sam. 17:15-22
BERICHT NAAR DAVID GEZONDEN. Husai bracht naderhand verslag uit bij de priesters Zadok en
Abjathar. Hij vertelde hun over het advies van Achitofel en wat hij daar tegenin had gebracht.
"Snel", zei hij. "Zoek David op en zeg hem dat hij vanavond niet bij de doorwaadbare plaats in de
Jordaan kan blijven. Hij moet onmiddellijk oversteken en de woestijn aan de overzijde intrekken.
Als hij dat niet doet, zullen hij en zijn hele leger sterven."
Jonathan en Ahimaäz zaten ondertussen bij En-Rogel, want zij konden zich niet in de stad
vertonen. Een slavin bracht hun de mededelingen, die zij op hun beurt naar koning David
moesten brengen. Een jongen zag hen echter toen zij En-Rogel verlieten op weg naar David en
hij vertelde dat aan Absalom. Ze wisten echter te ontsnappen naar Bachurim, waar een man hen
in een waterput op zijn binnenplaats verborg. De vrouw van die man gooide een kleed over de
put en legde er graan op te drogen. Zo kwam niemand er achter dat er mensen in die put zaten.
Toen Absaloms mannen bij het huis kwamen en haar vroegen of zij Ahimaäz en Jonathan had
gezien, vertelde zij hun dat ze de nabijgelegen beek waren overgestoken en verdwenen. Zij
zochten nog enige tijd naar de beide vluchtelingen, maar gingen tenslotte onverrichterzake terug
naar Jeruzalem.
Daarna klommen de beide mannen uit de put en vervolgden hun weg naar koning David. "Snel",
zeiden zij, "u moet zo gauw mogelijk de Jordaan oversteken!" En zij vertelden hem hoe Achitofel
had geadviseerd hem gevangen te nemen en te doden. Zo trokken David en zijn metgezellen
nog diezelfde nacht de Jordaan over. Voor het aanbreken van de dag stond iedereen op de
andere oever.
2 Sam. 17:23
ACHITOFEL PLEEGT ZELFMOORD. Achitofel, die in het openbaar was vernederd doordat Absalom
zijn advies naast zich had neergelegd, zadelde zijn ezel, reed naar zijn woonplaats, gaf zijn
familie de laatste instructies en hing zich op. Hij werd naast zijn vader begraven.
2 Sam. 17:24-29 - Mahanaïm
VOORBEREIDINGEN OP STRIJD. Korte tijd later kwam David aan in Mahanaïm. Ondertussen had
Absalom het hele Israëlitische leger op de been gebracht en leidde zijn troepen de Jordaan over.
Hij had Amasa als opperbevelhebber aangesteld in de plaats van Joab. Deze Amasa was een
achterneef van Joab; zijn vader was de Ismaëliet Jitra en zijn moeder was Abigal, de dochter van
Nahas, die een zuster was van Joabs moeder Seruja. Absalom en zijn mannen sloegen hun
kamp op in het land Gilead.
Toen David in Mahanaïm aankwam, werd hij gastvrij ontvangen door Sobi, de zoon van Nachas
uit Rabba, een Ammoniet, en door Machir, de zoon van Ammiël uit Lodebar, en door Barzillai,
een Gileadiet uit Rogelim. Zij brachten hem en zijn mannen slaapmatten, schalen, potten en
pannen, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen, honing, boter, schapen en kaas.
Want zij zeiden: "Na zo'n lange mars door de woestijn zult u wel moe zijn en honger en dorst
hebben."
2 Sam. 18:1-5
DAVID ZENDT TROEPEN UIT. David inspecteerde zijn troepen en stelde commandanten aan. Een
derde gedeelte werd onder leiding van Joabs broer Abisaï geplaatst; een ander derde gedeelte
onder de Gathiet Ittai. Joab zelf leidde het andere derde deel. De koning was vastbesloten de
leiding over het hele leger te nemen.
"Dat moet u niet doen", zeiden de mannen, "want als wij ons onverhoopt moeten terugtrekken en
de helft van ons sneuvelt, zal het voor hen niets uitmaken; zij zullen het alleen op u voorzien
hebben. U bent 10.000 man waard, daarom is het beter dat u hier in de stad blijft en ons hulp
zendt als wij dat nodig hebben."
"Goed, ik zal naar jullie advies luisteren", zei David tenslotte berustend.
Daarom stond hij aan de poort toen de troepen langs hem heen trokken. En de koning bond
Joab, Abisaï en Ittai op het hart: "Behandel de jonge Absalom niet te ruw terwille van mij." Alle
soldaten hoorden hoe hij dit tegen hen zei.
2 Sam. 18:6-8 - Woud van Efraïm
DAVIDS STRIJDERS HOUDEN STAND. Toen ontbrandde de strijd in het woud van Efraïm en de
Israëlitische troepen werden door Davids mannen teruggeslagen. Het was een grote slachtpartij,
waarbij die dag 20.000 mannen sneuvelden. In de hele streek werd gevochten en er kwamen
meer mannen in het woud om dan er op het slagveld sneuvelden.
2 Sam. 18:9-18
ABSALOM WORDT GEDOOD. Tijdens de strijd stootte Absalom op enkele mannen van David en
toen hij op zijn muildier wegvluchtte, rende het dier onder de dikke takken van een grote eik door
en raakte Absaloms haar verstrikt in die takken. Zijn muildier rende verder, terwijl hij aan een tak
bleef hangen.
