4 januari


Verspreiding van de menselijke familie

Naast dit relaas over de zonde van Noach en de zonde van zijn zoon, vertelt het Genesis verslag ook over de voortdurende achteruitgang van de hele mensheid. Genesis concentreert zich nu op de groeiende menselijke familie op de vlakten van Sinear, een gebied dat beter bekend staat als Babylon. Ergens rond 2500 voor Christus besluiten de mensen heel ambitieus een grote stad te bouwen, Babel genaamd, met een toren zo hoog dat deze, figuurlijk gesproken, “tot in de hemel reikt”. Dit is beslist niet de eerste stad die ooit gebouwd werd. De toren is waarschijnlijk ontworpen op eenzelfde manier als de Babylonische “ziggoerat” tempels, waarvan de ruïnes nog vele eeuwen later zullen worden gevonden. Maar God is niet tevreden met deze ambitieuze plannen, kennelijk omdat het motief van de mensen gekarakteriseerd wordt door een uitdagende en aanmatigende hoogmoed, in opstand tegen God.
In het licht van deze situatie besluit God om de mens nogmaals aan zijn menselijke beperkingen te herinneren. Tot op dit moment heeft iedereen deel uitgemaakt van een enkele, zich snel uitbreidende grote familie en daarom heeft iedereen altijd dezelfde taal gesproken. Om de hardnekkige kracht van deze eenheid de kop in te drukken, grijpt God met Zijn scheppende en goddelijke kracht in om hun taal te verwarren en de mensheid over de aarde te verspreiden. Dit is niet alleen het begin van verschillende talen, maar ook van verschillende volken. Voor het eerst wordt de mensheid verdeeld in stammen, naties en zelfs verschillende etnische groeperingen. Hoewel Genesis dit niet uitdrukkelijk vermeldt, is het mogelijk dat deze bovennatuurlijke gebeurtenis de scheiding van de menselijke wezens in de verschillende rassen op gang brengt. De implicatie is van groot belang: ondanks de uiterlijke verschillen bezit de mensheid een gemeenschappelijke achtergrond, die laat zien dat de mensheid een geschapen broederschap vormt. Alle mensen zijn gelijk, ongeacht ras, natie of taal.

Gen. 11:1,2
GEMEENSCHAPPELIJKE TAAL VAN DE MENSHEID. In die tijd spraken alle mensen één taal. De bevolking groeide en trok in oostelijke richting. Toen ontdekte men in het land Sinear een grote vlakte, waar het goed wonen was. Veel mensen trokken daarheen en het werd een dichtbevolkt gebied.

Gen. 11:3,4
PLAN OM EEN STAD TE BOUWEN. De bewoners van die vlakte waren van plan een grote stad te bouwen. In die stad moest een grote tempeltoren komen te staan, die tot in de hemel reikte. Een eeuwig monument voor de bouwers. "Op die manier krijgen we een centrale plaats voor onze mensen, zodat we niet steeds verder hoeven te zwerven", meenden zij. En zo begon de bouw van de stad. Er werden grote hoeveelheden stenen gebakken en als cement gebruikten zij asfalt.

Gen. 11:5-7
MENSELIJKE HOUDING ONTSTEMT GOD. Toen de HERE de bouw van de stad en de toren zag, zei Hij: "Kijk eens wat zij al bereiken nu ze nog maar aan het begin van hun samenwerking staan.
Voor dit volk met zijn ene taal zal voortaan niets meer onmogelijk zijn! Laten Wij afdalen en hun verschillende talen geven, zodat zij elkaar niet meer begrijpen!"

Gen. 11:8,9 - Babel (ca. 2400 v.C?)
DE TAAL VERWARD. Op die manier verspreidde God de mensen over de hele aarde en zij stopten met de bouw van de stad. Daarom werd die stad Babel (Verwarring) genoemd. Dat was de plaats, waar de HERE verwarring onder de mensen stichtte door hun verschillende talen te geven en over de hele aarde te verspreiden.

Het begin van de naties

Terwijl de mensheid zich over de aarde begint te verspreiden, beginnen families zich in stammen te verdelen, en ontwikkelen de stammen zich tot naties. Het oudste ons bekende verslag over de geografische, nationale en dialectische verdelingen onder de menselijke familie staat in het boek Genesis. Deze opsomming begint met Sem, Cham en Jafeth, drie generaties vóór de grote opsplitsing te Babel. In dit verslag vinden we allereerst een korte vermelding van Jafeths zeven zonen en zeven kleinzonen, met name de afstammelingen van Jafeths zoon Javan, wiens volk zich naar het noorden verspreidt naar de kuststreken van de Kaspische, Zwarte en Middellandse Zeeën. De vermelding van de Jafethieten is misschien zo bondig omdat de Indo-Europese volkeren zich het laatst ontwikkelen en het minste contact hebben met de theocratische aangelegenheden van het Hebreeuwse volk, waar de Bijbelse tekst zich al snel op zal concentreren.
De 'tafel der naties' besteedt meer aandacht aan de nakomelingen van Cham, waarschijnlijk omdat zij zich eerder ontwikkelen en de stichters van de eerste grote rijken zullen zijn, maar ook omdat de Hebreeuwse natie met deze volkeren niet alleen de meeste banden zal hebben, maar ook vele conflicten. Chams nakomelingen zullen zich in de warmere klimaten van de zuidelijke delen van de aarde vestigen. Zij zullen de Egyptische, Kanaänitische en Arabische naties gaan vormen. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de grote strijder Nimrod, één van Chams afstammelingen, die de eerste leider in de geschreven geschiedenis is die een monarchie instelt. Zijn heerschappij over diverse stammen is kennelijk een gevolg van zijn veroveringen, niet omdat hij het natuurlijke patriarchale hoofd van deze stammen was. Het is Nimrod die Babylon (van de stad Babel) sticht in het zuiden van Mesopotamië en later de stad Nineve meer naar het noorden in Assyrië.
Van groot historisch belang is het verslag over Chams afstammelingen via Kanaän, de zoon van Cham over wie Noach een vloek uitriep. Het land dat de Kanaänieten uiteindelijk zullen bezetten staat bekend als het land van Kanaän; de moderne naam is Israël. De oorspronkelijke Kanaänitische inwoners, waaronder de Hethieten, Jebusieten en Amorieten, zullen botsen met de afstammelingen van Sem, met name met die van de Hebreeuwse natie. Dit conflict, dat de profetische aard van Noachs vloek op Kanaän bevestigt, zal zelfs tot in onze moderne tijd blijven aanhouden.
Wat Sems nakomelingen betreft concentreert de tafel der naties zich op de familielijn van Sems zoon Arpachsad. De voornaamste reden is ongetwijfeld het theologische belang van de afstamming via Arpachsad. Uit deze tak van de Semieten zal (na acht generaties) de vader van de Hebreeuwse natie, Abram, voortkomen. De Semieten zullen in het begin vooral de Mesopotamische regio bewonen, tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat. Uit de eerste Semitische nakomelingen zullen uiteindelijk ook de Syriërs, de Assyriërs, de Joktanietische Arabieren en vooral de Hebreeën voortkomen.

Gen. 10:1
NATIES VAN NOACHS ZONEN. Dit zijn de nakomelingen van Sem, Cham en Jafeth, de drie zonen van Noach, want na de watervloed werden hun zonen geboren.

Gen. 10:2-5
NAKOMELINGEN VAN JAFETH. De zonen van Jafeth waren Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras.
De zonen van Gomer waren Askenaz, Rifath en Togarma.
De zonen van Javan waren Elisa, Tarsis, de Kittieten en de Dodanieten. Hun nakomelingen werden de zeevaarders, die langs de kust wonen en ieder een eigen taal hebben.

Gen. 10:6-20
NAKOMELINGEN VAN CHAM. De zonen van Cham waren Kusch, Mizraïm, Put en Kanaän.
De zonen van Kusch waren Seba, Havila, Sabta, Raëma en Sabtecha.
De zonen van Raëma waren Scheba en Dedan.

Eén van de nakomelingen van Kusch heette Nimrod. Hij werd een machtig man op aarde, een koning. Hij was een geweldig jager, gezegend door de HERE. De naam Nimrod werd een begrip voor de mensen. Zij zeiden: "Hij is een Nimrod", waarmee dan werd bedoeld dat iemand een geweldenaar was. De basis van zijn koninkrijk waren de steden Babel, Erech, Akkad en Kalne in het land Sinear. Van daaruit trok hij naar Assur en bouwde daar Ninevé, Rehoboth-Ir, Kalah en Resen. Die laatste stad lag tussen Ninevé en Kalah en was de belangrijkste stad van het rijk.

Mizraïm was de voorvader van de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuhieten, de Pathrusieten, de Kasluhieten, waaruit de Filistijnen zijn voortgekomen en de Kaftorieten.
Kanaäns oudste zoon heette Sidon en diens broer heette Heth. De volgende volken zijn afstammelingen van Kanaän: de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, de Hevieten, de Arkieten, de Sinieten, de Arvadieten, de Zemarieten en de Hamathieten. De nakomelingen van Kanaän verspreidden zich van Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm tot Lasa.

Al deze volken, die zich overal verspreidden en veel verschillende talen spraken, waren nakomelingen van Cham.

Gen. 10:21-31
NAKOMELINGEN VAN SEM. Heber was een afstammeling van Sem, de oudste broer van Jafeth.

Hier volgen de zonen van Sem: Elam, Assur, Arpachsad, Lud en Aram.
De zonen van Aram waren Uz, Hul, Gether en Mas.
De zoon van Arpachsad heette Selah en diens zoon heette Heber.
Heber kreeg twee zonen: Péleg (dat betekent Verdeeldheid; tijdens zijn leven verdeelde God de talen van de mensen) en Joktan.
Joktan was de vader van Almodad, Selef, Hazarmaveth, Jarah, Hadcram, Uzal, Dikla, Obal, Abimaël, Scheba, Ofir, Havila en Jobab.

De afstammelingen van Joktan leefden in het gebied tussen Mescha en het in het oosten gelegen gebergte van Sefar.
Al deze mensen waren afstammelingen van Sem, verdeeld per geslacht, taal, land en volk.

Gen. 10:32
DE MENSEN VERSPREIDEN ZICH. Dit was het geslachtsregister van Noach en zijn zonen. Door de geslachten heen verspreidden hun afstammelingen zich over de aarde en vormden zo de volken.

Afstammelingen van Sem tot Abram

Na de tafel der naties zwijgt Genesis grotendeels over de bewoners van de aarde, met uitzondering van de afstammelingen van Sem via Arpachsad: Selah, Heber, Péleg en anderen, helemaal tot aan Abram, die later bekend zal zijn als Abraham en de vader van de Hebreeën zal worden. Dit is de familie van de belofte, en door middel van deze familie zal God religie en morele waarheid laten voortbestaan. Via de Hebreeuwse natie zal God uiteindelijk tot de hele wereld spreken. Het is daarom belangrijk dat Genesis Abrams afkomst terugleidt tot Sem, die via zijn vader Noach afstamt van de eerste mens, Adam.

Gen. 11:10a
SEM. Hier is nog eens een opsomming, nu uitgebreider, van de nakomelingen van Sem.

Gen. 11:10b,11 (1659 N.S.)
ARPACHSAD. Twee jaar na de grote watervloed (Sem was toen 100 jaar oud) kreeg hij een zoon, Arpachsad. Na diens geboorte leefde Sem nog 500 jaar en kreeg nog vele zonen en dochters.

Gen. 11:12,13 (1694 N.S.)
SELAH. Toen Arpachsad 35 jaar was, werd zijn zoon Selah geboren. Na Selahs geboorte leefde Arpachsad nog 403 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:14,15 (1724 N.S.)
HEBER. Selah was 30 bij de geboorte van zijn zoon Heber. Daarna leefde hij nog 403 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:16,17 (1758 N.S.)
PELEG. Heber was 34 toen zijn zoon Péleg werd geboren. Hij leefde toen nog 430 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:18,19 (1788 N.S.)
REHU. Péleg was 30 toen zijn zoon Rehu geboren werd. Hij leefde toen nog 209 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:20,21 (1820 N.S.)
SERUG. Bij Serugs geboorte was Rehu 32 jaar. Daarna leefde hij nog 207 jaar en kreeg in die tijd nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:22,23 (1850 N.S.)
NAHOR. Serug was 30 toen zijn zoon Nahor werd geboren. In de 200 jaar die hij daarna nog leefde, kreeg hij nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:24,25 (1879 N.S.)
TERAH. Toen Terah werd geboren, was zijn vader Nahor 26. Nahor leefde nog 119 jaar en kreeg nog meer zonen en dochters.

Gen. 11:26 (1949-2009 N.S.)
ABRAM, NAHOR EN HARAN. Toen Terah 70 was, kreeg hij drie zonen: Abram, Nahor en Haran.

Het is interessant om in dit verslag te zien dat er een geleidelijke afname in levensduur van de afstammelingen van Sem plaatsvindt. Sem zal zelf ongeveer 600 jaar oud worden, maar tegen de tijd van Abram is de gemiddelde leeftijd waarop mensen overlijden ongeveer 200 jaar. Het is eveneens vermeldenswaardig dat het eerste kind steeds vroeger wordt geboren. Met uitzondering van Sem en Abram zijn de meeste mannen in deze afstamming tussen de dertig en veertig jaar oud wanneer hun eerste zoon wordt geboren.
Het gecombineerde gevolg van de langere levensduur van de eerdere generaties en de verminderde levensduur van de latere generaties is dat er verrassend weinig schakels zijn in de keten van Adam tot Abram. Adam leefde tot na de geboorte van Methusalah, en Methusalah was nog in leven toen Sem werd geboren. Als we aannemen dat Abram niet de eerste zoon van Terah was, zoals andere Schriftteksten lijken aan te geven, maar werd geboren toen Terah 130 jaar oud was, dan stierf Sem pas 25 jaar voordat Abram stierf. In de eerste 2000 jaar na de schepping bestond er dus slechts een beperkt aantal generaties tussen Adam en Abram.
Genesis neemt hier een korte pauze om een bijzonder verslag over Terahs familie vast te leggen. In dit verslag is een kennismaking met Abrams neef Lot inbegrepen. Lot zal een centraal figuur zijn in de komende gebeurtenissen. Net zo belangrijk is het feit dat Abrams vrouw Saraï nog geen kinderen heeft gebaard. In een cultuur waarin het baren van kinderen, en vooral zonen, voor de vrouw van cruciaal belang is, zal Saraï's kinderloosheid van toenemende betekenis zijn.
Van groot belang is op dit moment de reis van Terah van Ur der Chaldeeën naar de stad Haran, zo'n 900 kilometer naar het noorden. Terah neemt Abram, Saraï en Lot met zich mee en reist van Ur naar het land van Kanaän via de route van de Vruchtbare Sikkel, om zo de Arabische Woestijn te omzeilen. Waarom Terah Ur verlaat is een speculatieve zaak op basis van de beschrijving in het boek Genesis. Latere Schriftteksten bieden een gedetailleerder antwoord wanneer deze vastleggen dat Abram, en kennelijk ook Terah, door God werden geboden om Ur te verlaten en naar een land te gaan dat God hun zou tonen. Het verslag over Terah en zijn reis naar Haran is dus belangrijk omdat het de basis legt voor een nog belangrijker reis van Abram; de reis waarmee het doel wordt bereikt dat God voor ogen heeft.

Gen. 11:27,28
TERAH EN HARAN. Haran had een zoon, Lot. Haran stierf echter jong in zijn geboorteland (Ur der Chaldeeën), zodat zijn vader hem overleefde.

Gen. 11:29,30
ZOWEL ABRAM ALS NAHOR HUWEN. In de tussentijd trouwde Abram met zijn halfzuster Saraï en Nahor trouwde met Milka, de dochter van Haran. Haran was ook de vader van Jiska. Saraï was onvruchtbaar en kreeg geen kinderen.

Gen. 11:31,32
TERAH VERHUIST NAAR HARAN. Op een goede dag brak Terah op vanuit Ur der Chaldeeën om samen met Abram, Harans zoon Lot en Abrams vrouw Saraï naar het land Kanaän te gaan. Onderweg bleven zij echter in de stad Haran en vestigden zich daar. Daar stierf Terah. Hij was 205 jaar oud geworden.

Job het rechtschapen slachtoffer

Ook al bestaan er in deze tijdsperiode geen verwijzingen naar Job in de Schrift, toch bestaat er bewijs dat een belangrijk historisch figuur met de naam Job hier zij aan zij met de oude patriarchen vermeld zou moeten worden. Zijn thuis is in het land Uz, dat waarschijnlijk in de noordelijke Arabische woestijn gelegen is in een gebied dat later bekend zal staan als Edom, of Idumia. Job is ongewoon rijk gezegend. Hij leeft in weelde en zijn gezin is hem enorm dierbaar. Maar het belangrijkste is dat Job een rechtschapen mens is, die zelfs onder zijn dienaren in hoog aanzien staat. Maar, Job wordt door rampspoed getroffen wanneer zijn veestapel en zijn bezittingen door een reeks tegenslagen van hem worden weggenomen. En nog erger: al zijn kinderen komen om en hijzelf wordt door een vreselijke, pijnlijke ziekte getroffen. Ook al vraagt hij zich af waarom deze rampspoed hem treft, toch blijft Jobs geloof in God overeind staan. Het gevolg hiervan is dat God zijn weelde herstelt en zelfs verdubbelt ten opzichte van zijn oorspronkelijke weelde, en dat hij nog meer kinderen krijgt. Hij sterft als een gelukkig mens.
Het verhaal over zijn sterke geloof en over zijn succesvolle strijd met de redenen voor zijn beproevingen zal vele generaties lang worden overgeleverd. Verscheidene eeuwen later, in een tijd waarin een heel volk met het probleem van het lijden te kampen heeft, zal Jobs leven de basis vormen voor een literair meesterwerk over het lijden en de oorzaken ervan. Deze nederige man heeft geen idee hoe zijn persoonlijke tegenslag eeuwenlang voor vele mensen een bron van vertroosting zal zijn. Dat feit is op zichzelf misschien al voldoende reden dat hij een dergelijke rampspoed moest ervaren. Het boek Job zal later worden gepresenteerd, en wel op het moment in de geschiedenis waarop het geschreven werd.


Download (Het Boek)
Download (Statenvertaling)

De chronologische Bijbel -- januari



Met dank aan Biblica en Harvest House Publishers. Nadruk en reproductie verboden.
Voor meer details, lees alsjeblieft onze copyrightvoorwaarden



WAT DENK JIJ? - Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is jouw antwoord?

Ja, vandaag heb ik besloten om Jezus te volgen

Ja, ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen