Thuis >> 29 januari
29 januari
Aanwijzingen voor de Tabernakel
Tijdens deze ontmoeting tussen Mozes en God op de berg Sinaï, geeft God Mozes uitgebreide aanwijzingen
voor het ontwerp en de bouw van een plaats waar de Israëlieten God kunnen aanbidden. Het wordt een
tabernakel genoemd, of “ontmoetingstent”, die de Israëlieten met zich mee kunnen dragen tijdens hun trek door
de Sinaï. De tabernakel zal gevuld zijn met Gods heilige aanwezigheid en zal een altaar hebben waar de
priesters voor moeten zorgen, met hulp van de mannen van de stam van Levi. De mensen die aan het altaar
dienen zullen speciale kledij dragen wanneer zij deze functie vervullen. In de tabernakel zullen diverse soorten
offers worden gebracht, en er zullen ook andere ceremonies plaatsvinden waar God aanwijzingen voor zal
geven.
Vooral belangrijk zijn een aantal voorwerpen met een nationaal en religieus karakter. Deze zullen in de
tabernakel bewaard worden. Eén van deze voorwerpen is een houten ark, of kist, die uiteindelijk Aärons staf,
een pot manna en twee tafelen met de wet zal bevatten. De ark zelf zal ongeveer vier voet lang, twee voet
breed en twee voet hoog zijn. De bovenkant van de ark moet van een “verzoendeksel” worden voorzien,
versierd met twee engelen. Er moet ook een bijzondere tafel worden gemaakt van acaciahout, een gouden
kandelaar met een specifiek decoratief ontwerp en een reukofferaltaar.
De tabernakel zelf moet vervaardigd worden uit de beste materialen. De binnenplaats van de tabernakel zal
ruwweg 50 meter lang en 25 meter breed worden, met wanden die iets hoger dan 2 meter zijn. Een bijzonder
onderdeel van de tabernakel zal het “Heilige der Heiligen” worden genoemd. Alleen de hogepriester mag hier
naar binnengaan, en dat slechts één keer per jaar om boete te doen voor de zonden van het volk.
De details van deze blauwdrukken die aan Mozes worden gegeven, en de beschrijvingen van de gewaden van
de priesters, roepen niet alleen een gevoel van fascinatie op, maar suggereren ook dat geen enkel detail van
Gods aanbidding door de mens in Zijn ogen te klein is.
Ex. 25:1-9
GAVEN VOOR DE TABERNAKEL. De HERE zei tegen Mozes: "Zeg het volk Israël dat iedere man
die in zijn hart de behoefte daartoe voelt, Mij iets mag geven van de volgende zaken: goud,
zilver, koper, blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar, roodgeverfde
lamsvellen, dassevellen en acaciahout; olie voor de lampen, specerijen voor de zalfolie en
kruiden voor het reukwerk, onyxstenen en stenen voor de efod en het borststuk.
Het volk moet een heiligdom voor Mij maken, zodat Ik onder mijn volk kan wonen. Het moet een
grote tent worden, een tabernakel. Ik zal u een voorbeeld laten zien en nauwkeurig omschrijven
hoe Ik het gemaakt wil hebben.
Ex. 25:10-16
DE ARK. Zij moeten van acaciahout een ark maken; 113 cm lang, 68 cm breed en 68 cm hoog.
Van binnen en van buiten moet die ark worden overtrokken met zuiver goud en er moet een
gouden omlijsting omheen komen. Smeed vier gouden ringen en bevestig die aan de vier laagste
hoeken van de ark, aan beide kanten twee. Maak van acaciahout draagstokken en overtrek die
ook met goud. Die draagstokken moeten door de gouden ringen worden gestoken om de ark te
kunnen dragen. Ze moeten er voortdurend in blijven zitten. In de ark moeten de stenen
plaquettes waar de wet op staat, komen te liggen.
Ex. 25:17-22
HET VERZOENDEKSEL. Maak een deksel van puur goud, een verzoendeksel van 113 cm lang en
68 cm breed. Dan moet u twee engelen maken van gedreven goud en deze vastzetten op het
verzoendeksel, elk aan een kant van de ark. De engelen moeten hun vleugels naar boven
uitspreiden, zodat ze het verzoendeksel bedekken en in elkaars richting kijken. Zij moeten
neerkijken op het verzoendeksel. Leg het verzoendeksel op de ark en leg daar de stenen
plaquettes met de wet in, die Ik u zal geven. Daar zal Ik u ontmoeten en vanaf het verzoendeksel
tussen de engelen zal Ik met u spreken en in de ark zullen de wetten van het verbond liggen.
Daar zal Ik u mijn opdrachten voor het volk Israël geven.
Ex. 25:23-30
DE TAFEL. Maak dan een tafel van acaciahout, 90 cm lang, 45 cm breed en 68 cm hoog.
Overtrek hem met goud en maak er een gouden rand omheen. Maak er een rand van 7,5 cm
omheen en omlijst die weer met een smalle rand van goud. Maak vier gouden ringen en bevestig
deze aan de bovenkant van de poten van de tafel. Die ringen zijn voor de stokken, waarmee de
tafel moet worden gedragen. Maak de draagstokken van acaciahout en overtrek ze met goud.
Maak schotels, schalen, kannen en kommen van zuiver goud en zorg ervoor dat geregeld
toonbroden voor Mij op de tafel liggen.
Ex. 25:31-40
DE KANDELAAR. Maak een kandelaar van puur gedreven goud. De hele kandelaar en zijn
versieringen moeten uit één stuk bestaan; het voetstuk, de schacht, de bloemkelken en de
bloesems. Vanuit de schacht moeten aan elke zijde drie armen uitsteken, versierd met
amandelbloesems. De schacht zelf moet worden versierd met vier amandelbloesems, één
tussen elk paar armen en bovendien een bloesem boven de bovenste armen en onder de
onderste armen. Deze versieringen, de armen en de schacht, moeten uit één stuk puur,
gedreven goud zijn.
Maak ook zeven lampen voor de kandelaar en plaats deze zo, dat zij hun licht naar voren
werpen. De snuiters en bakjes van de lampen moeten van puur goud zijn. Er zal voor de
kandelaar ongeveer 30 kilo goud nodig zijn. Zorg ervoor dat alles wordt gemaakt naar het
voorbeeld, dat Ik u op de berg heb laten zien."
Ex. 26:1-30
DE TABERNAKEL. "Maak de tabernakel van tien gekleurde tentdoeken van 12,6 meter lang en 1,8
meter breed. Ze moeten worden gemaakt van getweernd linnen, blauwpurper, roodpurper en
scharlaken en er moeten engelfiguren in worden geweven. Bevestig vijf doeken aan elkaar voor
één zijde van de tent, zodat twee lange zijden ontstaan van elk vijf doeken. Maak aan de
uiteinden van deze zijden 50 lussen, die tegenover elkaar komen te liggen. Maak dan 50 gouden
haken om de lussen bijeen te halen, zodat de tabernakel één geheel wordt.
Het dak van de tabernakel moet bestaan uit elf tentdoeken van geitehaar, 13,5 meter lang en 1,8
meter breed. Bevestig vijf van deze doeken aan elkaar en doe hetzelfde met de zes andere,
zodat het twee lange zijden worden. Het zesde doek hangt aan de voorkant van de tabernakel
als een gordijn voor de ingang. Maak 50 lussen langs de zijden van deze twee delen en bevestig
deze aan elkaar met 50 koperen haken. Zo zullen de twee stukken één geheel vormen. Het dak
overlapt de zijkanten van de tabernakel dan overal met 45 cm. Over de tent komt dan nog een
dekkleed van roodgeverfde ramsvellen en daar overheen komt een dekkleed van dassevellen.
Het houten geraamte van de tent moet van acaciahout worden gemaakt. De panelen van het
geraamte moeten 4,5 meter hoog en 68 cm breed zijn en rechtop staan. In de smalle zijden
moeten groeven komen, zodat ze stevig tegen elkaar aan komen te staan. Twintig van deze
panelen vormen de zuidkant van de tent. Onder die twintig panelen moeten 40 zilveren
voetstukken komen, waar de rest van het geraamte in past; twee voetstukken onder elk paneel.
De noordkant van de tent moet ook uit twintig panelen bestaan, met 40 zilveren voetstukken er
onder, voor elk paneel twee. Voor de westkant van de tent moeten zes panelen worden gebruikt
en voor elke hoek van de tent twee panelen. Van boven en beneden moeten deze panelen
worden vastgemaakt met een ring. In totaal zullen er dus acht panelen zijn met zestien zilveren
voetstukken, onder elk paneel twee.
Ook de dwarsbalken moeten van acaciahout worden gemaakt. Gebruik er vijf voor elke kant van
de tabernakel. De middelste dwarsbalk loopt door het hart van de panelen van het ene naar het
andere eind van de tabernakel. Overtrek de panelen en dwarsbalken met goud en maak gouden
ringen als houders voor de dwarsbalken.
Zet deze tabernakeltent op zoals Ik het u op de berg heb laten zien.
Ex. 26:31-37
HET GORDIJN EN HET HEILIGE DER HEILIGEN. Maak een gordijn van blauwpurper, roodpurper,
scharlaken en getweernd fijn linnen en weef er engelfiguren in. Hang het gordijn aan vier pilaren
van acaciahout, overtrokken met goud en met vier gouden haken eraan. De pilaren moeten op
zilveren voetstukken staan. Hang het gordijn aan de haken. Achter dit gordijn moet de ark met de
stenen plaquettes met Gods wetten erop komen te staan. Zo zal het gordijn het Heilige en het
Heilige der Heiligen scheiden. Leg dan het verzoendeksel op de ark van het verbond in het
Heilige der Heiligen. Zet de tafel aan de andere kant van het gordijn aan de noordkant van de
tabernakel. De kandelaar moet u daar tegenover zetten.
Ook voor de ingang van de tent moet een gordijn worden gemaakt van blauwpurper, roodpurper,
scharlaken en getweernd fijn linnen. Hang dit gordijn aan vijf pilaren van acaciahout, overtrokken
met goud, waaraan gouden haken zijn bevestigd. De pilaren moeten op koperen voetstukken
staan.
Ex. 27:1-8
HET ALTAAR VOOR BRANDOFFERS. Maak een altaar van acaciahout, met een breedte en lengte
van 2,25 meter (zodat het vierkant is) en een hoogte van 1,35 meter. Laat uit de vier hoeken van
het altaar horens steken en overtrek dan het hele altaar met koper. De asemmers, schoppen,
schalen, vorken en vuurpannen moeten allemaal van koper worden gemaakt. Maak een koperen
rooster met aan elke punt een koperen ring. Bevestig dit rooster onder de rand van het altaar
boven de vuurplaats, zodat het op de helft van het altaar zit. Maak ook draagstokken van
acaciahout voor het altaar en overtrek ze met koper. De stokken moeten voor het dragen door de
ringen aan het altaar worden gestoken. Het altaar moet hol zijn, gemaakt van planken, zoals u
het op de berg hebt gezien.
Ex. 27:9-19
DE VOORHOF. Maak een voorhof voor de tabernakel, afgesloten met gordijnen van getweernd fijn
linnen. Aan de zuidkant moeten de gordijnen een lengte van 45 meter hebben en op twintig
pilaren op koperen voetstukken hangen. De gordijnen moeten met zilveren haken aan zilveren
stangen, die tussen de 20 pilaren zijn aangebracht, worden bevestigd. Hetzelfde moet u doen
aan de noordkant van de voorhof: 45 meter gordijnen, hangend aan zilveren haken en stangen
tussen twintig pilaren op koperen voetstukken.
De westkant van de voorhof moet 22,5 meter lang zijn met tien pilaren op tien koperen
voetstukken. Hetzelfde geldt voor de oostkant. Aan elke zijde van de ingang moet 6,75 meter
gordijn komen, opgehouden door drie pilaren met drie voetstukken.
De ingang van de voorhof wordt gevormd door een 9 meter breed gordijn, gemaakt van
blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen. Dit kleurige weefsel moet worden
bevestigd aan vier pilaren op vier voetstukken. Alle pilaren rond de voorhof moeten aan elkaar
worden bevestigd met zilveren stangen met zilveren haken eraan en op koperen voetstukken
staan. De voorhof zal dan 45 meter lang en 22,5 meter breed zijn, omgeven met muren van
gordijn van 2,25 meter hoog, gemaakt van getweernd fijn linnen. Alle voorwerpen die in de
tabernakel worden gebruikt en ook de pinnen waarmee alles in de grond wordt vastgezet,
moeten van koper zijn.
Ex. 27:20,21
OLIE VOOR DE KANDELAAR. Geef de Israëlieten opdracht dat zij moeten zorgen voor zuivere
olijfolie voor de kandelaar in de tabernakel, zodat die voortdurend kan blijven branden. Aäron en
zijn zonen moeten die eeuwige vlam in het Heilige zetten en er dag en nacht voor het oog van de
HERE voor zorgen, zodat zij nooit dooft. Dit is een eeuwige regel voor het volk Israël."
Ex. 28:1-43
GEWADEN VOOR PRIESTERS. "Wijd uw broer Aäron en zijn zonen Nadab, Abihu, Eleazar en
Ithamar tot priesters voor Mij. Maak heilige kleren voor Aäron om te laten zien dat hij aan Mij is
gewijd; mooie gewaden die het belang van zijn taak onderstrepen. Geef hun die een wijs hart
hebben en die van Mij een geest van wijsheid hebben gekregen, opdracht kleren te maken die
hem zullen onderscheiden van anderen; om hem te heiligen, zodat hij voor Mij het priesterambt
kan uitoefenen. Dit is de kleding die zij moeten maken: een borstplaat, een efod, een overmantel,
een bewerkt onderkleed, een tulband en een gordel. Ook voor Aärons zonen moeten zij heilige
kleding maken. Deze kleding moet worden gemaakt van goud, scharlaken en fijn linnen.
De efod moet worden gemaakt van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn getweernd
linnen. Hij moet uit twee schouderstukken bestaan, die aan elkaar moeten kunnen worden
bevestigd. De riem van de efod moet van hetzelfde materiaal worden vervaardigd: goud,
blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen.
Neem twee onyxstenen en graveer daarop de namen van de twaalf stammen van Israël, op elke
steen zes, in volgorde van leeftijd. Gebruik bij het graveren van deze stenen dezelfde werkwijze
als bij het maken van een zegel en zet de stenen dan in een gouden zetting. Bevestig de twee
stenen op de schouderstukken van de efod als gedenkstenen voor het volk Israël. Aäron zal hun
namen als een voortdurende herinnering voor het oog van de HERE op zijn schouders dragen. U
moet dus de gouden zettingen maken. Maak ook twee gevlochten gouden kettinkjes en bevestig
die aan de gouden zettingen van de stenen op de schouders van de efod.
Maak ook, met gebruikmaking van het beste vakmanschap, een borststuk van het oordeel, die
de hogepriester moet dragen wanneer hij Mij om raad vraagt bij een moeilijke beslissing. Het
borststuk moet van hetzelfde materiaal worden gemaakt als de efod: goud, blauwpurper,
roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen. De stof moet dubbel worden gevouwen, zodat
een vierkante buidel ontstaat die 23 cm lang en 23 cm breed is. Deze moet u vullen met
edelstenen; op de eerste rij sardis, topaas en smaragd, op de tweede rij haematiet, saffier en
diamant, op de derde rij opaal, agaat en amethist, op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis.
Deze stenen moeten in goud worden gezet. Elke steen vertegenwoordigt een stam van Israël en
de naam van die stam moet op de steen worden aangebracht als een zegel.
Bevestig de bovenkant van het borststuk met twee gedraaide gouden ketens aan de efod. Het
ene eind van de ketens moet worden vastgemaakt aan de gouden ringen aan de bovenste rand
van het borststuk. De andere einden moeten worden bevestigd aan de voorkant van de gouden
zettingen van de onyxstenen op de schouderstukken van de efod. Maak dan twee gouden ringen
en bevestig die aan de onderste rand aan de binnenkant van het borststuk; en maak ook nog
twee gouden ringen, die aan de benedenvoorkant van de efod, net boven de riem, moeten
worden vastgezet. Verbind dan de onderste ringen van de efod met de onderste ringen van het
borststuk door middel van een blauwpurperen koord, zodat het borststuk niet van de efod kan
losraken.
Zo zal Aäron de namen van de stammen van Israël in het borststuk van het oordeel op zijn hart
dragen wanneer hij het heiligdom binnengaat. Zo zal de HERE steeds aan hen worden
herinnerd. In het borststuk van Gods oordeel moeten ook de Urim en de Tummim worden
opgeborgen, zodat Aäron ze op zijn hart draagt als hij de HERE onder ogen komt. Gods
beslissing voor de Israëlieten zal Aäron voor het oog van de HERE op zijn hart dragen.
De mantel die onder de efod wordt gedragen, moet van blauwpurper worden gemaakt, met een
gat in het midden voor Aärons hoofd. De randen van deze halsopening moeten stevig zijn zodat
ze niet scheuren. De onderste rand van de mantel moet worden versierd met granaatappels
(vervaardigd van blauwpurper, roodpurper en scharlaken en gouden belletjes), om en om. Aäron
moet de efod dragen als hij het heiligdom ingaat om de HERE te dienen; de belletjes zullen
rinkelen als hij de HERE onder ogen komt en als hij de HERE weer verlaat, zodat hij niet zal
sterven.
Maak een plaat van puur goud en graveer daarop de woorden: 'De heiligheid van de HERE'.
Bevestig die plaat met een blauwpurperen koord op de voorkant van de tulband. Zo zal Aäron de
plaat altijd op zijn voorhoofd dragen en op die manier de schuld dragen, die voortkomt uit fouten
bij het offeren door de Israëlieten. Hij moet de plaat altijd dragen als hij de HERE onder ogen
komt, zodat het volk weer wordt geaccepteerd en de HERE hen vergeeft.
Weef Aärons onderkleed van fijn linnen met een ruitmotief en maak ook de tulband van fijn
linnen. Zijn riem moet in allerlei kleuren worden geweven. Maak voor Aärons zonen mantels,
riemen en hoofddoeken die voor hen tot een sieraad zijn. Kleed Aäron en zijn zonen in deze
kleding; wijd, zalf en heilig hen daarna, zodat ze mijn priesters kunnen zijn.
Maak ook linnen broeken voor hen, die tot aan de knie reiken, zodat hun naaktheid niet wordt
gezien. Die broeken moeten Aäron en zijn zonen dragen wanneer zij de tabernakel ingaan of bij
het altaar in het Heilige komen. Als zij dat niet doen, zijn zij schuldig en zullen zij sterven.
Dit is een regel die blijvend van kracht is voor Aäron en zijn nageslacht."
Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)
De chronologische Bijbel -- januari
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden
Wat is jouw antwoord?
Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen
Ja, ik ben al een volgeling van Jezus
Ik heb nog steeds vragen