Eén van Davids mannen zag hem daar hangen en meldde het Joab.
"Wat? Je zag hem daar hangen en je hebt hem niet gedood?" riep Joab boos. "Ik zou je rijk
hebben beloond en je tot officier hebben bevorderd."
"Ik zou de prins nog voor geen 1000 zilverstukken doden", antwoordde de man. "Wij hebben toch
allemaal gehoord hoe de koning tegen u en Abisaï en Ittai zei dat omwille van hem Absalom niet
ruw mocht worden behandeld. En als ik de koning had verraden door zijn zoon te doden (en de
koning zou er zeker achterkomen wie het had gedaan) dan zou u zelf de eerste zijn geweest om
mij te beschuldigen."
"Genoeg gekletst", vond Joab. Hij pakte drie werpspiesen en stak die door Absaloms hart, terwijl
deze weerloos aan de boomtakken bungelde. Tien van Joabs jonge wapenknechten omringden
Absalom daarna en doodden hem.
Daarop blies Joab op zijn bazuin en zijn mannen staakten de achtervolging van de Israëlitische
troepen. Zij gooiden Absaloms lijk in een diepe kuil in het woud en stapelden er een grote hoop
stenen overheen. Het Israëlitische leger vluchtte ondertussen terug naar huis.
Absalom had vroeger in het Koningsdal een monument voor zichzelf laten bouwen, want hij zei
toen: "Ik heb geen zonen, die mijn naam zullen dragen." Hij noemde het 'Absaloms monument'
en zo heet het vandaag de dag nog steeds.
2 Sam. 18:19-23
DAVID OVER DOOD VERTELD. Toen zei Zadoks zoon Ahimaäz: "Laat mij snel vooruitgaan naar
koning David om het goede nieuws te brengen dat de HERE hem heeft gered van zijn vijand
Absalom."
Maar Joab weigerde toestemming. "Het is geen goed nieuws voor de koning dat zijn zoon dood
is", zei hij. "Een andere keer mag je mijn boodschapper zijn."
Toen zei Joab tegen een Ethiopiër: "Ga de koning vertellen wat je hebt gezien." De man maakte
een buiging en rende weg.
Maar Ahimaäz hield niet op te vragen of hij ook weg mocht. "Nee, dat is niet nodig, mijn jongen",
antwoordde Joab. "Er is toch geen ander nieuws te melden."
"Maar dan kunt u mij net zo goed wel laten gaan", hield Ahimaäz vol.
Tenslotte gaf Joab toe.
"Goed, ga dan maar", zei hij. Ahimaäz nam de weg over de vlakte en kwam daardoor voor op de
Ethiopiër.
2 Sam. 18:24-28
David zat bij de stadspoort. Toen de wachter de trap opklom naar zijn uitkijkpost bovenop de
muur, zag hij een eenzame loper naderen. Hij riep het nieuws naar David en de koning
antwoordde: "Als hij alleen is, heeft hij vast en zeker nieuws." Toen de boodschapper dichterbij
kwam, zag de wachter nog een man naderen. Hij riep naar beneden: "Er komt nog iemand aan."
En de koning zei: "Die zal nog wel meer nieuws brengen."
"Aan het lopen van de eerste man kan ik zien dat het Ahimaäz, de zoon van Zadok is", zei de
wachter.
"Hij is een goed man en komt met goed nieuws", meende de koning.
Toen riep Ahimaäz de koning toe: "Alles is in orde!" Hij boog diep met zijn gezicht naar de grond
en zei: "Gezegend zij de HERE, uw God, Die de rebellen heeft gedood, die tegen u in opstand
durfden te komen."
2 Sam. 18:29-33
"Hoe is het met de jonge Absalom?" wilde de koning weten. "Is alles goed met hem?"
"Toen Joab mij bij zich liet komen, hoorde ik een heleboel geschreeuw, maar ik weet niet precies
wat er is gebeurd", antwoordde Ahimaäz.
"Wacht hier", beval de koning hem. Ahimaäz ging opzij.
Toen bereikte de Ethiopiër de stad en zei: "Koning, ik heb goed nieuws voor u. Vandaag heeft de
HERE u gered van allen die tegen u in opstand waren gekomen."
"Hoe is het met de jonge Absalom? Is alles goed met hem?" vroeg de koning dringend.
En de man antwoordde: "Moge het met al uw vijanden zijn, zoals het met die jongeman is."
Toen werd de koning zeer bedroefd en hij liep naar zijn kamer boven de poort. Hij huilde: "Och
mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom. Had ik maar in jouw plaats kunnen sterven.
Och Absalom, mijn zoon, mijn zoon."
2 Sam. 19:1-4
DAVID ROUWT OVER ABSALOM. Het kwam Joab al snel ter ore dat de koning huilde en rouwde
om zijn zoon Absalom. Toen het volk hoorde van het grote verdriet van de koning om zijn zoon,
verdween de grote blijdschap om de prachtige overwinning van die dag en maakte plaats voor
treurigheid. Het leger sloop de stad binnen, alsof iedereen zich schaamde en in de strijd op de
vlucht was geslagen. De koning sloeg zijn handen voor zijn gezicht en bleef maar jammeren:
"Och mijn zoon Absalom. Absalom, mijn zoon, mijn zoon!"
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- april
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen